• No results found

Stap 9. Toetsen effecten aan Habitat en Vogelrichtlijn (Hoofdstuk 7)

2. Een grote habitatplek die de norm voor een sleutelpopulatie haalt, in een netwerk dat als geheel tevens de norm voor een netwerk met sleutelpopulatie haalt Een sleutelpopulatie is een

5.3 Autonome ontwikkeling en effect op de fauna 1 Autonome ontwikkeling

Staatsbosbeheer stelt als beheerder van het nationale park om de tien jaar een beheer- en inrichtingsplan op (Anoniem 1988). Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuwe versie van dit plan met een tijdshorizon tot 2010. Een concrete doorkijk naar een verdere toekomst is nog niet gegeven. In de figuren 9 en 10 zijn de relevante ontwikkelingen weergegeven voor de onderzochte soorten in het onderhavige onderzoek. De nummering in de figuren correspondeert met de nummering in onderstaande beschrijving.

Net als in de bestaande inrichtingsplannen wordt het streven in de komende tien jaren de heidevelden onderling te verbinden door het kappen van bos (1). Dit heeft voor een deel al plaatsgevonden ten oosten van het Pompstation en tussen het heideveld Op den Bosch langs de spoorlijn en de heidevelden ten noorden daarvan (2). In de toekomst wordt een tweede verbinding gemaakt over de Meinweg meer naar het oosten. Daarbij wordt de verbinding bij Op den Bosch verwijd en wordt langs en over de spoorlijn een verbinding gelegd met het heide en schraalgraslandgebied Het Loom en Crayhof ten zuiden van de spoorlijn (3). Ook zullen de heidegebieden in het deelgebied Lange Luier uitgebreid worden naar het westen en oosten, in de vorm van een mozaïek van heide, schraalgrasland en bosjes (4). In totaal gaat het om een uitbreiding van het heideareaal met enkele tientallen hectaren. De verbindingen worden noodzakelijk geacht voor het vergroten van de duurzaamheid van nu versnipperde populaties van aan heide gebonden soorten. Een andere belangrijke ontwikkeling is het herstel van het Melickerven en Herkenbosscherven (5). Ongeveer een kwart van dit gebied is al verworven en in beheer bij Staatsbosbeheer. De rest van het gebied ligt in het nationale park en is in provinciale beleidsplannen aangewezen als toekomstig natuurreservaat. Buiten de huidige grenzen van het nationale park vinden ook belangrijke ontwikkelingen plaats. In aansluiting op het park wil de provincie enkele honderden hectaren natuurontwikkelingsgebied realiseren ten oosten van de voormalige Staatsmijn Beatrix (6) en ten zuidwesten tientallen hectaren reservaat- en beheersgebied rondom het natuurgebied de Turfkoelen tot en met de oeverlanden van de Roer (7). In de bossen wordt overgegaan naar geïntegreerd bosbeheer, waarbij de aandacht meer dan voorheen uitgaat naar inheemse boomsoorten, mengingen, dood hout en open plekken.

Effect autonome ontwikkeling op amfibieën

De geplande natuurontwikkeling heeft een uitbreiding van het habitat voor amfibieën tot gevolg. Er zullen zowel voor de rugstreeppad als voor de kamsalamander nieuwe leefgebieden ontstaan en bovendien zal de ruimtelijke samenhang binnen het netwerk verbeteren. Het huidige netwerk van de kamsalamander is onvoldoende verbonden en de overleving van de kamsalamander berust vooral op de populaties in het noordoosten van de Meinweg. Uitbreiding van het netwerk met nieuwe populaties en een verbetering van de ruimtelijke samenhang zullen de duurzaamheid van de kamsalamander in de Meinweg aanzienlijk verbeteren. Ook voor de rugstreeppad zal de natuurontwikkeling de duurzaamheid van het netwerk vergroten.

