• No results found

Attributie en de functie van schuld en schaamte

2.8 Onderzoek naar en de functie van schuld en schaamte bij veteranen

2.8.2 De functie van schuld en schaamte en de attributietheorie

2.8.2.2 Attributie en de functie van schuld en schaamte

Om de schuld en schaamte als gevolg van ingrijpende of schokkende uitzendinggerelateerde gebeurtenissen beter te kunnen begrijpen, gaan we hieronder in op de functie van schuld en schaamte zoals we die vinden in de attributietheorie. Een belangrijke grondlegger van de attributietheorie is de sociaalpsycholoog Heider400. Hij beschreef de manier waarop mensen hun gedrag en dat van anderen verklaren in termen van causaliteit. Mensen zijn van nature geneigd hetgeen om hen heen gebeurt of hetgeen hen overkomt te verklaren401, want mensen hebben van nature de behoefte om hun leven als zinvol te kunnen blijven ervaren402. Heider stelt dat mensen op twee manieren oorzaken toekennen aan de gebeurtenissen die in hun leven plaatsvinden. De eerste wordt door hem externe attributie genoemd: Oorzaken worden dan buiten ons zelf gelegd. In dit verband houden we ons zelf niet verantwoordelijk voor dat wat gebeurd is, maar iets of iemand anders. In het dagelijks leven gebeurt dit nog al eens als ons iets negatiefs overkomt en anderen ons dit kwalijk nemen. De tweede manier om te verklaren wat om de mens heen gebeurt, is de interne attributie. In dit geval stelt een persoon zichzelf volledig verantwoordelijk voor het voorval. We doen dit veelal als het om iets positiefs gaat.

Binnen interne attributie worden ook wel twee vormen onderscheiden: ‘behavioral self-blame’ en ‘characterological self-blame’. De eerste handelt over iemands gedrag en houdt de veronderstelling in dat iemand door anders te handelen en zich anders te gedragen de gebeurtenis of de gevolgen ervan had kunnen voorkomen. ‘Behavioral self-blame’ is hetzelfde als de schuldbeleving die we eerder in dit hoofdstuk bespraken. De reflectie op en beoordeling van ons gedrag staat hierbij centraal.

“Behavioral self-blame reflects the reestablishment of meaning primarily through control-related attributions for the victimization (…) The behavior is not generalized tot the whole person. (…) In fact, survivors who engage in behavioural self-blame generally say, “I should have done…” or “I should not have done…” using the past tense in their presentation. Characterological self-blamers (…) generally use the present tense, “I am…” or “I am not…” (…) a more general, global assessment of the self.”403

Bij ‘characterological self-blame’ gaat het om de reflectie op en beoordeling van onze persoonlijke eigenschappen, waarbij het kan gaan om karakter, seksuele geaardheid, geslacht, sociaal-culturele of etnische afkomst. Deze vorm van ‘self-blame’ is gerelateerd aan ons zelfbeeld.404 Het gaat hier om schaamtebeleving.

116

“It is behavioral self-blamers who do not also engage in characterological self-blame who are likely to be engaging in the most adaptive attributional strategy. (…) The adaptive impulse behind behavioral self-blame is evident in survivors’ control-related appraisals of their own role in the victimization. (...) “If the woman can believe that somehow she got herself into the situation, if she can make herself responsible for it, then she’s established some sort of control over rape. It wasn’t someone arbitrarily smashing into her life and wreaking havoc.”405

Zowel interne als externe evaluaties (attributie) van een bepaalde situatie of gedrag zijn situatie- en persoonsgebonden. Sommige mensen zijn geneigd zichzelf altijd de schuld te geven, ongeacht de situatie en de eigen rol tijdens een voorval.406 Schuld en schaamte kunnen helpen om een gevoel van controle te creëren op hetgeen in ons leven en om ons heen gebeurt. De betrokken persoon heeft het gevoel de negatieve uitkomst van het voorval, of de gebeurtenis op zich voortaan te kunnen voorkomen, door anders te zijn en/of anders te handelen:

