• No results found

BBT-conclusies voor hoogovens

Tenzij anders vermeld, kunnen de BBT-conclusies in deze paragraaf toegepast worden op alle hoogovens.

Luchtemissies

59. De BBT met betrekking tot de lucht die tijdens het laden uit de opslagbunkers van de koolinjectie-eenheid wordt verdreven, is de stofemissies afvangen en daarop vervolgens een droge ontstoffing toepassen.

Het met de BBT geassocieerde emissieniveau voor stof bedraagt < 20 mg/Nm 3 , bepaald als gemiddelde van de bemon­

steringsperiode (discontinue meting, steekproefmonsters van minstens een halfuur).

60. De BBT bij de voorbereiding (samenvoegen en mengen) en aanvoer van de lading is stofemissies tot een minimum beperken en ze eventueel afzuigen, gevolgd door ontstoffing met behulp van een elektrostatische stofvanger of doekfilter.

( 1 ) In sommige gevallen wordt het TOC (totaal organische koolstof) gemeten in plaats van het CZV (om het in de analyse voor CZV gebruikte HgCI 2 te vermijden). De correlatie tussen CZV en TOC moet voor elke cokesfabriek afzonderlijk uitgewerkt worden. De CZV/TOC-verhouding kan variëren van ongeveer twee tot vier.

( 2 ) Dit niveau is gebaseerd op het gebruik van DIN 38405 D 27 of andere nationale normen of internationale normen die waarborgen dat gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit verstrekt worden.

( 3 ) Dit niveau is gebaseerd op het gebruik van DIN 38405 D 13-2 of andere nationale normen of internationale normen die waarborgen dat gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit verstrekt worden.

61. De BBT voor het ovenhuis (aftapopeningen, goten, laadpunten van rijdende mengers, slakspanen) is stofemissies voorkomen of verminderen door het toepassen van de volgende technieken:

I. afdekking van de goten;

II. optimalisering van het afvangrendement voor diffuse stofemissies en dampen, gevolgd door een afgasreiniging met behulp van een elektrostatische stofvanger of doekfilter;

III. damponderdrukking door tijdens het aftappen stikstof te gebruiken indien dit mogelijk is en indien geen opvang- en ontstoffingssysteem voor dergelijke emissies geïnstalleerd is.

Het met de BBT geassocieerde emissieniveau voor stof bedraagt bij gebruik van BBT II < 1 - 15 mg/Nm 3 , bepaald als daggemiddelde concentratie.

62. De BBT is teervrije gootbekledingen gebruiken.

63. De BBT is het vrijkomen van hoogovengas tijdens het laden tot een minimum te beperken door toepassing van een of meer van de volgende technieken:

I. klokloze top met primaire en secundaire egalisatie,

II. gas- of ventilatieterugwinningssysteem,

III. gebruik van hoogovengas om de bunkers onder druk te zetten.

Toepasbaarheid van BBT II

Toepasbaar voor nieuwe installaties. Voor bestaande installaties uitsluitend toepasbaar wanneer de oven over een klokloos laadsysteem beschikt. Niet toepasbaar voor installaties waar andere gassen dan hoogovengas (bv. stikstof) worden gebruikt om de ovenbunkers onder druk te zetten.

64. De BBT is stofemissies van het hoogovengas verminderen door toepassing van een of meer van de volgende technieken:

I. droge voorontstoffingsinstallaties zoals:

i. deflectors,

ii. stofvangers,

iii. cyclonen,

iv. elektrostatische stofvangers;

II. aansluitende stofreductie-installaties zoals:

i. hordenwassers,

ii. venturiwassers.

iii. ringwassers,

iv. natte elektrostatische stofvangers,

v. desintegratoren.

Voor gereinigd hoogovengas bedraagt de resterende stofconcentratie bij gebruik van de BBT < 10 mg/Nm 3 , bepaald als gemiddelde voor de bemonsteringsperiode (discontinue meting, steekproefmonsters van minstens een halfuur).

65. De BBT voor windverhitters is emissies verminderen door ontzwaveld en ontstoft cokesovengas, ontstoft hoog­

ovengas, ontstoft oxystaalovengas en aardgas afzonderlijk of in combinatie te gebruiken.

De met de BBT geassocieerde emissieniveaus, bepaald als daggemiddelde concentratie bij een zuurstofgehalte van 3 %, bedragen:

— zwaveloxide (SO x ), uitgedrukt als zwaveldioxide (SO 2 ) < 200 mg/Nm 3 ;

— stof < 10 mg/Nm 3 ;

— stikstofoxide (NO x ), uitgedrukt als stikstofdioxide (NO 2 ) < 100 mg/Nm 3 . Water en afvalwater

66. De BBT voor waterverbruik en -afvoer bij hoogovengasreiniging is zo weinig mogelijk waswater gebruiken en het gebruikte waswater zo veel mogelijk hergebruiken, bv. voor de granulatie van slak, zo nodig na behandeling met een grindbedfilter.

67. De BBT is het afvalwater van de hoogovengasreiniging behandelen door toepassing van vlokvorming (coagulatie), bezinking en zo nodig een vermindering van het gehalte aan gemakkelijk vrijkomend cyanide.

