• No results found

De Duurzame Zuivelketen is een gezamenlijk initiatief van de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) en LTO Nederland. Via de Duurzame Zuivelketen streven zuivelondernemingen (NZO) en

melkveehouders (LTO) gezamenlijk naar een toekomstbestendige en verantwoorde zuivelsector. De Duurzame Zuivelketen beschrijft dit als een sector:

• waar we veilig en met plezier werken • waar een goed inkomen wordt verdiend

• die kwalitatief hoogwaardige voeding produceert • waar we met respect omgaan met dier en milieu • die wordt gewaardeerd.

Om dit te realiseren heeft de Duurzame Zuivelketen heeft gezamenlijk duurzaamheidsdoelen opgesteld. Het gaat hierbij om:

• klimaatneutrale ontwikkeling

­ 20% reductie van broeikasgassen in 2020 door de zuivelketen ten opzichte van 1990 en klimaatneutrale groei ten opzichte van 2011

­ 16% productie van duurzame energie in 2020 in de zuivelketen

­ verbetering energie-efficiency van de zuivelketen van gemiddeld 2% per jaar in 2005-2020 • behoud van weidegang

­ ten minste behoud niveau weidegang 2012 (81,2% van de bedrijven past een vorm van

weidegang toe); streven zo dicht mogelijk bij verdeling 2012 te blijven (73,6% van de bedrijven volledige weidegang, 7,6% een overige vorm van weidegang)

• continue verbetering van dierenwelzijn en diergezondheid

­ vermindering antibioticaresistentie door verantwoord antibioticagebruik in de melkveehouderij in lijn met waarden Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa).

­ verlengen gemiddelde levensduur koeien met 6 maanden in 2020 ten opzichte van 2011, mede door verbeteren klauwgezondheid, uiergezondheid en vruchtbaarheid.

­ continue verbetering score dierenwelzijn; uiterlijk 2017 is een monitoringssystematiek ontwikkeld en wordt een concreet doel vastgesteld.

• behoud van biodiversiteit en milieu

­ 100% gebruik van verantwoorde soja vanaf 2015 (RTRS of gelijkwaardig)

­ fosfaatproductie gehele veehouderij blijft onder Europees plafond (173 miljoen kg); streven is fosfaatproductie melkveehouderij maximaal op niveau 2002 te houden (84,9 miljoen kg) ­ reductie van ammoniakemissie van 5 kton in 2020 ten opzichte van 2011

­ geen nettoverlies van biodiversiteit. Herijking van de doelen

In 2017 vindt een herijking van de doelen plaats. De volgende projecten worden opgestart die bij de herijking in 2017 eventueel tot aangepaste doelen kunnen leiden:

• verkennen mogelijke doelen en indicatoren voor people en profit • verkenning van het aantal ongevallen in de zuivelsector

• ontwikkelen monitoringssystematiek in verband met het continu verbeteren van de score op dierenwelzijn

• ondersteunen onderzoek naar alternatieve eiwitbronnen voor veevoer

• ontwikkelen monitoringssystematiek om drukfactoren rond biodiversiteit in kaart te brengen • vergroten kennis over weidevogels onder melkveehouders en pilot voor verbeteren

weidevogelbeheer

Beleidsdoelstellingen

In de Duurzame Zuivelketen vindt monitoring plaats op duurzaamheidsdoelen die gezamenlijk door de sector gesteld zijn. Deze door de Duurzame Zuivelketen geformuleerde doelen, zijn mede gebaseerd op beleidsdoelstellingen van de Europese en/of Rijksoverheid (tabel B2.1).

Tabel B2.1

Achterliggende beleidsdoelstellingen van de Duurzame Zuivelketen

Thema Beleidsachtergrond

Klimaatneutrale ontwikkeling

Broeikasgasemissie

De zuivelketen moet een bijdrage leveren aan internationale klimaatafspraken. Door de EU zijn bindende afspraken gemaakt om de uitstoot in 2030 met 40% te verminderen ten opzichte van 1990. Voor de niet-ETS-sectoren (waaronder de landbouw) zijn voor 2020 emissieplafonds vastgesteld en geldt in 2030 een bindende reductieafspraak van 30% ten opzichte van 2005. Voor 2050 is zowel door de EU als door de NL overheid de ambitie uitgesproken dat de emissie van broeikasgassen met 80-95% is gereduceerd ten opzichte van 1990 (PBL, 2015).

Energie-efficiëntie

Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren

• De ATV-sector streeft naar een verdere reductie van het gebruik van fossiele energie van gemiddeld 2% per jaar tot aan 2020 in alle landbouwsectoren door toepassing van energiebesparingsmaatregelen zoals zuinigere apparatuur, een zuiniger machinepark, isolatie, efficiëntieverhoging en inzet van duurzame energie.