“Experiences of guilt may help us hold onto the conviction that there is some order and meaning in the world, in the face of traumas and losses that threaten this believe. (…) Feelings of guilt may also give us a welcome sense of control and strengthen our confidence in our future ability to act effectively.”407

Elke schokkende gebeurtenis roept achteraf vragen op over wat betrokkene had kunnen weten en had moeten doen om de situatie of de gevolgen ervan te voorkomen. Het gevolg daarvan kan zijn dat betrokkene ongerust raakt of angstig. Er kan angst bestaan voor een herhaling van wat gebeurd is, en voor verdergaand controleverlies in het leven. Schaamte kan bestaan over de kwetsbaarheid die iemand vertoonde gedurende het voorval, en overlevingsschuld als iemand zich afvraagt waarom hij het overleefd heeft, terwijl in dezelfde situatie anderen juist de dood vonden. Verder kan verdriet bestaan over de geleden verliezen, en schuld en schaamte over het (agressieve) gedrag of iemands houding tijdens en ingrijpend voorval408. Dit inzicht is relevant in vele vormen van hulpverlening waarin slachtoffers worden bijgestaan. Lifton wijst er in dit verband wel op dat niet alle schuldbeleving pathologisch is, en dat met name overlevingsschuld niet pathologisch is. Het blijvend pathologiseren van schuld (binnen de hulpverlening) is eerder destructief dan genezend. Belangrijk is dat betrokken persoon uit de pathologische schuld getild wordt. Niet-pathologische overlevingsschuld biedt daarbij juist de mogelijkheid tot psychologisch herstel na een trauma, dit door een beroep te doen op de kracht van de overlevende: juist de kracht die er voor zorgde dat hij het overleefde.

Lifton beschrijft op basis van zijn studies dat overlevenden de behoefte hebben aan zelfattributie, maar dan in de vorm van zelfonderzoek in plaats van destructief zelfverwijt, dat we ook wel schaamte of karaktergeoriënteerde zelfbeschuldiging409 noemen. Bij ‘overlevingsschuld’ kunnen vragen centraal staan als: ‘Waarom heb ik het overleefd, terwijl anderen in dezelfde situatie op hetzelfde moment stierven?’ en ‘Als ik iemand zou moeten doden om zelf te overleven, zou ik dat dan doen?’. Deze vragen blijken door overlevenden van een trauma keer op keer gesteld te worden410. Overlevingsschuld is hiermee een vorm van zelfbeschuldiging in de context van behavioral self-blame, wat onder andere de idee inhoudt dat ander gedrag of een ander besluit de gevolgen van een schokkende gebeurtenis ten positieve had kunnen beïnvloeden411. We zien deze reactie terug bij overlevenden van de terreuraanslag van 11 september 2001 in de Verenigde Staten.

117

Veel hulpverleners en bandweermannen vonden bijvoorbeeld dat zij niet voldoende hulp hadden geboden en dat zij veel meer mensen hadden kunnen redden dan zij al gedaan hadden. Zij geloven dat, indien zij anders hadden gehandeld of hadden besloten, zij wellicht de dood van anderen hadden kunnen voorkomen. Lifton geeft in dit verband het voorbeeld van de overlevenden van de atoombom op Hiroshima. Onderstaand citaat illustreert dit:

“The bombing of Hiroshima resulted in a great deal of survival guilt, involving (…) as guilt over “survival priority.” (…) many survivors felt guilty about deaths of specific family members whom they were unable to help; others were guilty about the death of the “anonymous” dead. Survivors related how they would walk through the city and feel the eyes of the dead looking up at them for help.”412

Ook noemt hij de overlevenden van concentratiekampen, die zichzelf vragen stellen over de betekenis van hun overleven. Want hebben zij het niet overleefd doordat anderen stierven? Hebben ze met hun overleven juist niet andere slachtoffers in grotere problemen gebracht? Steeds weer gaat het hier om de sterke behoefte de zo onwerkelijke en onbegrijpelijke ervaringen te kunnen begrijpen.

