• No results found

B1.1 Interface – Eenvoudige precisiecontrole voor interface met analoog-IO

2 Interfaces tussen DSO & DGU in detail

2.3 Besturingsinterfaces

2.3.1 B1.1 Interface – Eenvoudige precisiecontrole voor interface met analoog-IO

De DSO biedt het IEC 60870-5-104-protocol als standaardinterface voor de RTU van de klant. Dit verwacht van de klant voldoende expertise in datacommunicatie, het IEC 60870-5-104-protocol en bijbehorende datamodellen.

Niet alle klanten zijn hier klaar voor en daarom is er een backup interface met analoge signalen (4 mA - 20 mA) en digitale IO's beschikbaar voor klanten die het IEC 60870-5-104-protocol niet gebruiken.

Deze methode maakt gebruik van de analoge ingangen en uitgangen en digitale ingangen en uitgangen van de RTU's van de DSO en DER. In tabel 2 wordt een overzicht getoond van de analoge en digitale ingangen en uitgangen. Als de klant voor deze interface kiest, kan de klantfeedback-interface B4 ook niet worden verstrekt. De kleinste resolutie die op deze manier wordt verzonden, is stapjes van 10%.

Tabel 2: Communicatie d.m.v. analoge signalen Informatieverwerking in besturingsrichting

Type Gebruik XGX101

Terminal Nr Analoog signaal: 4 – 20 mA P control, -100%, …,100% (relatief t.o.v. het geïnstalleerde

actieve vermogen Pinst)

1 & 2

Analoog signaal: 4 -20mA Q control -100%, …, 100%(relatief t.o.v. het geïnstalleerde actieve vermogen Pinst)

3 & 4

Twee Digitale Outputs:

• Digitale Output 1

• Digitale Output 2

Q-mode selectie tussen:

Lokale Curve Mode (9,10 gesloten / 11,12 open) Remote setpoint Mode (9,10 open / 11,12 gesloten)

9 & 10 11 & 12 Informatieverwerking in monitorrichting

Analoog signaal: 4 – 20 mA Feedback P control -100%, …, 100% (relatief t.o.v. het geïnstalleerde actieve vermogen Pinst)

5 & 6

Analoog signaal: 4 -20mA Feedback Q control -100%, …, 100% (relatief t.o.v. het geïnstalleerde actieve vermogen Pinst)

7 & 8

Twee Digitale Inputs:

• Digitale Input 1

• Digitale Input 2

Q-mode Feedback:

Lokale Curve Mode (13 gesloten / 14 open) Remote setpoint Mode (13 open/ 14 gesloten)

13 14 Qmax en Qmin zijn de grenzen die tijdens de netstudie worden vastgelegd en opgegeven in kVAR (=

contractueel vermogen) waarbinnen het reactief vermogen zal geregeld worden. Deze grenzen worden bepaald door +/- “x”% van Pinst te berekenen. Deze grenzen kunnen in de toekomst verschillend zijn per type decentrale productie. Vandaag de dag zijn deze typisch +/- 33%.

Vb1. Een setpoint van +30% voor Q betekent voor een site met een totaal geïnstalleerd decentraal actief productievermogen van 1 MW een in te stellen waarde van 300 kVAR.

Vb.2 Een setpoint van -40% voor P betekent voor een site met een totaal geïnstalleerd decentraal actief productievermogen van 1 MW een maximaal toegelaten decentrale productie van 400 kW.

De tekenconventie die wordt gebruikt voor actief vermogen P en reactief vermogen Q is als volgt (zie ook onderstaande afbeelding):

• Actief vermogen dat van het net naar de DER stroomt (+ teken): generator die actieve energie absorbeert.

• Actief vermogen dat van de DER naar het net stroomt (- teken): generator die actieve energie produceert.

• Reactief vermogen dat van het net naar de DER stroomt (+ teken): onderbekrachtigde werking van de generator. Dit zorgt voor een daling van de netspanning op het netaansluitpunt.

• Reactief vermogen dat van de DER naar het net stroomt (- teken): overbekrachtigde werking van de generator. Dit zorgt voor een stijging van de netspanning op het netaansluitpunt.