Effect autonome ontwikkeling op reptielen

Voor de reptielen zullen de bestaande plannen voor de Meinweg en de directe omgeving leiden tot een sterke vooruitgang. Met name voor de zandhagedis zal in de randgebieden extra habitat ontstaan waardoor de structuur van de hele netwerkpopulatie verbetert. Binnen de Meinweg zal het verbinden van de verschillende heideterreinen leiden tot een uitbreiding van habitat en een versterking van de ruimtelijke samenhang. Vooral voor de, op dit moment slecht verbonden, terreinen in de periferie zal dit resulteren in een sterke verbetering van de overlevingskans van de reptielenpopulaties. Dit zal met name gelden voor de leefgebieden van de adder en de gladde slang ten zuiden van het historisch tracé. Deze worden door de geplande aanleg van een corridor veel beter met de ten noorden van het tracé liggende delen van de netwerken verbonden. Op dit moment zijn tevens een aantal beheersmaatregelen (met name begrazing) in uitvoering die ten doel hebben om op termijn de kwaliteit van het huidige habitatareaal te verbeteren. Verwacht mag worden dat deze maatregelen tegen 2010 effect hebben gesorteerd. Van alle maatregelen tezamen mag worden verwacht dat de gemiddelde dichtheden van alle reptielensoorten toe zullen nemen, dat een aanzienlijke uitbreiding van habitat plaatsvindt en dat de ruimtelijke samenhang van netwerkdelen aanzienlijk toeneemt. Dit zal resulteren in aanmerkelijk grotere populaties en een sterk verhoogde duurzaamheid.

Effect autonome ontwikkeling op vogels

Door doelgericht natuurbeheer en natuurontwikkeling op landbouwgrond binnen en aansluitend op de Meinweg zal het leefgebied van de blauwborst en de roodborsttapuit sterk worden uitgebreid. Voor beide soorten behoort uitbreiding van de lokale populatie tot een sleutelpopulatie tot de mogelijkheden. Voor de roodborsttapuit is dit gezien de omvang van het beheers- en reservaatgebied ten zuidwesten van de Meinweg het meest waarschijnlijk.

Effect autonome ontwikkeling op zoogdieren

Een aantal ontwikkelingen in en rond de Meinweg beïnvloedt de kwaliteit van het terrein als leefgebied voor de das. Ontwikkelingen die naar verwachting een positief effect hebben op de draagkracht van het gebied voor de das zijn:

• De omvorming van bos naar heide en de inzet van extensieve jaarrondbegrazing, wat de openheid in het centrale deel van het gebied vergroot en de diversiteit in vegetatiesamenstelling en –structuur bevordert.

• Het tegengaan van de verdroging en daarmee herstel van natte heide en vennen. • De ontwikkeling van een begeleid natuurlijk boslandschap (met meer loofhout)

van zandgronden.

• Het creëren van meer openheid en de ontwikkeling van heide- en graslandvegetaties rond het historisch tracé.

• Natuurontwikkeling bij het voormalige Melickerven en de Vogelkooi, waarbij behalve herstel van het ven, vochtige heide en vochtig tot nat grasland streefbeeld is. • Versterking van de natuurwaarden in het kleinschalige cultuurlandschap

Venbeek, direct ten zuiden van het historisch tracé. Centraal hierbij staat het herstel van (foerageer)graslanden, natuurlijke waterlopen en kleinschalige landschapselementen.

Ontwikkelingen die de draagkracht van het gebied voor de das verlagen zijn:

• Natuurontwikkeling nabij de voormalige Staatsmijn Beatrix, op het plateau in het noordoostelijk deel van de Meinweg. Doelstelling is de omvorming van graslanden en akkers naar een begeleid natuurlijk bos- en heidelandschap.

• Toename in recreatiedruk.

Deze ontwikkelingen maken dat in de nabije toekomst vooral het westelijk deel van de Meinweg met aanliggende terreinen geschikter leefgebied wordt voor de das, met mogelijk vestiging van nieuwe sociale groepen. Vooral de ontwikkelingen in het kleinschalige cultuurlandschap Venbeek zijn van belang, aangezien hierdoor een betere schakel tot stand kan worden gebracht tussen de dassen ten noorden en ten zuiden van de bebouwingszone Roermond-Herkenbosch, waarmee de ruimtelijke samenhang wordt vergroot.

5.4 Effecten permanente (re)activering op populatie- en