De vragen die horen bij overlevingsschuld hebben een constructieve waarde, aldus Lifton. De overlevende - en Lifton zag dit ook gebeuren bij oorlogsveteranen - brengt zichzelf juist door het stellen van deze vragen terug in het actieve leven. Hij isoleert zichzelf niet, maar gaat een relatie aan met zijn omgeving. Hij gaat op zoek naar betekenis van het gebeurde en de betekenis van zijn overleven en stelt zichzelf levensvragen, beoordeelt en neemt een bewuste positie in ten opzichte van zijn overleven. Hij is moreel kritisch. Hij verbindt zich met zijn omgeving. Hij kiest voor een verbintenis met de mensen en het leven om hem heen. In het onderzoek onder de Vietnamveteranen van de zelfhulpgroep (Vietnam Veterans Against the War) viel hem op dat deze mannen juist de nadruk legden op verantwoordelijkheid en autonomie. De zelfbeoordeling was niet alleen gericht op de mate van schuld aan de gruwelen in Vietnam en de deelname aan die oorlog, maar maakte in wezen deel uit van een poging om de grenzen van de persoonlijke autonomie op te zoeken413. Als een overlevende of een slachtoffer daartoe in staat is, kan de herstelfase na een psychisch trauma beginnen:

“The victim of violence often feels guilty because he was not able tot prevent the event. The victim feels responsible. (...) These feelings are less prominent in natural disaster, in which the people who are struck realize they have had no influence whatsoever upon what was happened. (...) Although guilt is a reaction that emerges after every shocking experience, it appears to be stronger following violent situations than following a disaster. In this connection, an explanation from attribution theory is important. This theory assumes that people attempt to attribute the occurrence of event to certain causes. It may be regarded as an attempt tot get a grip on one's own existence. There is an need for control. The confrontation with an uncontrollable situation is unbearable. Therefore the individual would rather attribute the circumstances to himself than to coincidence. (...) internal attribution - searching for an explanation for the crime within oneself, which is manifested in feelings of guilt and self-reproach (...).”414

Ook Kleber en Brom415 zien de functie van schuldbeleving in de vorm van zelfattributie als een belangrijke bijdrage tot herwinnen van gevoel van greep op het leven. Schuldbeleving houdt de veronderstelling in dat betrokkene invloed kon uitoefenen op de gevolgen van een voorval of dat hij

118

consequenties ervan voortaan kan voorkomen, of het verloop daarvan kan wijzigen, door zich voortaan anders, en in dat verband juist te gedragen (schuld) of anders te worden (schaamte). Liever kiezen mensen voor zelfbeschuldiging en daarmee de illusie dat hetgeen hen is overkomen door henzelf voorkomen had kunnen worden, dan het besef en de realiteit dat betrokkene in een situatie totaal machteloos stond en hopeloos was416. De angst voor herhaling is te groot en kan worden verminderd door de gedachte dat in de toekomst - door anders besluiten en handelen - voorkomen kan worden wat gebeurd is. Problemen met schuld en schaamte ontstaan als mensen een overdreven of vertekend beeld hebben van hun verantwoordelijkheid voor bepaalde situaties of gebeurtenissen (karakterologische attributie of zelfbeschuldiging).417

De behoefte om te verklaren wordt groter naarmate een persoon iets ernstigs overkomt, waar hij in geen enkel opzicht op voorbereid was of invloed op kon uitoefenen. In dergelijke situatie spelen gevoelens van machteloosheid een belangrijke rol.418 Attributie vervult in dit verband een belangrijke functie in ons herstel en in het behoud van eigenwaarde. Juist wanneer iemand geconfronteerd wordt met een plotselinge verandering in zijn leven, zoekt hij naar de oorzaak daarvan en kent hij deze toe, aldus Kleber en Brom419. Voor het slachtoffer is het ondraaglijker slachtoffer te zijn en het leven niet meer in de hand te hebben, dan de gedachte dat men het tragische voorval aan zichzelf te wijten heeft. Deze zelfattributie kan functioneel zijn in het proces van het verwerken van een trauma. Het stelt ons in staat het geloof te hervatten dat we in een wereld leven waarin de gebeurtenissen betekenisvol, zinvol en controleerbaar zijn, en waarin we niet zijn overgeleverd aan willekeur. ‘What does my life mean after the event?’ of ‘What are the implications of the event for my life?’ 420 zijn hierin relevante vragen.