Er worden twee digitale uitgangen gebruikt voor de selectie van de Q-Mode:

• Stand “0-1” betekent dat een fixed punt van de lokale Q-curve moet toegepast worden voor de reactieve vermogensregeling (reactief werkingspunt gekregen van de Netbeheerder) en dat het remote setpoint moet genegeerd worden.

• Stand “1-0” betekent dat er een Q-vermogen setpoint wordt aangeleverd door de DSO RTU en dat het reactief werkingspunt moet genegeerd worden.

Beide modi dienen ondersteund te worden door de DER.

De regellus voor de B1.1-interface werkt zoals weergegeven in Figuur 5.

• De DSO RTU verzendt analoge setpoints voor de volledige DER-site naar de DER RTU.

Afhankelijk van de geselecteerde Q-modus wordt alleen een P-setpoint verzonden of worden zowel P- als Q-setpoints verzonden.

• De DER RTU bevestigt de ontvangen setpoint (s) door de ontvangen analoge waarde opnieuw te verzenden naar de DSO RTU.

• De DER RTU vertaalt dit setpoint van de site naar de benodigde setpoints voor de afzonderlijke productie-eenheden

• De DER-productielocatie heeft 3 minuten om aan te passen aan het gevraagde setpoint

• De DSO krijgt bevestiging van het bereiken van het setpoint door de geaggregeerde metingen van de Flex MMU’s op de individuele producties via de B2.1-interface. Raadpleeg de

bijbehorende B2-interfacebeschrijving voor meer informatie.

Om een "oneindige regelkring" te voorkomen, moeten enkele voorzorgsmaatregelen worden genomen. Tests hebben aangetoond dat de feedback van de RTU van de klant kan afwijken van de setpointwaarde.

Voor de DER RTU aanvaarden we een maximale afwijking van +-0.1 mA voor zijn in- en uitgangskaart over het hele bereik van 4-20 mA.

Wanneer de analoge feedback van de RTU van de klant zich binnen deze maximale afwijkingen bevindt is het uitgestuurde setpoint correct ontvangen.

In §2.3.1.1 & §2.3.1.2 zien we de toegestane afwijkingen in tabelvorm.

De reactietijd voor het bereiken van het gevraagde setpoint is maximaal 3 minuten.

Figuur 4: Analoge sturing van een set point

Analogue setpoint

Customer DER Control

Device DSO

RTU

DER Units

Analogue setpoint confirmation

Individual DER setpoints

Confirmation of reaching setpoint via measurements

Time

3 minutes

max.

Figuur 5: Regellus in geval van Analoge sturing.

2.3.1.1 Setpoints gestuurd door Fluvius en ontvangen door klant

In tabel 3 zien we de percentages van -100% tot +100% die verzonden worden door Fluvius.

We zien de bijhorende nominale mA-waarden en hun maximale deviaties die door de DSO RTU worden verzonden. (Analoge setpoints)

In tabel 4 zien we de mA-waarden die door de DER-RTU worden ontvangen.

De DER-RTU vertaalt deze mA-waarden naar een bijhorend percentage.

Tabel 3 Tabel 4

2.3.1.2 Bevestigingen gestuurd door klant en ontvangen door Fluvius

In tabel 5 zien we de nominale mA-waardes en hun maximale deviaties die door de DER-RTU worden verzonden.

De DER-RTU verzendt deze waardes als bevestiging van het setpoint dat het eerder van de DSO RTU ontvangen heeft.

In tabel 6 zien we de mA-waarden die door de DSO-RTU worden ingelezen.

De DSO-RTU vertaalt deze mA-waarden weer naar een bijhorend percentage en weet zo of het eerder uitgestuurde percentage correct ontvangen werd.

DMS

% Nominal (mA) Max. Min.

-110 4,000 4,100 3,900

RANGE THAT CAN BE USED

FULL CONSUMPTION

100 % CUSTOMER INTERPRETATION Accuracy INPUT card

Tabel 5 Tabel 6