• No results found

5 Aylaes, ic mach wel weenen ende druckelijck claghen

sprake van overslaand rijm, dat wil zeggen de rijmklank b die de eerste vier verzen afsluit, luidt tevens de laatste vier verzen in. Bij dit rijmtype worden meestal de eerste twee muzikale frasen herhaald (abab). Dat zal hier ook wel de bedoeling zijn geweest. Er blijven dan nog vier tekstverzen en drie muzikale frasen over. Het meest voor de hand ligt het om bij het zevende vers weer een muzikale herhaling toe te passen, en wel de muziek van het vijfde vers: zo wordt het rijm c muzikaal beantwoord. Het resultaat klinkt alleszins bevredigend, al hebben we geen zekerheid dat de tekst in de zestiende eeuw precies zo gezongen werd. Op vergelijkbare wijze kan de vierregelige melodie uit Obrechts proportie worden geteksteerd; dat hebben we gedaan bijAL52 (zie aldaar).

Als alle die werelt in vruechden is heeft een bescheiden populariteit genoten. Er

zijn althans enkele contrafacten op bekend, waaronder een uit het Antwerps Liedboek zelf: Ghi ruyters, gesellen van avontueren (AL52, zie aldaar). Voorts kennen we enkele schriftuurlijke liederen met de wijsaanduiding Dat ick om een schoon vrouw

moet sterven, hetgeen verwijst naar de voorlaatste regel van de zesde strofe van het

onderhavige lied.

Literatuur: De Werd 1984; Bonda 1996, p. 243; Kessels en Jas 1997, dl. 17, p. 1-4; Repertorium 2001,T0325,M0049.

5 Aylaes, ic mach wel weenen ende druckelijck claghen

Klaaglied. Afwisselend per strofe, klaagt een man over zijn vrouw en de vrouw over haar man.

druckelijck: vol verdriet

1,1

Dat ik ooit aan zo'n huwelijk begon! 1,2

dat ic tijts genoech quam: dat ik er vroeg

genoeg aan begonnen ben 1,4

met moede gram: kwaad

1,5

achterlam: lamlendige

1,6

verblijf: nachtbraker (?) even stijf: voortdurend

1,7

Voortdurend heb ik verschrikkelijk veel last van dat mens!

1,8

Ik heb een man, en dat is er één te veel (eig. Ik heb er niet meer te veel dan één) 2,3

verdrietelijcken: onaangenaam

2,4

59

vermaert voor een clappeye: staat bekend

als een kletskous 3,1

Commeren: Roddelaarsters

3,2

een groot getal: en masse

Minstens eens per week draait ze echt helemaal door (eig. rammelt de kei in haar hoofd)

3,3

En zo zijn er meer, maar ik ken ze ook niet allemaal 3,4 gheschal: misbaar 3,5 knijf: mes 3,6

En omwille van zo'n stuk venijn 3,7

ledich: lui

4,1

Hem grouwelt dat: Hij heeft er een hekel

aan als 4,2 voort: tevoorschijn 4,4 versmoort: straalbezopen 4,5

seer verstoort hi dan: volledig over de

rooie is-ie dan 4,6

gespan: kameraad

4,7

Ongehout: Ongetrouwd

5,1

Ik ben haar zo zat 5,5

Dat ik (zeg), als een verstoten sukkel 5,6

tuysschen: dobbelen

6,3

den elleboghe roeren: (omschrijving voor

het dobbelen)

Waar Jonker Grapjas een bekertje zit te drinken

6,4

beroeyt: berooid

6,5

Ik heb er spijt van dat ik hem ooit als mijn man genomen heb

6,6

caelgie: modepop

7,1

nyeu fatsoen: iets nieuws

7,2

koers: keurs, onderrok

7,3

een saeyen faelgie: een fijnwollen

hoofddoek

Dan krijg ik een preek aan mijn broek! 7,6

oorlof nemen: afscheid nemen

8,1

bremen: leven

8,3

Ik werd nog liever in de ban gedaan 8,6

Fortuyne: (het gepersonifieerde noodlot)

8,7

gan: gunde

Om de beurt beschrijven een man en een vrouw uitvoerig de gebreken van hun huwelijkspartner. Hij klaagt dat zij roddelt, kijft en ruziet dat het niet mooi meer is en dat zij bovendien nog voortdurend met een nieuwe outfit wil pronken. Zij jammert dat hij driftig is en liever lui dan moe: hij verdrinkt en vergokt het geld in de kroeg en wanneer hij dan dronken thuis komt, is er met hem helemaal geen land meer te bezeilen. Bovendien is hij een

waarde-60

loze handelaar: hij brengt spullen naar de markt die al aan een ander verkocht zijn. Dit is het enige lied in het Antwerps Liedboek waarin door middel van kopjes wordt aangegeven wie er in een strofe aan het woord is. Dit doet denken aan toneelrollen, en er is meer dat dit lied tot een echte uitvoeringstekst maakt. De twee personen richten hun kritiek niet rechtstreeks tot elkaar, maar ze lijken elk hun standpunt aan toehoorders duidelijk te willen maken. Ook de slotstrofe wijst op de aanwezigheid van publiek: de vrouw neemt expliciet afscheid (8,1) en doet dat met een formulering die vaak gebruikt wordt in toneelvoorstellingen van de rederijkers. Misschien was het lied oorspronkelijk onderdeel van een tafelspel, een kort toneelstuk dat rederijkers bij bepaalde gelegenheden opvoerden voor de tafel van een feestvierend gezelschap. Het vers waarin de vrouw andere vrouwen een goed jaar toewenst (8,2), doet denken aan een nieuwjaarspel, een type tafelspel waarin af en toe ook gezongen werd. Hoe het ook zij, uitgevoerd door twee zangers moet het een kostelijk nummer zijn geweest.

Op het niveau van de vorm wijzen verschillende elementen op een

rederijkersherkomst. De refreinregels vertonen een kleine, functionele variatie: de strofen van de man hebben een andere refreinregel dan die van de vrouw. Er is zorg besteed aan het rijm: het rijmschema (ababbccc) is consequent aangehouden en in de zesde regel van elke strofe is er amper opvallend, maar juist daardoor geraffineerd rijm: het voorlaatste woord rijmt op een slotwoord van regel 5 (zg. overlooprijm, bijvoorbeeld in strofe 1: gram (5): achterlam verblijf (6)). De verschillende strofen vertonen parallellen in opbouw: elk personage begint met een bijna identieke openingszin (1,1 en 2,1) en ook de openingswoorden van de volgende strofen wijzen op een uitgebalanceerde opbouw: Mijn wijf (3), Mijn man (4), tussenstrofe (5), Mijn

man (6), Mijn wijf (7), slotstrofe (8).

Er is geen melodie voor dit lied bekend. Wel kennen we twee contrafacten. Boven een schriftuurlijk liedje uit de Veelderhande liedekens (1566) staat de wijsaanduiding

Aen elcke oore hangt een man (het refrein van de vrouwenstrofen). In hetzelfde

boekje komt een lied voor met vrijwel dezelfde, karakteristieke strofevorm. Hiervan luidt de wijsaanduiding Ghy jongers wilt nu vruecht hantieren, dat naar een onbekend lied verwijst dat kennelijk op dezelfde melodie werd gezongen.