Baumeister421 stelt dat schuld en schaamte juist een gebrek aan betekenisverlening inhouden. De persoon die zich schuldig voelt, is niet in staat te rechtvaardigen waarom hij iets deed. Er bestaan dus verschillende visies op de functie van schuld en schaamte bij verwerking. In de ene studie wordt beweerd dat, wanneer men zichzelf verantwoordelijk stelt voor het eigen lijden als gevolg van een trauma, dit juist tot succesvolle verwerking leidt422. In andere studies wordt juist geen verband gevonden tussen beschuldiging van zichzelf en een effectieve omgang met lijden423. Er is hierbij wel een groot verschil tussen jezelf de schuld geven in het geval je iets fout gedaan hebt, of jezelf de schuld geven als gevolg van een negatief zelfbeeld424 (schaamte). Het is aannemelijk dat in de eerste situatie schuldgevoel functioneel is. Immers met schuldbesef kan de herhaling van de situatie of gebeurtenis uitblijven, en het gevoel van controle worden herwonnen. Wanneer een bepaalde negatieve situatie je overkomt en je bent ervan overtuigd dat dit komt doordat je nu eenmaal een waardeloos persoon bent, is het tegengestelde waar. Zelfbeschuldiging kan dan leiden tot depressie. Het ongeluk zal je eerder blijven achtervolgen, omdat je geen moeite doet je situatie te verbeteren. De meeste slachtoffers krijgen het geloof in een betekenisvolle wereld terug door zich verantwoordelijk te houden voor de gebeurtenis. Dit betekent echter niet automatisch een herstel van eigenwaarde. De zogenoemde interne attributie is alleen nuttig als ze ook bijdraagt aan herstel van eigenwaarde en kritiek vermindert of wegneemt. Daarnaast moet altijd beseft worden dat wanneer slachtoffers zichzelf van een ingrijpende of schokkende ervaring de schuld geven, dit niet anderen het recht geeft hen ook te veroordelen.425

119

Met het verhaal van de Canadese generaal Dallaire426 illustreren we hoe schuld- en schaamtebeleving wordt omgezet in het herpakken van de verantwoordelijkheid voor eigen leven en voor de zorg voor het leven van kwetsbare anderen (herstel van zin van en greep op het leven). Tussen oktober 1993 en augustus 1994 werd luitenant-generaal Dallaire in het kader van de VN-missie UNAMIR als Force Commander uitgezonden naar Rwanda, om op de implementatie en naleving van het door betrokken partijen getekende Arusha-Akkoord toe te zien427. In deze missie werd Dallaire geconfronteerd met het meest gruwelijke en afschuwwekkende wat mensen elkaar kunnen aandoen: slachting en genocide. 800.000 Rwandezen werden vermoord. Dallaire leed als gevolg hiervan aan een destructief schuld- en schaamtegevoel en een posttraumatische stress-stoornis. Hij was ervan overtuigd dat hij onvoldoende gedaan had en onvoldoende had gevochten om de genocide te voorkomen. De realiteit was echter dat hij met de handen op de rug gebonden moest toezien hoe de moordpartijen zich voltrokken. Hij stond met de rug tegen de muur. Dallaire is zijn trauma te boven gekomen en zet zich momenteel al weer enige jaren in om de wereld bewust te maken van (dreigende) genocide die nog steeds overal ter wereld plaatsvindt. Hij geeft onder andere lezingen over genocide en hoe we voortekenen ervan als internationale gemeenschap kunnen herkennen en vervolgens genocide kunnen en moeten voorkomen. Zijn ervaringen en zijn boodschap heeft hij wereldwijd met verschillende publicaties en lezingen verspreid:

“(…) we need to study how the genocide happened not from the perspective of assigning blame - there is too much to go around - but from the perspective of how we are going to take concrete steps to prevent such a thing from ever happening again. To properly mourn the dead and respect the potential of the living, we need accountability, not blame. We need to eliminate from this earth the impunity with which the génocidaires were able to act, and re-emphasize the principle of justice for all, so that no one for ever a moment will make the ethical and moral mistake of ranking some humans as more human than others, a mistake that the international community endorsed by its indifference in 1994.”428

Als het gaat om schuldgevoelens is het soms beter ons gebrek aan controle in een bepaalde situatie te accepteren429. Dit geldt eigenlijk altijd wanneer iemand slachtoffer is van een schokkende gebeurtenis. Dallaire raakte psychisch gewond door zijn gevoel verantwoordelijk te zijn voor wat in Rwanda gebeurde, en door de what if - vragen die hij in dat verband aan zichzelf bleef stellen.

