• No results found

Attituden van ouders ten aanzien van het medicijngebruik van hun kind Hoe ouders omgaan met de medicijnen van hun kind, wordt waarschijnlijk mede

beïnvloed door hun ideeën over hoe belangrijk de medicijnen zijn voor de gezondheid van het kind en van hun eventuele bezorgdheid over mogelijke nadelen van het medicijngebruik. Deze aspecten van de attitude van de ouders ten aanzien van de luchtwegmedicijnen van hun kind zijn gemeten met de zogeheten BMQ (Beliefs about Medicines Questionnaire).(11) De BMQ bestaat uit tien stellingen (zie Figuur 4) waarop respondenten kunnen reageren met de volgende antwoordopties: ‘geheel oneens’, ‘oneens’, ‘geen mening’, ‘mee eens’, ‘geheel mee eens’. De stellingen vormen samen twee schalen: één schaal meet in welke mate ouders overtuigd zijn dat de medicijnen noodzakelijk zijn voor de gezondheid van hun kind (‘Necessity’-schaal, items 1, 3, 4, 7 en 10 in Figuur 4) en één schaal meet in welke mate ouders zich zorgen maken over potentiële negatieve gevolgen van het gebruik van de medicijnen (‘Concerns’-schaal, items 2, 5, 6, 8 en 9 in Figuur 4).

Met de verschillende uitspraken over de noodzakelijkheid van de medicijnen was een meerderheid van de ouders het niet eens. Slechts 30% van de ouders was het eens met de uitspraak ‘De gezondheid van mijn kind hangt op dit moment af van zijn/haar medicijnen’. Ook met de andere stellingen over de

noodzakelijkheid van de medicijnen was niet meer dan 20% tot 40% van de ouders het eens. Ook met de uitspraken over zorgen over mogelijke ongunstige effecten van de medicijnen waren de meeste ouders het niet eens. Alleen over mogelijke effecten op de lange termijn maakte iets meer dan de helft van de ouders zich zorgen. Over afhankelijkheid van de medicijnen maakten veel minder ouders zich zorgen en slechts enkele ouders vonden dat de medicijnen het leven van hun kind verstoorden. Een kwart van de ouders was het eens met de stelling ‘Ik ben onvoldoende op de hoogte van wat de medicijnen van mijn kind doen’ (zie Figuur 4).

0% 20% 40% 60% 80% 100% De medicijnen van mijn kind

voorkómen dat hij/zij verder achteruit gaat Soms ben ik bang dat mijn kind

té afhankelijk zal worden van zijn/haar medicijnen De medicijnen van mijn kind

verstoren zijn/haar leven De toekomstige gezondheid

van mijn kind hangt af van zijn/haar medicijnen Ik ben onvoldoende op de hoogte van wat de medicijnen

van mijn kind doen Soms maak ik me zorgen over de effecten die de medicijnen van mijn kind op de lange

termijn kunnen hebben Zonder zijn/haar medicijnen

zou mijn kind erg ziek zijn Het leven van mijn kind zou erg

moeilijk zijn zonder medicijnen Ik maak me zorgen over het feit dat mijn kind medicijnen moet

nemen De gezondheid van mijn kind

hangt op dit moment af van zijn/haar medicijnen

Mee eens (%) Geen mening (%) Oneens (%)

 

 

Figuur 4 Frequentieverdeling van meningen van ouders over de uitspraken in de BMQ-vragenlijst

 

De gemiddelde score op de Necessity-schaal was 2,5 (op een schaal van 1 tot 5) en de gemiddelde score op de Concerns-schaal (eveneens op een schaal van 1 tot 5) was 2,3. Gemiddeld gezien waren de ouders dus slechts in beperkte mate overtuigd van de noodzakelijkheid van de medicijnen voor de gezondheid van hun kind en gemiddeld genomen maakten zij zich ook niet veel zorgen over mogelijke ongunstige effecten van de medicijnen.

Aan de hand van de scores op de Necessity-schaal en op de Concerns-schaal worden 4 verschillende attituden ten aanzien van het medicijngebruik onderscheiden:

‘Sceptisch’: niet erg overtuigd van de noodzaak van de medicijnen en

veel zorgen over mogelijke ongunstige gevolgen.

‘Onverschillig’: niet erg overtuigd van de noodzaak van de medicijnen,

‘Ambivalent’: overtuigd van de noodzaak van de medicijnen, maar

tegelijkertijd veel zorgen over mogelijke ongunstige gevolgen.  ‘Accepterend’: overtuigd van de noodzaak van de medicijnen en niet

veel zorgen over mogelijke ongunstige gevolgen.

In de onderzoeksgroep kwam een onverschillige attitude (niet erg overtuigd van de noodzaak van het medicijngebruik maar ook geen grote zorgen) het vaakst voor: bij bijna 60% van de ouders. Een kwart van de ouders had een

accepterende attitude: ze waren overtuigd dat hun kind de medicijnen nodig had en maakten zich weinig zorgen over eventuele ongunstige effecten. 10% van de ouders stond sceptisch tegenover het medicijngebruik van hun kind: ze waren niet erg overtuigd van de noodzaak van de medicijnen en maakten zich veel zorgen over mogelijke ongunstige gevolgen. 7% was ambivalent: ze waren overtuigd dat hun kind de medicijnen nodig had, maar maakten zich ook zorgen over mogelijke ongunstige effecten.