• Uiterlijk in 2010 zijn er in alle plantaardige en dierlijke sectoren meerjarenafspraken om jaarlijks ten minste 2% energiebesparingen (energie per eenheid product) te realiseren. Duurzame energie

Energieakkoord

De zuivelketen moet een bijdrage leveren aan de nationaal geldende doelstelling: in 2020 moet in Nederland 14% van alle energie duurzaam zijn opgewekt. In 2023 moet dat 16% zijn.

Behoud van weidegang Convenant Weidegang

Zo veel mogelijk koeien weidegang te bieden en ten minste het huidige niveau van melkveebedrijven met weidegang behouden. De Nederlandse zuivelondernemingen hebben in het convenant onder andere vastgelegd te streven naar het op commerciële basis op de markt brengen van zuivelproducten die geproduceerd zijn met melk van koeien die weidegang hebben gehad waarvan geborgd is dat deze melkkoeien minimaal 120 dagen per jaar, ten minste 6 uur per dag zijn geweid.

Continue verbetering van dierenwelzijn en

diergezondheid

Convenant Antibioticaresistentie Dierhouderij

De doelstelling van dit convenant is om te komen tot een reductie van de

antibioticaresistentie en een verantwoord gebruik van antibiotica in de dierhouderij (Rijksoverheid, 2008). Aanvullend heeft de Nederlandse overheid in 2010 als doelstelling geformuleerd dat het antibioticagebruik in de gehele Nederlandse dierhouderij in 2013 moet zijn teruggebracht tot het niveau van 1999, wat ten opzichte van 2009 een daling van 50% betekende (Rijksoverheid, 2010). De onafhankelijke SDa (Autoriteit

Diergeneesmiddelen) formuleert sectorspecifieke streefwaarden voor antibioticumgebruik. Het niveau van de streefwaarden wordt zo vastgesteld dat, indien op termijn alle sectoren en bedrijven hieraan voldoen, de Nederlandse dierhouderij als geheel de reductie van 50% ten opzichte van 2009 zal hebben gerealiseerd.

Thema Beleidsachtergrond Behoud van biodiversiteit

en milieu

De Round Table on Responsible Soy Association (RTRS) is een wereldwijd multi- stakeholder-initiatief dat zich richt op een verantwoorde sojaproductie en hiervoor criteria heeft opgesteld. De Nederlandse industriële gebruikers van soja in veevoer, verenigd in de taskforce duurzame soja, streven ernaar dat in 2015 100% van de aangekochte soja voor de Nederlandse veehouderij verantwoord geproduceerd is, volgens de RTRS-standaard of gelijkwaardig.

Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij

De doelstelling voor RTRS soja volgt onder andere uit de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij, waarbij onder andere de uitdagingen zijn benoemd om:

• de voer-mestkringloop op bedrijfs-, nationaal of Noordwest-Europees niveau te sluiten • mineralen uit dierlijke mest als meststoffen maximaal te benutten door mest te

bewerken/verwerken

• verder te werken aan verduurzaming van diervoeder(grondstoffen).

EU-nitraatrichtlijn

Sinds 2006 geldt in Nederland het stelsel van gebruiksnormen voor dierlijke mest, stikstof- totaal en fosfaat. De gebruiksnormen zijn bedoeld om de hoeveelheid meststoffen af te stemmen op de behoefte van het gewas. Vanaf 2015 worden in Nederland

fosfaatgebruiksnormen toegepast die zijn gebaseerd op evenwichtsbemesting. Voor dierlijke mest heeft Nederland derogatie aangevraagd. Dit betekent dat, onder bepaalde voorwaarden, op melkveebedrijven meer dierlijke mest kan worden gebruikt dan de algemeen geldende richtlijn van 170 kg N per hectare (EZ, 2014). Een belangrijke voorwaarde aan de derogatie is dat minimaal 80% (was 70%) van de oppervlakte landbouwgrond in de periode 15 mei tot en met 15 september onafgebroken met gras wordt beteeld.

Nationale emissieplafond ammoniak

Door de Europese Commissie zijn per lidstaat de National Emission Ceilings Directive (NEC- plafond) voor verzurende stoffen, waaronder NH3, vastgesteld. Voor Nederland is een NEC- plafond voor de emissie van ammoniak vastgesteld van 128 miljoen kg in 2010 (EU, 2001; PBL, 2007). Het Compendium voor de Leefomgeving meldt dat vooruitlopend op het vaststellen van de plafonds in 2012 afspraken zijn gemaakt. Voor ammoniak is voor 2020 ten opzichte van 2005 een emissiereductie van 13% afgesproken. Dat zou neerkomen op een emissieplafond van 122 miljoen kg in 2020.

