• No results found

De reconstructie van de geschiedenis van de LL-affaire wordt als een chronologisch feitenrelaas gepresenteerd, vergezeld van commentaar in voetnoten. Hans Bontemantel heeft de beginsituatie op vier verschillende manieren beschreven. Haar volgorde is onzeker; de vierde notitie zal om-streeks het voorjaar van 1672 zijn gemaakt, want sluit aan op een aanteke-ning uit die tijd. Tezamen vormen deze vier aantekeaanteke-ningen de basis voor het begin van de reconstructie.

(1) In Mey 1661: Gabriel de La Lande, poorter, inwoonder en coopman, opt versoeck van de weduwe Abram Stevenon, aen schepenen gedaen van in gyseling gebracht te werden alsoo, hy haer dochter Elisabeth pretendeerde [= aanspraak maakte op], en den advocaet Hendrick Cloeck (naederhant raetsheer int Hof van Hollant) comende van haer te vryen, hy Lalande, soo men syde een gerucht liet loopen als dat haer had beslapen. Is door den schout Rynst by daech uyt syn huys hem stellend aen syn syde, in gyseling, gebracht, inde Boeyen. En alhoewel versocht by avont overgebracht te werden en gelogeert in een civilder plaets, heeft sulx gedeclineert, niettegenstaende dat versocht op borgtocht als een poorter en inwoonder uyt gelaten te werden, soo is sulx, en op de gepriveligeerde rol of gesla-gen. Ten opsicht de previlegie in attroce iniurie geen plaets heeft.1

(2) Gabriel de La Lande, seer familiaer verkeert hebbende met Elisebeth Le Steve-non; is alsoo Hendrick Cloeck haer quam vryen misnoecht geworden door dien soo van haer niet is beyegent als gewoon was. En heeft gesyt teghen eergesyde Cloeck en ander geselschap dat haer had beslaepen. De broeder en moeder haer [= zich] daer over [= namelijk de laster] verstoort vindende en raet pleegende met den ad-vocaet Hop swaeger van den meer gemelden adad-vocaet Cloeck, hebben scheepenen soo weeten te induceeren [= overreden] dat den officier is gelast hem Lalande in gyselinge te haelen, op haer perijckel [= op hun risico]. Twelck den officier selfen in persoon heeft gedaen, hem haelende uyt syn huys, en aen syn syde gestelt heb-bende lyde hem inde ordenaren gyselcamer inde boeyen, niet tegenstaende ver-socht geexcuseert te worden tot het doncker mochte weesen, ende in een sivielder plaets gebracht te moeghen worden.2

(3) Int begin van Juny is Gabriel Lalande hebbende veel onelelycke discoursen van

1 Bontemantel: Civ. en mil. regeering der stad Amsterdam (1653-1672), III-1, 54a (SAA 5059-29).

een juffrouw Lysbet Stevenon gepraet in gyseling gebracht door den offecier Rynst met communicatie van de heele scheepenen banck, wesende een poorter deser stadt Amsterdam. En is inde ordenaaren gyselcamer gehouden niet tegenstaende ver-socht op borgtocht uyt te gaen. Leest myn [onleesbaar woord] van judicature. B. foli 276.3

(4) In de maend Mey 1661. Gabriel de La Lande, poorter en inwoonder en coop-man, opt versoeck van de weduwe Abram Stevenon, van in gyselinge gebracht te mogen werden op haeren perykelen, alsoo hy haer dochter pretendeerende, Hen-drick Cloeck advocaet (naederhant raatsheer inden Hogen Raat)4 mede comende om de juffrouw te vryen, hy La Lande soude uyt gestroyt hebben, van met haer vleeselyck te hebben geconverceert. Den schout Rynst tot de gyselinge geauthori-seert, heeft by lichten dagen, hem uyt den huyse gehaelt aen syn syde gestelt ende in gyselinge gelyt: en alhoewel versocht by avont over gebracht te werde en gelo-geert in een civielder plaats, heeft sulx gedeclineert. La Lande versocht volgens de previlegien op borgtocht uyt gelaten te werden.5

De reconstructie Eind mei 1661.