Attituden van ouders in subgroepen

Analyses in subgroepen lieten aanzienlijke verschillen zien binnen de onderzoeksgroep. Ouders van kinderen die alleen kortwerkende

luchtwegverwijders (en geen onderhoudsmedicatie) gebruikten, hadden een duidelijk lagere score op geloof in de noodzaak van de medicijnen dan ouders van kinderen met onderhoudsmedicatie (2,0 versus 2,7). Zij maakten zich ook minder zorgen over mogelijke ongunstige effecten van de medicijnen (score 2,1 versus 2,4). Ruim 80% van de ouders van kinderen die alleen kortwerkende luchtwegverwijders gebruikten, hadden een onverschillige attitude ten aanzien van het medicijngebruik van hun kind.

Omdat het vooral voor kinderen die onderhoudsmedicatie gebruiken belangrijk is hoe hun ouders tegenover het medicijngebruik staan en hoe ze er mee omgaan, zijn de verdere analyses uitgevoerd alleen voor de groep ouders van kinderen met onderhoudsmedicatie (n=172). De gemiddelde scores op de Necessity- schaal en op de Concerns-schaal zijn voor verschillende subgroepen (binnen de groep ouders van kinderen met onderhoudsmedicatie) weergegeven in Tabel 9. De tabel laat zien dat niet de schoolopleiding van de moeder, maar wel de specifieke kennis over de medicijnen van invloed was op het geloof in de noodzaak van het medicijngebruik. Ouders met meer kennis over de medicijnen waren er ook sterker van overtuigd dat hun kind de medicijnen nodig had. Naarmate ouders van meer aspecten van het medicijngebruik vonden dat ze er voldoende informatie over hadden gekregen, waren zij minder ongerust over mogelijke ongunstige effecten van de medicijnen. In statistische analyses waarin rekening werd gehouden met alle vier de factoren in Tabel 9 tegelijkertijd, was meer kennis over de medicijnen sterk en statistisch significant geassocieerd met het geloof in de noodzakelijkheid van de medicijnen (p<0,01). Er was in die analyse een omgekeerd verband (statistisch significant: p<0,05) tussen de mate waarin ouders vonden dat ze voldoende informatie hadden ontvangen en de mate waarin ouders zich zorgen maakten over mogelijke ongunstige effecten van de medicijnen (met andere woorden: hoe meer informatie ontvangen, hoe minder zorgen).

Tabel 9 Gemiddelde en standaarddeviatie (s.d.) van de scores op de BMQ Necessity-schaal en op de BMQ Concerns-schaal in verschillende subgroepen binnen de groep ouders van kinderen met onderhoudsmedicatie (n=172)

Subgroep n BMQ Necessity- score gemiddelde (s.d.) BMQ Concerns-score gemiddelde (s.d.) Opleiding moeder Laag Midden Hoog 42 69 61 2,7 (0,8) 2,8 (0,9) 2,7 (0,9) 2,4 (0,7) 2,4 (0,7) 2,4 (0,7) Meer gebruikers van luchtwegmedicatie in

het gezin Ja Nee 92 67 2,8 (0,8) 2,7 (0,9) 2,4 (0,6) 2,5 (0,8) Informatiescore 0-5 6-10 11-15 19 75 65 2,7 (0,6) 2,7 (0,8) 2,8 (1,0) 2,9 (0,7) 2,5 (0,7) 2,3 (0,7) Kennisscore 0-4 5-6 7-10 69 55 40 2,6 (0,9) 2,6 (0,8) 3,2 (0,8) 2,5 (0,7) 2,5 (0,7) 2,3 (0,6)

 

Figuur 5 laat zien hoe vaak de verschillende attituden ten aanzien van het medicijngebruik in verschillende subgroepen binnen de groep van ouders van kinderen met onderhoudsmedicatie voorkwamen. De informatievoorziening over de medicijnen was het duidelijkst gerelateerd aan de attituden van ouders. Naarmate ouders vonden dat ze over meer onderwerpen voldoende informatie hadden ontvangen, hadden ze minder vaak een sceptische (weinig geloof in de noodzaak en veel zorgen over de medicijnen) en vaker een accepterende attitude (overtuigd van de noodzaak van het medicijngebruik en weinig zorgen over mogelijke ongunstige effecten). Ook ouders met veel kennis over de medicijnen hadden veel vaker een accepterende attitude dan ouders met weinig kennis. Terwijl meer informatievoorziening en meer kennis over de medicijnen samengingen met een accepterende attitude, kwam bij hoogopgeleide moeders een accepterende houding iets minder vaak voor dan bij lager opgeleide moeders. Een onverschillige houding (weinig geloof in de noodzaak en weinig zorgen over het medicijngebruik) kwam bij hoogopgeleide moeders vaker voor dan bij lager opgeleiden.

0% 20% 40% 60% 80% 100% 7-10 5-6 0-4 Kennis-score 11-15 6-10 0-5 Informatie-score Nee Ja Meer gebruikers van luchtwegmedicatie in het gezin

Hoog Midden Laag Opleiding moeder

Sceptisch (%) Onverschillig (%) Ambivalent (%) Accepterend (%)

Figuur 5 Frequentieverdeling van attituden (sceptisch, onverschillig, ambivalent of accepterend) van ouders in verschillende subgroepen binnen de groep ouders van kinderen met onderhoudsmedicatie