• No results found

Het doel van deze opgraving is de eventuele archeologische sporen op het terrein te registreren en te onderzoeken. Hierbij moeten minimaal volgende onderzoeksvragen beantwoord worden:

Welke zijn de waargenomen horizonten, beschrijving + duiding?

Op basis van de resultaten van de terreinwaarnemingen (registratie van 21 profielen) kan het terrein worden opgedeeld in zeven verschillende geomorfologische of pedogenetische zones. Van elke zone kan één profiel als referentieprofiel gebruikt worden. Voor de beschrijving van deze bodemprofielen en hun horizonten wordt verwezen naar 3.1.

Waardoor kan het ontbreken van een horizont verklaard worden?

Er zijn geen ontbrekende horizonten. Op de hoger gelegen delen werden onder het colluvium de E, B en C horizont telkens geregistreerd. In de lager gelegen, alluviale, delen werd op de bodemkaart aangegeven dat er geen profielontwikkeling had plaatsgevonden, wat ook overeenkwam met de terreinwaarnemingen.

Zijn er tekenen van erosie? In hoeverre is de bodemopbouw intact?

In de hogergelegen, onderzochte delen kon wel colluvium opgemerkt worden, maar in de profielen zelf bleek de bodemopbouw nog volledig bewaard te zijn onder dit colluvium. Buiten het projectgebied, op de hoger gelegen delen, is wel erosie geweest.

De aanwezige silo’s zijn echter wel redelijk ondiep bewaard. Dit zou er op kunnen wijzen dat er hier wel erosie heeft plaatsgevonden, echter spreekt de bewaringstoestant van de paalkuilen van de ijzertijdstructuur dit dan weer tegen. Er kan van uitgegaan worden dat er binnen het projectgebied geen of zeer weinig erosie heeft plaatsgevonden.

Zijn er sporen aanwezig? Zo ja, geef een omschrijving? Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren?

62

Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

Kan op basis van het sporenbestand in de werkzone/proefsleuven een uitspraak gedaan worden over de aard en omvang van de occupatie?

Zijn er indicaties (greppels, grachten, lineaire paalzettingen, …) die kunnen wijzen op een inrichting van een erf/nederzetting?

In werkput 1 werden sporen uit de ijzertijd opgegraven. Het betreft enkele voorraadkuilen, mogelijk een greppel en een gedeeltelijke plattegrond. Verder konden hier ook sporen uit de Romeinse periode worden opgegraven. Er werden sporen gevonden die dateren uit de vroeg Romeinse periode (einde 1ste tot begin 2de eeuw). Mogelijk gaat het om een gebouwplattegrond van het type Alphen-Ekeren.

Hier bovenop konden resten van een bijgebouw met silexfundering worden onderzocht. Een datering hiervan zit tussen de 2de helft van de 2de eeuw en het begin van de 3de eeuw. Dergelijke manier van bouwen kon vastgesteld worden op verschillende villadomeinen. Er werden ook greppels aangetroffen die het villadomein waarschijnlijk afbakenden.

In werkput 3 werd een systeem van greppels aangesneden waarvan de functie niet duidelijk is. De datering op basis van het aangetroffen materiaal ligt tussen het einde van de 1ste eeuw en het begin van de 3de eeuw.

Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

De aangetroffen sporen zijn antropogeen.

Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

De sporen zijn over het algemeen goed bewaard. Dit wordt ook bevestigd door de aanwezigheid van een E-horizont in de bodemprofielen.

Zijn er indicaties voor de aanwezigheid van funeraire contexten? Zo ja:

▪ Hoeveel niveaus zijn er te onderscheiden? ▪ Wat is de omvang?

▪ Komen er oversnijdingen voor?

▪ Wat is het, geschatte, aantal individuen? Niet van toepassing

Kunnen de sporen gelinkt worden aan nabijgelegen archeologische vindplaatsen?

De sporen uit werkput 1 kunnen gelinkt worden aan vier CAI locaties die zich op hetzelfde perceel bevinden maar hoger gelegen zijn:

CAI52603 is een keltisch wieltje uit de late ijzertijd. Deze vondst kan gelinkt worden aan de ijzertijdsporen die werden aangetroffen.

CAI 208903 zijn metaaldetectievondsten uit de Romeinse periode waaronder een bronzen munt uit de 1ste of 2de eeuw. Deze munten kom qua datering overeen met de vroeg-Romeinse sporen en structuur uit het project.

CAI700611 is een concentratie van Romeins bouwpuin en enkele metalen voorwerpen en ook CAI152529 is een concentratie van Romeins bouwpuin.

Deze twee laatste CAI-locaties kunnen gelinkt worden aan het bijgebouw en de sporen die wijzen op een afbakening van een groter geheel.

Wat is de relatie tussen de bodem en de archeologische sporen?

63

Op de hoger gelegen delen was altijd een pakket colluvium aanwezig, waardoor zowel de bodemopbouw als de archeologische sporen beschermd werden tegen verval en schade.

Wat is de relatie tussen de bodem en de landschappelijke context (landschap algemeen, geomorfologie, …)?

In de lager gelegen, alluviale delen bleek het te nat te zijn om een bodemontwikkeling te hebben. Op de iets hoger gelegen delen kon een zeer goed bewaarde bodem geregistreerd worden. Dit is mogelijk te verklaren doordat de bodem afgedekt werd door een pakket colluvium dat van hoger gelegen delen afspoelde.