Gabriel de Lalande die een zeer innige relatie met Elisabeth Lestevenon onderhoudt, treft zijn geliefde aan in het gezelschap van Hendrick Cloeck. Zij gedraagt zich anders tegenover hem dan hij van haar gewend is. Hij raakt daarover zo misnoegd dat hij Cloeck en ‘ander geselschap’ vertelt dat hij seks met haar heeft gehad.6 De Lestevenons zijn in hun eer

3 Bontemantel: Resolutien van den Raad der stad Amsterdam (1658-1667), II-1, 496. (SAA 5059-25). Int begin van Juny: Bontemantel is hier abuis. De arrestatie vond in mei plaats zoals hij in de drie andere aantekeningen ook juist aangeeft. De exacte datum van de arrestatie is onbekend, die moet hebben gelegen tussen 21 en 31 mei 1661. Op 21 mei ver-schenen Gabriel en zijn broer Pierre nog in persoon voor notaris Emanuel de Lavello (SAA 5075-2984 film 3010 p. 216).

4 Naederhant raatsheer inden Hogen Raat: Bontemantel vergist zich hier. Cloeck is raadsheer in het Hof van Holland geweest, zoals hij eerder wel correct vermeldde. Deze fout is aan de aandacht van Kernkamp ontsnapt bij zijn transcriptie van het hs. (Kernkamp I, 43).

5 Bontemantel: Civ. en mil. regeering der stad Amsterdam (1653-1672), III-1, 58 (SAA 5059-29).

6 Bontemantel: Civ. en judic. aant. II, 276 (SAA 5059-32). Dat “ander geselschap” betreft mogelijk de vriendengroep van Gabriel die naast hem uit de volgende personen heeft be-staan: Johan Banninck, David Becker, mr. Richardus Carseboom, mr. Joris Croock, Dirck Heijnck, Joan van Lier, Philips Verhoeven, mr. David de Willem en Cau, allen leeftijdge-noten en mannen van goeden huize. De eerste acht zijn voor het Gerecht van Amsterdam en/of voor het Hof van Holland en/of voor de Hoge Raad gedaagd om “getuygnisse der waerheyt” te geven, te verklaren wat Gabriel hun over zijn intieme relatie met Elisabeth

tast. Ze gaan te rade bij mr. Cornelis Hop, zwager van Hendrick Cloeck Elisabeth van Thije en haar advocaten doen de schepenen geloven dat ze de bewijzen voor Gabriels leugenachtige laster kunnen leveren.7 Hendrick Cloeck verstrekt de schepenen een onderhandse akte waarin hij heeft vast-gelegd wat hij bij geruchte over Gabriels indiscretie heeft vernomen. Pas na de arrestatie van Gabriel bevestigt hij die onder ede. Met deze illegi-tieme ‘bewijslast’ weet Elisabeth van Thije de schepenen te overreden Ga-briel te doen arresteren en op te sluiten.8 Op last en risico van de hele schepenbank, maar zonder toestemming van de burgemeesters, haalt schout Lambert Reynst Gabriel op klaarlichte dag uit zijn huis en brengt hem te voet op naar de Boeyen,9 waar hij hem opsluit in een van de nor-male gijzelkamers.10 Hij verwerpt Gabriels verzoek om bij donker te wor-den opgebracht naar een “sivielder” plaats.11

De opinie van veele waeren dat in deese saecke wat passie [= emotie] liep, door-dien den advocaet Cloeck susterling is met den president van scheepenen Geret Hasselaer. Dat wat te veel werckx maecken van den advocaet Hop, die daer op al te stout [= driest] en assuraat [= astrant: brutaal] is, gelyck de advocaeten gewoon-lyck sonder dat, haer genoch imagineeren. Dat alsoo wat te yverich de apprehentie of gyselinge hebbende toe gestaen de saecke, soo styf hebben gehouden als haer doenelyck is geweest.12

_______________________________

had verteld. Het feit dat ze als getuigen à charge van Gabriel zijn gedaagd en zijn blijven weigeren die getuigenis af te leggen, impliceert hun trouw en vriendschap jegens Gabriel. Cau heeft wel tegen Gabriel getuigd (zie voor het motief de RM1, C7v).