Natura 2000. Het behalen van deze doelen wordt nagestreefd via de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). In het kader van de PAS zijn afspraken uitgewerkt tussen de rijksoverheid en de land- en tuinbouw over generieke maatregelen voor het verlagen van de ammoniakemissie met circa 10 miljoen kg (RVO, 2014). De melkveehouderij zou de helft (5 miljoen kg) hiervan voor zijn rekening nemen (NZO en LTO Nederland, 2013).

Overige belangrijke ontwikkelingen en beleidsdoelstellingen Afschaffing melkquotum en groei van melkveebedrijven

Per 1 april 2015 is het melkquotum opgeheven. Dit betekent dat de hoeveelheid melk die in Nederland geproduceerd mag worden, niet meer wordt begrensd via productierechten. Via quotumverruiming heeft de afgelopen jaren reeds een groei van de melkveestapel plaatsgevonden. De verwachting is dat de melkproductie de komende jaren nog verder zal stijgen. In het zuivelplan (NZO en LTO Nederland, 2013) schetst de sector twee groeiscenario’s: een groei van de melkproductie met 10% respectievelijk 20% ten opzichte van 2011.

Een toenemend deel van de mest wordt verwerkt. In de Meststoffenwet is opgenomen dat een deel van het mestoverschot op bedrijfsniveau verwerkt moet worden (tabel B2.2) Dit geldt ook voor de melkveehouderij.

Tabel B2.2

Percentages mest van het mestoverschot op bedrijfsniveau dat verwerkt moet worden (Meststoffenwet)

Regio 2014 2015

Zuid 30% 50%

Oost 15% 30%

Overig 5% 10%

In de melkveehouderij was tot juli 2015 geen sprake van dier- of mestproductierechten zoals in andere dierlijke sectoren in Nederland. Op 1 januari 2015 de ‘Wet verantwoorde groei

melkveehouderij’ van kracht geworden. Deze wet stelt eisen aan de uitbreiding van melkveebedrijven om te borgen dat die uitbreiding in het kader van de Nitraatrichtlijn verantwoord plaatsvindt. Door deze wetgeving wordt de groei van de melkveehouderij gereguleerd, doordat aan de toename van de fosfaatproductie boven de referentie van 2013 de voorwaarde wordt verbonden dat deze of op eigen grond geplaatst wordt of voor 100% op eigen grond wordt verwerkt, of een combinatie van beide. Het beleidsvoornemen is om ook fosfaatproductierechten in te voeren in de melkveehouderij.

Daarnaast is per 1 april 2015 een AMvB aangenomen die beperkingen stelt aan de groei van bedrijven zonder gronduitbreiding. Melkveebedrijven die door uitbreiding extra fosfaat produceren, moeten jaarlijks aantonen dat zij over voldoende grond beschikken om ten minste een deel van de extra fosfaat binnen het bedrijf te kunnen gebruiken.

Dierenwelzijn en -gezondheid

Het beleid voor dierenwelzijn, veterinaire aspecten en volksgezondheid is de primaire verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid en de EU. Dierenwelzijnsregels vielen onder de

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Vanaf 1 juli 2014 gelden de regels onder Wet Dieren. De Wet Dieren gaat uit van de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier.

Hieronder wordt het volgende verstaan:

‘De erkenning van de eigen waarde van dieren, zijnde wezens met gevoel. Bij het stellen van regels bij of krachtens deze wet, en het nemen van op die regels gebaseerde besluiten, wordt ten volle rekening gehouden met de gevolgen die deze regels of besluiten hebben voor deze intrinsieke waarde van het dier, onverminderd andere gerechtvaardigde belangen. Daarbij wordt er in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd.’

Dit wordt verder gedefinieerd met behulp van de 5 Vrijheden van Brambell, waarin gesteld is dat dieren gevrijwaard zijn van: 1. dorst, honger en onjuiste voeding, 2. fysiek en fysiologisch ongerief, 3. pijn, verwonding en ziektes, 4. angst en chronische stress, en 5. beperking van hun natuurlijk gedrag.

In de Wet Dieren staan specifieke eisen gesteld aan het houden, vervoeren en slachten dan dieren, maar ook het be- en verwerken van dierlijke producten.

In Noord-Holland zijn er nog relatief veel melkveebedrijven met weidegang. Stimulansen om

weidegang te behouden, komen deels uit de markt. Cono was bijvoorbeeld de eerste zuivelverwerker die een toeslag hanteert voor melk dat van bedrijven met weidegang komt.

B2.5 Duurzaamheidsdoelen visserij