• No results found

MEETTECHNIEKEN NADER BESCHOUWD

B3.3 CONE-PRESSUREMETER

De cone-pressuremeter (figuur B3.3), bestaat uit een cilindrisch membraan, dat enigszins cilindrisch kan expanderen door het op te blazen. De conepressuremeter wordt geplaatst direct achter een sondeerconus. De sondeerconus wordt zoals gebruikelijk in de grond ge-drukt; op de gewenste dieptes wordt er een meting met de cone-pressuremeter gedaan door het membraan op te blazen. Hierbij wordt de druk en expansie van het membraan gemeten. Er worden dan een aantal belast-ontlast curven gevolgd, zie figuur B3.4.

FIGUUR B3.3 CONE-PRSSUREMETER

FIGUUR B3.4 CONEPRESSUREMETER, ONTLAST-HERBELAST CURVE

68

Figuur B3.3

BIJLAGE 4

WATERSPANNINGSMETING

B4.1 ALGEMEEN

In deze bijlage wordt ingegaan op metingen van waterspanningen door middel van peilbuis- en waterspanningsmetingen.

De grondwaterdrukken in diverse lagen worden, afhankelijk van de doorlatendheid van de betreffende laag en het tijdsbestek waarbinnen veranderingen van de grondwaterdruk optre-den, gemeten met een open peilbuis of met behulp van een waterspanningsmeter.

B4.2 PEILBUIZEN

Peilbuiswaarnemingen van stijghoogten in de zandondergrond en waterspanningsmetingen in slecht doorlatende grondlagen zijn een belangrijke bron van informatie voor inzicht in de grondwaterstroming bij dijken. Behalve voor rechtstreekse extrapolatie naar ontwerpom-standigheden kunnen de waarnemingen ook worden gebruikt om schematiseringen te ijken aan werkelijke omstandigheden, alvorens te extrapoleren naar ontwerpomstandigheden. Een peilbuis bestaat uit een filter, dat in de betreffende grondlaag wordt geplaatst, opgelengd met buizen tot iets boven het maaiveld. Bij land dat mogelijk overstroomd, zoals uiterwaar-den dienen de buizen te woruiterwaar-den opgelengd tot boven de maximale waterstand, om verstop-pingen en foute meetwaarden tijdens hoog water te voorkomen.

Verder is het van groot belang om de peilbuizen regelmatig ten opzichte van NAP in te meten.

Doordat de buis boven open is, zal de waterspiegel in de buis zich instellen op een niveau dat overeenkomt met de stijghoogte (= druk) φ, van het grondwater rond het filter.

Indien de grondwaterdruk verandert, zal de hoogte van de waterspiegel in de peilbuis even-veel veranderen. Dit betekent dat er een zekere hoeeven-veelheid water door het filter moet toe- of afstromen. Dat veroorzaakt vertraging en demping.

In een doorlatende grondslag (grind en zand) geeft de peilbuis reeds na redelijk korte tijd (enkele minuten tot enkele uren) de nieuwe stand aan. Bij een minder doorlatende grondslag (veen, klei) zou dit veel dagen en bij zeer ondoorlatende grond zelfs weken vergen. Een peil-buis is in slecht-doorlatende grond derhalve onbruikbaar.

Is de zogenaamde aanpassingstijd van een peilbuis te lang, dan dient gebruik gemaakt te worden van een waterspanningsmeter. Deze hebben een geringer waterverbruik. Dit is de hoeveelheid water die door het filter moet toe- of afstromen als functie van de verandering in de te registreren grondwaterdruk.

De peilbuizen zijn, naar de wijze van plaatsen, te onderscheiden in 2 groepen: – peilbuizen, die in de grond worden weggedrukt;

– peilbuizen, die in een boorgat worden afgesteld. Aflezing kan geschieden:

– met de hand dat wil zeggen met een peilklokje of elektrisch peilklokje met meetlicht; – een of andere vorm van automatische registratie (vlotterschrijver, niveauvolger,

water samen. Dit betekent dat om de waterstand te bepalen ook de luchtdruk zelf dient te worden opgemeten. De opnemer die de luchtdruk registreert dient zich op een plaats te bevinden die altijd droog blijft. Bij het inhangen van de drukmeter in de peilbuis, moet nauwkeurig de hoogte/diepte van de drukmeter bepaalt worden.

B4.3 WATERSPANNINGSMETERS

Er zijn twee typen waterspanningsmeters: – manometer waterspanningsmeter; – elektrische waterspanningsmeter. B4.3.1 MANOMETERTYPE

Een Bourdon waterspanningsmeter is niets anders dan een in de grond weggedrukte 3/4” peilbuis met filter, die aan de bovenkant afgesloten is en waarop een manometer is aangeslo-ten. De buis is geheel met water gevuld (gesloten systeem). Teneinde dit te kunnen controle-ren bestaat het bovenste gedeelte van de buis uit een zogenaamd opzetstuk, waarin zich een peilglas bevindt (zie figuur B4.1).

FIGUUR B4.1 ONDERDELEN VAN EEN BOURDON WATERSPANNINGSMETER

Bovenin het opzetstuk is een vuldop aangebracht. De manometeraansluiting bevindt zich ter hoogte van de onderkant van het peilglas. De Bourdon manometer heeft meestal een bereik van -100 tot +50 kPa.

Het bovenstaande impliceert, dat de stijghoogte van het water in de grondlaag waarin het filter zich bevindt, gelijk is aan het niveau van de manometer, vermeerderd met de aflezing. Zodra echter de waterstand in het opzetstuk lager is dan het niveau van de nanometer, gaat deze regel niet meer op en moet water worden bijgevuld. De aanpassingstijd van dit type waterspanningsmeter varieert van enkele uren in kleihoudend zand tot enkele dagen in de klei. Dit komt omdat de manometer toch nog betrekkelijk veel water gebruikt.

70 Figuur B4.1

de grond bevindt, zodat dit gemakkelijk vervangen kan worden. Als nadeel geldt de gevoelig-heid voor temperatuurwisselingen en gasinsluitingen.

Afhankelijk van de doorlatendheid van de samendrukbare lagen en het tempo van ophogen kan dit type waterspanningsmeter goed worden gebruikt voor het bepalen van de toename van de waterspanning ten gevolge van ophogingen. Hiermee kan de stabiliteit van de opho-ging worden beoordeeld, als mede de nog te verwachten zetting. Mede door de relatief lage kosten heeft de Bourdon een groot toepassingsgebied gevonden.