7 Voor zover viel na te gaan, zijn deze bewijzen nooit geleverd.

8 Zie voor deze inbreuk op het poorterrecht Gerard Roosebooms Recueil van verscheyde keuren, en costumen, cap. VI art. 5 p. 25 en cap XL art. 33 p. 202.

9 Zie voor deze inbreuk op het gewoonterecht Bontemantel: Civ. en mil. regeering der stad Amsterdam (1653-1672), III-1, 57 (SAA 5059-29).

10 Het was nooit eerder voorgekomen dat een poorter wegens belediging werd gegijzeld. Zie Bontemantel: Civ. en judic. aant. II, 279 (SAA 5059-32) en (Wagenaar III, 283 en 313).

11 Het was niet ongebruikelijk personen van gegoede huize civiele gijzeling te laten onder-gaan in daarvoor aangewezen herbergen, vandaar Gabriels verzoek om te worden gebracht in een “sivielder plaets”. Dini Helmers geeft in voetnoot 42 op p. 120 van haar dissertatie Gescheurde bedden twee voorbeelden van zo’n civielere plek: de herberg Malta op het Cingel en de herberg De Visscher te Vlaardingen; Casparus Commelin schrijft dat in de Jan Roodenpoorts toren “[…] by wylen gevangens (in geen krijgsdienst zijnde en van groot belang) opgeslooten werden, als [= omdat] wat eerlijker [= fatsoenlijker] als de stadts-boejen ofte tucht-huys”. (Commelin: Vervolg van de beschryving der stadt Amster-dam. Amsterdam, 1693, 700).

[Maandag 30 mei 1661].

Elisabeth van Thije daagt Gabriel na diens arrestatie op de vierschaar om daar te verklaren waarom zij de gijzeling heeft geëist.13 Gabriel roept haar diezelfde dag nog op de geprivilegieerde rol14 waar hij tegelijkertijd zijn arrest wil zien afdoen onder cautie, op grond van het privilege dat een ge-arresteerde poorter die borg kan stellen, moet worden vrijgelaten.

Elisabeth van Thije wordt bijgestaan door een groep advocaten waarvan

Cornelis Hop en Jacob Lamine de voornaamsten zijn.15 Gabriel wordt

aanvankelijk verdedigd door de advocaten Paulus Buys en Paulus de Ligne.16 De laatste trekt zich terug als hij merkt dat de schepenen en de tegenpartij de zaak proberen te manipuleren. Hop verwijt Gabriel dat hij de schout niet naar de autorisatie voor de gijzeling heeft gevraagd. Buys voert heftige discussies met de tegenpartij die, gesteund door de schepe-nen, alles in het werk stelt om van een civiele zaak een criminele te ma-ken. Reynst wordt door de schepenen onder druk gezet om daarin mee te gaan, maar hij weigert pertinent.

Dinsdag 31 mei 1661.

De schepenen vellen op de geprivilegieerde rol het interlocutoire vonnis dat Gabriel in voorlopige hechtenis blijft en geen gebruik mag maken van _______________________________

zwager van Cornelis Hop én een aangetrouwde neef van Gerard Hasselaer. Gelyck … imagineeren: terwijl de advocaten zich doorgaans anders gedragen.

13 Bontemantel: Civ. en judic. aant. II, 277 (SAA 5059-32). Elisabeth van Thije trad in alle processen als partij op voor haar minderjarige dochter.

