• No results found

Augustus. Woensdagavond

In document Theo Thijssen, Schoolland · dbnl (pagina 49-52)

Het is merkwaardig, maar ik konstateer duidelik het feit, nu ik weer wat ga zitten schrijven in m'n dagboek: er is telkens maar één ding in m'n klas, dat m'n grote en voornaamste belangstelling heeft. De rest blijft daarbij in de schaduw, en dringt me niet tot gedenken in m'n dagboek. In eerlike woorden gezegd: 'k leef als schoolmeester bij b u i e n .

Zo heb ik nu al anderhalve week m'n taalwerkbui, zoals ik vóór de vakantie 'n bui had voor de tafels van vermenigvuldiging....

Voor 't fouten verbeteren heb ik nu een regeling gevonden, die wel goed is, geloof ik. 'k Laat het op de lei doen, in de tijd dat ik na 't uitdelen van de nagekeken taalschriften plechtig de ‘resultaten’ in mijn klasseboek aanteken. Dat aantekenen in de volle klas is een vertoning, die 'k niet graag achterwege zou laten; ik kan er zo mooi 'n korte beschouwing aan vastknopen over wat de klas als geheel gepresteerd heeft.

En de lei, ondanks al het kwaad dat er tegenwoordig officiëel van gesproken wordt, is voor menig kind een vriendelik, goedaardig instrument. Eén veeg door zo'n foutief woord, en de fout is radikaal verdwenen, en dat kan toch zo vaak een opluchting geven voor een kind, zodat het met zekere kalmte onmiddellik nog eens beginnen kan. En als ik n u een gehele zin heb laten overschrijven, en er is weer een foutje in ontstaan, ach, dan is dat foutje zo gemakkelik te verhelpen.

Op die manier raken de ergste foutenschrijvers tenminste niet verstrikt in een soort eeuwigdurende foutenverbeterderij, is ook voor hen het moment in zicht, waarop ze kunnen denken, klaar te zijn, weer gelijk gekomen met de anderen.

Dinsdagochtend heb ik op de nieuwe manier de fouten laten verbeteren. De talrijke nul-fouters geurden er maar wàt mee, dat ze niet eens hun lei voor de dag behoefden te halen, en Truida Smit werd er zó vrijmoedig van, dat ze zich in d'r bank omdraaide, en doodgewoon Sara Lam, die vijf fouten had, ging zitten helpen aan d'r verbeteringen. Trouwens, dat gebeurde op méér plaatsen in de klas, en het gaf wel zekere onrust, maar wat was er tegen? In dit geval zeker niets: het hele lesje hadden ze toch ook woord voor woord van mij over mogen schrijven, toen ze 't maakten; waarom zou ik dan nu verbieden, hulp van een vriendinnetje of kameraadje aan te nemen?

Het gehele bedrijf nam een kwartier in beslag. Toen zat de hele klas weer klaar voor het volgende taalwerk. Maar met een soort voldaan gevoel, zoals in mijn kindertijd mijn moeder Zaterdagsmiddags tegen donker had: alles weer schoon, alles aan kant, lekker. Afgerekend, schoon schip gemaakt....

Een aardig bewijs, hoe 'n eigenaardige opvatting van dat fouten-verbeteren de kinderen hebben: Wim Vaes was thuis wegens ziekte, en z'n buurman Frans de Wit is toen, volkomen serieus, op Wim z'n lei de fouten uit Wims werk gaan zitten verbeteren! M'n eerste gedachte, toen ik, rondgaand, dit ontdekte, was natuurlik: 'n malle streek. Maar Frans zat zó glunder te kijken, dat ik maar geen aanmerking heb gemaakt, en achteraf beschouwd ben ik daar blij om. Het is werkelik weer zo'n peuter-schoolmeesters-idee, om een kind dat verzuimd heeft, bij z'n terugkomst te trakteren op allerlei waardeloze ‘inhalerij’. De opvatting van Frans de Wit is die van het volle leven, dat óók van geven en nemen weet. Ik durf te wedden, dat Frans er zelfs wel wat voor gevoeld zou hebben, het nieuwe taalwerk van z'n buurman óók te

maken - doch hij zal daar waarschijnlik over gezwegen hebben, in een vaag aanvoelen, dat ik wat deze konsekwentie betreft, nog te veel in de peuteropvatting vast zit....

Vanochtend, toen we voor schooltijd even allemaal in 't kamertje bij elkaar waren, heb ik gevraagd, of we niet 'es eerstdaags een schoolvergadering konden houden. Ik wil daar dan m'n voorstel over de nieuwe leesboekjes indienen, want ik zie aankomen, dat ik het werkelik niet uithoud, over die stuk of wat leesboekjes in deze klas een vol jaar te moeten doen. ‘Ach,’ zei Kraak, ‘laten we wachten met schoolvergaderen, tot het nieuwe hoofd hier benoemd is, dat zal zo lang niet meer duren.’ Toen kwam het gesprek op dat nieuwe hoofd. ‘Ze moesten jou maar benoemen,’ zei juffrouw Veldman tegen Kraak, ‘de school loopt best, wat moeten we met een vreemde snoeshaan.’

Kraak grinnikte. ‘Mij best hoor. Ik dóe het voor die dikke duizend pop extra, en ze zijn met mij nog goedkoop uit, want ik hou m'n klas. Ze kunnen me gerust vragen.’

‘Ik ben bang, dat ze je niet vragen zullen,’ kwam v.d. Lee, zogenaamd neutraal. Maar we begrepen hem allemaal: hij doet jaar op jaar mee aan het vergelijkende examen voor hoofd, en zit verstrikt in dat idee, dat het niet meer dan natuurlik is, dat voor schoolhoofd uitverkorenen gezocht worden; en Kraak zal nooit tot de

uitverkorenen behoren, want hij ‘studeert’ niet meer - zoals v.d. Lee.

Natuurlik vatte Koning dadelik vuur, en nam de vergelijkende-examengeleerdheid in 't ootje, en vroeg toen aan v.d. Lee: ‘Zeg jij nou 'es, als hier eerstdaags zo'n nieuwe ambulantus benoemd wordt, in hoeverre zal de school dan beter gaan dan nu? Als jij nou 'es benoemd werd, wat zou jij dan anders inrichten hier?’

v.d. Lee haalde de schouders op: ‘Voor mijn part benoèmen ze Kraak tot vast hoofd hier, ik zeg alleen maar: ik ben bàng dat ze 't nièt doen.’

Toen was het hoog tijd om de kinderen te laten in-lopen, en ik kon niet doorgaan op dat denkbeeld van een schoolvergadering; maar morgen begin ik er tóch weer over, desnoods tegen Kraak alleen, om het uit te leggen, dat we niet wachten moeten tot het nieuwe hoofd er is. Ten eerste kan dat nog wel 'n maand of wat duren, en ten tweede: waarom kunnen wij, zoals we nu met ons zessen zijn, die kwestie van te weinig leesboeken niets eens onder de ogen zien?

In document Theo Thijssen, Schoolland · dbnl (pagina 49-52)