In ons onderzoek willen we veteranen met schuld- en schaamtebeleving niet op pathologische wijze benaderen. Om die reden spelen de studies van Lifton430 een belangrijke rol. Met zijn aandacht voor overlevingsschuld doet hij namelijk recht aan de inhoudelijke en morele kern van wat veteranen beleven en van wat hen bezighoudt als gevolg van de deelname aan een vredesmissie. Hiermee kunnen we juist de betekenis begrijpen van de morele vragen die veteranen zichzelf achteraf stellen. Het gaat hier om de cognitieve component van schuldbeleving, zoals we die ook vonden in de studies van Kubany en Kubany et al.431 Het betreft de behoefte van veteranen hun eigen rol te beoordelen en verantwoordelijkheid te nemen voor dat wat gebeurd is. Ondanks het feit dat Kubany en Kubany et al.432 zich alleen maar richtten op traumagerelateerde schuld en schaamte, en daarmee schuld en schaamte wel in een pathologische context plaatsten, spelen ook hun studies een belangrijke rol in ons onderzoek. Het gaat immers ook bij hen niet om wat veteranen fout hebben gedaan en om welke normen en standaarden zij overtreden hebben. Het gaat om de

120

beleving van schuld en schaamte, wat duidt op zelfreflectie, zelfevaluatie en zelfbewustzijn. Daarbij bieden zij inzicht in een breed scala aan situaties – ook anders dan schuld als gevolg van gevechtservaringen en overleven – die zich gedurende de militaire missie kunnen hebben voorgedaan en die tot schuld- en schaamtebeleving kunnen leiden.

Zowel Lifton als Kubany kennen aan de schuld- en schaamtereacties van veteranen een existentiële dimensie toe. Dit betekent dat het in hun benadering van schuld en schaamte niet per definitie gaat om het daderschap van veteranen, met als inhoud de door anderen ter sprake gebrachte morele schuld. Het gaat juist om de morele vragen die veteranen zichzelf stellen en waarmee zij trachten greep te krijgen op en betekenis toe te kennen aan het kwaad waarmee zij geconfronteerd zijn (schuldbeleving). Dit raakt tevens aan de attributietheorie. Schuldgevoelens kunnen de gebeurtenis een minder definitief aanzien geven. Het biedt een verklaring voor verdriet en ellende of voor het verlies van een dierbaar iemand433:

“(…) een verklaring die de gebeurtenis nog een greintje controleerbaarheid geeft in het moeras van de hulpeloosheid.”434

Schuldgevoelens kunnen dan fungeren als afweer tegen een depressie, aldus Frijda. Als er schuld is, dan is er immers een reden voor dat wat gebeurd is.435 In de context van dit onderzoek spelen de volgende schulddimensies een belangrijke rol: ‘schuld door nalatigheid’, waaronder overlevingsschuld; ‘schuld als gevolg van machteloosheid’, of omstandersschuld; en ‘schuld als gevolg van een indirect effect van besluiten en handelen’. Dit zijn drie typen existentiële schuld die Lifton en Kubany ook bespraken en die in ons onderzoek worden behandeld. Vaak ontbreekt bij veteranen het besef dat het kwaad in de oorlog zelf gelegen is en niet in de veteraan zelf, of dat het kwaad niet door hem veroorzaakt is. Vaak zijn veteranen ervan overtuigd dat zij de gevolgen van een tragisch voorval hadden kunnen voorkomen. Het gaat hier om de morele zelfevaluatie van veteranen.

2.9 Hypothesen over determinanten van uitzendinggerelateerde schuld- en