14 Bontemantel: Civ. en judic. aant. IV, 143 (SAA 5059-35) en Dingtalen [= van het Hof van Holland] vanden 4e july 1661 totten 28e october anno voorsz. incluis. (NA-HvH 3.03.01.(01) inv.nr. 2443). De zittingsdagen van de geprivilegieerde rol waren op dinsdag en woensdag. De zittingsdagen van de vierschaar waren op dinsdag, donderdag en vrijdag. Ik heb geen aanwijzingen kunnen vinden dat Gabriels zaak in eerste aanleg op de geprivi-legieerde rol heeft gediend op 24 of 25 mei. Zeer waarschijnlijk is hij dan ook op maandag 30 mei gearresteerd en daagde Elisabeth van Thije hem diezelfde dag nog voor de vier-schaar van dinsdag 31 mei. Gabriel reageerde meteen en daagde haar op de geprivilegieer-de rol van dinsdag 31 mei. De dichter van geprivilegieer-de RM2 suggereert dat Gabriel op zaterdag 21 of zondag 22 mei is gearresteerd (zie inl. hfst. 9). Waarom de daging op de vierschaar onder-geschikt kon worden gemaakt aan die op de geprivilegieerde rol, blijft onduidelijk.

15 Bontemantel: Civ. en judic. aant. II, 277 (SAA 5059-32). Terwijl Bontemantel opmerkt dat Elisabeth van Thije door meer dan twee advocaten werd bijgestaan, valt bij Wagenaar te lezen dat er ten hoogste twee advocaten per partij waren toegestaan. (Wagenaar III, 328); waarschijnlijk slaat dat maximum op het aantal advocaten per partij per zitting.

16 Mr. Paulus (ook Poulos) Buys (1625-1717) en mr. Paulus de Ligne (?-?) beiden advocaat te Amsterdam.

zijn borgtocht-privilegie als poorter, omdat hij zich volgens de schepenen heeft schuldig gemaakt aan ‘atroce injurien’ [= schandelijke beledigin-gen].17

Hop en Lamine verzoeken Buys het vonnis van 31 mei ‘breeder’ [= in een ruimer kader] te zien. Elisabeth van Thije overhandigt de schepenen en-kele brieven met beledigingen die Gabriel zou hebben geuit. De schepe-nen verstrekken deze aan de schout met de aantekening deze beledigingen als een misdrijf te beschouwen, waarbij ze stellen dat Reynst zich dient te voegen naar de eiseres [= Elisabeth van Thije]. Reynst weigert daarin mee te gaan, hij acht de beledigingen civiel te zijn en vindt de ingebrachte be-wijzen te zwak.18

Eind mei tot eind juni 1661.

Landgenoten van Gabriel te Amsterdam doen vergeefs moeite hem op borgtocht vrij te krijgen. Ze roepen de hulp in van de Franse ambassadeur Jacques-Auguste de Thou. Die schrijft diverse brieven aan burgemeesters en schepenen en bezoekt in persoon Elisabeth van Thije en haar dochter, wie hij voorstelt de zaak te schikken en voor het huwelijk te kiezen.19 Maar ook zijn inspanningen blijven zonder resultaat.

De france20 hebben groote debvoiren [= moeiten] gedaen om [Gabriel] onder cautie [= op borg] te moeghen uyt cryghen, haer [= zich] adresseerende aen burmeesteren maer conden sulx niet te weeghen brenghen soo dat haer hebben ge-adresseert aen den francen ambassu Le Thoe [= De Thou], die daer diverse brieven over heeft geschreeven, soo aen burgemeesteren als scheepenen. En geweest in persoon by de weduwe en dochter om de saecke by accoort af te maecken en door houwelyck aen een sijde te legghen. Maer scheepenen hebben de pressuren [= druk] niet geacht, hoewel burgemeesteren het gaeren anders hadden gesien.21

17 Bontemantel: Civ. en judic. aant. II, 276 (SAA 5059-32). Het interlocutoire vonnis was een tussenvonnis, dat inhield dat de zaak nog niet definitief was afgedaan en nog revisie kon ondergaan. De schepenen speelden een bedenkelijk juridisch spel. Door het vellen van een interlocutoir vonnis konden ze Gabriel in hechtenis houden en tevens voorkomen dat hij in beroep zou gaan bij het Hof van Holland of de Hoge Raad. Het locutoire vonnis werd op dinsdag 31 mei 1661 uitgesproken op de geprivilegieerde rol.