Is er een bodemkundige verklaring voor de partiële afwezigheid van archeologische sporen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Nee, de bodem is intact. Dit wijst er op dat op de plaatsen waar geen sporen werden aangetroffen er nooit sporen geweest zijn.

65

Hoofdstuk 5 Besluit

Conform art. 4 § 2 van het Decreet houdende Bescherming van het Archeologisch Patrimonium van 30 juni 1993 (B.S. 15.09.1993), gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999 (B.S. 08.06.1999), 28 februari 2003 (B.S. 24.03.2003), 10 maart 2006 (B.S. 7.6.2006), 27 maart 2009 (B.S. 15.5.2009) en 18 november 2011 (B.S. 13.12.2011) zijn de eigenaar en de gebruiker ertoe gehouden de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden te bewaren en te beschermen en ze voor beschadiging en vernieling te behoeden.

Wegens rioleringswerken werden eventuele archeologische waarden in de ondergrond bedreigd. Daarom werd een archeologische opgraving van het terrein uitgevoerd. Uit de resultaten van het veldwerk bleek dat sporen uit de vroege-, en late-ijzertijd en de vroege- en midden-Romeinse periode aanwezig waren op een deel van het volledige traject. De sporen uit de ijzertijd bestonden uit enkele voorraadkuilen, mogelijk een greppel en een gedeeltelijke plattegrond.

De sporen uit de vroeg-Romeinse periode behoren tot bewoningssporen van een gebouw van het type Alphen-Ekeren.

De sporen uit de midden-Romeinse periode kunnen in verband gebracht worden met een villadomein waarvan nu enkele greppels en een bijgebouw werden aangesneden.

Op basis van enkele CAI-locaties op dezelfde percelen (afdeling 3, sectie A percelen 92c, 92d, 92b, 110c en 111a), kan er van uit gegaan worden dat er zich een volledig villadomein op het terrein bevindt. Op basis van dezelfde locaties kan er ook van uit gegaan worden dat er naast de Romeinse sporen ook enkele bewoningsfase uit de ijzertijd aanwezig zullen zijn.

Bij eventuele vrijgave het terrein blijven de algemene bepalingen die voorzien zijn in:

• het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003, 10 maart 2006, 27 maart 2009 en 18 november 2011(BS 08.06.1999, 24.03.2003, 07.06.2006, 15.5.2009 en 13.12.2011) • en het besluit van de Vlaamse regering van 20 april 1994 tot uitvoering van het decreet van

30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering van 12 december 2003, 23 juni 2006, 9 mei 2008, 4 december 2009, 1 april 2011 en 10 juni 2011

van toepassing, meer bepaald voor de bepalingen over de meldingsplicht van eventuele toevalsvondsten tijdens het verdere verloop van de werken.

67

Bibliografie

BRULET R., DELAGE R. & VILVORDER F. 2010: La céramique romaine en Gaule du Nord:

Dictionnaire des céramiques. La vaisselle à large diffusion, Turnhout.

HIDDINK H.A., 2005: Archeologisch onderzoek aan de Beekseweg te Lieshout, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 18), Amsterdam.

HIDDINK & DE BOER H.A. 2003: Het grafritueel in de late ijzertijd en Romeinse tijd in het

Maas-Demer- Scheldegebied, in het bijzonder van twee grafvelden bij Weert (Zuidnederlandse

archeologische rapporten 11), Amsterdam.

HOORNE J. 2011: Rapportage archeologische opgraving, Sint Denijs Westrem-Flanders expo zone 5/ECPD, in: GATE Rapport 28, Bredene.

VAN DEN BROEKE P.W. 1981: Bewoningssporen uit de ijzertijd en andere perioden op de Hooidonkse akkers, gem. Son en Breugel, prov. Noord‐Brabant, in: Analecta Praehistorica Leidensia XIII, Leiden: 7‐ 84.

VAN DEN BROEKE P.W. 2012: Het handgevormde aardewerk uit de ijzertijd en de Romeinse tijd van

Oss- Ussen. Studies naar typochronologie, technologie en herkomst, Leiden.

VANVINCKENROYE W. 1991: Gallo-Romeins aardewerk van Tongeren, (Publicaties van het Provinciaal Gallo-Romeins Museum Tongeren 44), Tongeren.

WEBSTER P. 1996: Roman Samian Pottery in Britain (Practical Handbooks in Archaeology, 13), York.

https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/archeologie

https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/5.6.2.5/architectuur:2.3Gebouwtypes

Spoor Vlak

Werkput Aard Vorm / Verband Aflijning / Bewaring Kleur Textuur / Materiaal Bijmenging Vondsten

Afmetingen LxBxH (cm.) Textuur: Re Redelijk Ze Zeer Za Zacht Ha Hard Va Vast Lo Los Z Zand L Leem K Klei V Veen Afkortingen: Aflijning: Re Redelijk Ze Zeer S Scherp D Diffuus Sl Slecht Go Goed Var Variabel

Nat Niet af te lijnen

Bijmenging: Bio Bioturbatie Hu Humus Glau Glauconiet BC Bouwceramiek KM Kalkmortel CM Cementmortel ZM Zandmortel HK Houtskool Fe IJzerconcreties Fe-slak IJzerslak FeZS IJzerzandsteen Mg Mangaan ZS Zandsteen KZS Kalkzandsteen KS Kalksteen LS Leisteen NS Natuursteen KW Kwarts SK Steenkool VL Verbrande leem Vondsten:

An Andere

Bo Bouwceramiek

GERELATEERDE DOCUMENTEN