De met de BBT geassocieerde emissieniveaus, op basis van een gekwalificeerd aselect monster of een samengesteld 24-uursmonster, bedragen:

— gesuspendeerde stoffen < 30 mg/l;

— ijzer < 5 mg/l;

— lood < 0,5 mg/l;

— zink < 2 mg/l;

— gemakkelijk vrijkomend cyanide (CN - ) ( 1 ) < 0,4 mg/l.

Productieresiduen

68. De BBT is het ontstaan van afval in hoogovens voorkomen door toepassing van een of meer van de volgende technieken:

I. passende opvang en opslag om een specifieke behandeling te vereenvoudigen;

II recycling ter plaatse van grof stof van de hoogovengasbehandeling en stof van de ontstoffing van het ovenhuis, rekening houdend met het effect van emissies van de installatie waar ze gerecycleerd worden;

III. hydrocyclonage van slib gevolgd door recycling ter plaatse van de grove fractie (indien natte ontstoffing toegepast wordt en de verdeling van het zinkgehalte in de verschillende korrelgroottes een redelijke scheiding mogelijk maakt);

IV. slakbehandeling bij voorkeur door granulatie (als de marktcondities dat toelaten), voor extern gebruik van slak (bv. in de cementindustrie of voor wegenbouw).

De BBT is procesresiduen afkomstig van hoogovens die vermeden noch gerecycleerd kunnen worden, op een gecontro­

leerde manier beheren.

69. De BBT voor minimalisatie van slakbehandelingsemissies is de dampen condenseren als geurreductie vereist is.

Grondstoffenbeheer

70. De BBT voor grondstoffenbeheer in hoogovens is het cokesverbruik verminderen door direct geïnjecteerde reduc­

tiemiddelen zoals poederkool, olie, zware olie, teer, olieresiduen, cokesovengas (COG), aardgas en afval zoals metaalre­

siduen, gebruikte oliën en emulsies, oliehoudende residuen, vetten en kunststofafval afzonderlijk of in combinatie te gebruiken.

Toepasbaarheid

Koolinjectie: De methode is van toepassing in alle hoogovens die uitgerust zijn met installaties voor poederkoolinjectie en zuurstofverrijking.

Gasinjectie: Injectie van cokesovengas (COG) via een blaaspijp hangt grotendeels af van de beschikbaarheid van het gas dat eventueel elders in de geïntegreerde staalfabriek efficiënt gebruikt kan worden.

( 1 ) Dit niveau is gebaseerd op het gebruik van DIN 38405 D 13-2 of andere nationale normen of internationale normen die waarborgen dat gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit verstrekt worden.

Kunststofinjectie: Er moet opgemerkt worden dat deze techniek grotendeels afhangt van de lokale omstandigheden en marktcondities. Kunststoffen kunnen Cl en zware metalen als Hg, Cd, Pb en Zn bevatten. Afhankelijk van de samen­

stelling van het gebruikte afval (bv. lichte shredderfractie) kan de hoeveelheid Hg, Cr, Cu, Ni en Mo in het hoogovengas toenemen.

Directe injectie van gebruikte oliën, vetten en emulsies als reductiemiddelen en van vaste ijzerresiduen: De continue werking van dit systeem hangt af van het logistieke concept voor levering en opslag van residuen. Daarnaast is de gebruikte aanvoertechnologie van bijzonder belang voor een geslaagde werking.

Energie

71. De BBT is de hoogoven vlot, continu en stabiel laten werken om emissies tot een minimum te beperken en de kans op ladingverliezen te verminderen.

72. De BBT is het afgezogen hoogovengas als brandstof gebruiken.

73. De BBT is energie uit hoogovengasdruk terugwinnen indien de hoogovengasdruk voldoende hoog is en het alkaligehalte laag is.

Toepasbaarheid

De terugwinning van hoogovengasdruk kan toegepast worden in nieuwe installaties en sommige bestaande installaties, zij het dan met meer moeilijkheden en bijkomende kosten. Voor de toepassing van deze techniek is een adequate hoog­

ovengasdruk van meer dan 1,5 bar(g) van fundamenteel belang.

In nieuwe installaties kunnen de hoogoventurbine en de reinigingsuitrusting voor hoogovengas op elkaar afgestemd worden met het oog op een hoge efficiëntie van zowel wassing als energieterugwinning.

74. De BBT is de stookgassen of de verbrandingslucht van de windverhitter met behulp van het afgas van de wind­

verhitter voorverwarmen en het verbrandingsproces in de windverhitter optimaliseren.

Beschrijving

Voor de optimalisering van de energie-efficiëntie van de windverhitter kunnen een of meer van de volgende technieken toegepast worden:

— gebruik van een computerondersteunde bediening van de windverhitter,

— voorverwarming van de brandstof of verbrandingslucht in combinatie met isolatie van de koudewindlijn en het afgaskanaal,

— gebruik van meer geschikte branders voor een betere verbranding,

— snelle zuurstofmeting, gevolgd door aanpassing van de verbrandingscondities.

Toepasbaarheid

De toepasbaarheid van brandstofvoorverwarming hangt af van de efficiëntie van de verhitters, aangezien die bepalend is voor de afgastemperatuur (bv. bij afgastemperaturen onder 250 °C is warmteterugwinning mogelijk geen technisch of economisch haalbare optie).

Bij de implementatie van computerondersteunde bediening kan het nodig zijn om indien mogelijk een vierde verhitter te bouwen in geval van hoogovens met drie verhitters om de voordelen te maximaliseren.