18 Bontemantel: Civ. en mil. regeering der stad Amsterdam (1653-1672), III-1, 54a-b (SAA 5059-29).

19 Bontemantel: Civ. en judic. aant. II, 278 (SAA 5059-32). Op 16 en 17 april 2003 heb ik op het Ministère des Affaires Etrangères te Parijs het diplomatiek en privé archief van De Thou onderzocht. Ze bevatten geen enkel document over de affaire.

20 De france: Gabriels oom en zijn Franse vrienden en relaties.

Eind mei tot 8 augustus 1661.

Gabriel was bijzonder geliefd, vele aanzienlijken bezochten hem in zijn cel.

De gunst [= genegenheid] op La Lande was soo groot dat veel cooplieden, selfs juffrouwen hem in de gijselcamer ginghen besoecken en vergasten. Ja burgemees-ter Vlooswyckx vrouw mevrouwe Anna van Vlooswijck [= Anna van Hoorn] en de vrouw van burgemeester van Outshoorn,22 hebben hem besocht. En de vrouw van burgemeester van Palsbroeck had daer groote inclinatie [= geneigdheid] toe maer heeft het om reeden die sy syde het niet gedaen, maer haer soonen [= Pieter geb. 1638 en Jacob geb. 1642] hebben hem vergast.23

Maandag 6 juni 1661.

Gabriel negeert het appelverbod en gaat in beroep bij het Hof van Hol-land.24 De Thou beklaagt zich per brief bij de burgemeesters van Amster-dam over het optreden van de schepenen, die tegen alle rechtsvormen en poorterrechten in, Gabriel in arrest houden. Hij spreekt zijn misnoegen uit over het uitblijven van een antwoord op de brief die hij de schepenen eerder heeft geschreven.25 Dringend verzoekt hij de burgemeesters hun macht en autoriteit aan te wenden om Gabriel op vrije voeten te stellen en hem te garanderen dat hij kan gaan en staan waar hij wil, zonder het risico te lopen opnieuw te worden opgesloten. De Thou benadrukt dat het hier om een civiele zaak gaat en niet om een misdrijf. Hij zegt erop te vertrou-wen dat de burgemeesters de privileges van hun burgers, waarvan zij de beschermers zijn, zullen respecteren en er alles aan zullen doen om de on-gerustheid en de vele klachten over de ongehoorde en exceptionele proce-dure te doen afnemen.26

22 Bontemantel: Civ. en judic. aant. II, 279-280 (SAA 5059-32). Bontemantel vergist zich hier. Cornelis de Vlaming van Oudshoorn was burgemeester in 1660 maar niet meer rond medio 1661 (Wagenaar III, 303).

23 Bontemantel: Civ. en judic. aant. II, 279-280 (SAA 5059-32). Van Outshoorn: Cornelis de Vlaming van Oudtshoorn; de vrouw van burgemeester van Palsbroeck: Catharina Hooft, vrouw van burgemeester Cornelis de Graef, vrijheer van Suydpolsbroeck.

24 Bontemantel: Civ. en mil. regeering der stad Amsterdam (1653-1672), III-1, 58-59 (SAA 5059-29) en de brief van schepenen aan het Hof van Holland d.d. 6 juni 1661 in het Archief van burgemeesters (Gemeene missiven 6 (1661-1662), 37v (SAA 5024-56)).

25 De eerdere brief van De Thou aan de schepenen viel helaas niet te traceren. De datum ervan is essentieel om de datum van Gabriels arrestatie nauwkeuriger te kunnen bepalen.

26 Buitenlandse vertegenwoordigers in Amsterdam of Den Haag 1637-1792 (SAA 5026-42 film 8002 ongepag.). Abusievelijk spreekt De Thou over “l’emprisonnement du sr. Claude de la Lande” in plaats van “Gabriel de la Lalande”.

Vrijdagmorgen 10 juni 1661.

De schepenen ondervragen Annetge, het gewezen dienstmeisje van Ga-briel en Pierre.27

Zaterdag 11 juni 1661.

Notaris Emanuel de Lavello begeeft zich op verzoek van Annetge naar huize Lestevenon om Elisabeth van Thije – op dat moment afwezig – en

27 Het betreffende schepenenverslag viel niet te ontdekken. Het is niet ondenkbaar dat An-netge op verzoek van de Lestevenons is verhoord en daarvoor is betaald. Dat zou de aan-wezigheid van De Lavello ten huize van de Lestevenons kunnen verklaren. Annetge kan spijt hebben gekregen van hetgeen zij over Gabriel heeft verteld en daarop naar de notaris zijn gestapt om te laten vastleggen dat haar informatie niet dan met haar toestemming mocht worden gebruikt.

Afb. 28 Beginstuk akte notaris Lavello van 11 juni 1661 betreffende Annetge. De trans-criptie ervan luidt: “Op huijden den elffden dagh der maendt junij des jaers sesthien hon-dert eenen t’sestigh hebb’ ick Emanuel de Lavello, bij den Hove van Holland geadmit-teerd en openbaer notaris, t’Amsterdam residerende, mij neffens de naegenoemde ge-tuygen ten versoecke van Annetge gewesene dienstmaeght van Gabriel en Pierre la Lan-de, getransporteert ten huijse van juffr. Elisabeth van Thije, weduwe van sr. Abraham Lestevenon Saliger, ende aldaer voor ende in haeren name spreeckende aen haeren sone sr. Matheus Lestevenon hem schriftelyck geinsinueert ende voorgehouden t’ghene hier nae volght te weten: Annetge gewesene gouvernante van messrs. Gabriel en Pieter la Lande, doet ul [= ulieder] joffrouwe Elisabeth van Thije weduwe van sr. Abraham Leste-venon saliger, door my notaris ende […]”. (SAA 5075-2983).

Mattheus Lestevenon een kopie te overhandigen van het verslag van ver-hoor, inbegrepen Annetges antwoorden. De Lavello vertelt Mattheus dat Annetge geen vrede heeft met wat zij heeft verklaard en daarom vieren-twintig uur of langer bedenktijd wil om haar antwoorden nog eens te over-wegen en deze eventueel te herzien. Namens Annetge verzoekt hij de Lestevenons op geen enkele wijze gebruik te maken van haar informatie, zonder eerst tijdig overleg met haar te plegen en onder voorwaarde dat er rekening wordt gehouden met haar bezwaren. Mattheus verklaart zich daarmee akkoord.28

Woensdag 15 juni 1661.

De burgemeesters beantwoorden de brief van De Thou. Ze schrijven dat ze zijn brief van maandag 6 juni op zaterdag 11 juni hebben ontvangen. Dat ze de zaak onmiddellijk met de aanwezige schepenen hebben bespro-ken en later ook met de andere, nadat die van vakantie waren terugge-keerd. Ze delen De Thou mee dat de schepenen zijn brief reeds hebben beantwoord. Tenslotte laten ze hem weten dat ze zich de zaak aantrekken en zullen trachten deze af te handelen buiten de normale procedures om.29

Maandag 20 juni 1661.

De Thou schrijft de burgemeesters dat de schepenen hem hebben teruggeschreven en hem hebben willen doen geloven dat er met Gabriel de Lalande niets aan de hand is, terwijl het Hof van Holland daar anders over denkt en voornemens is hem op borgtocht vrij te laten. Opnieuw vraagt hij de burgemeesters hun autoriteit aan te wenden door de schepe-nen te gelasten Gabriel meteen in vrijheid te stellen. De Thou is ervan overtuigd dat de schepenen diens vrijlating traineren. Hij zegt in een moeilijke positie te verkeren. Zijn koning [= Lodewijk XIV] is volledig op de hoogte van de zaak en wil elk detail erover weten. Hij zal het vreemd vinden dat Gabriel nog steeds gevangen zit. De Thou verwijt de