• No results found

Hoofdstuk 5 Milieu en omgevingsaspecten

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader

In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd.

Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

In het verdrag van Malta wordt gesteld dat archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:

archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ);

in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden;

de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

Het verdrag is geïmplementeerd in de Erfgoedwet die per 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet is in de plaats gekomen van 6 wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed. De gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met eventueel aanwezige archeologische waarden.

Onderzoek/ beoordeling

De gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft het rapport “Bewoning en ontginning rondom Rijn en Wiericke”

opgesteld. Dit rapport en de bijbehorende vier kaartbijlagen zijn op 4 juli 2012 vastgesteld door de raad en dienen als uitgangspunt voor de nog op te stellen ruimtelijke plannen. Naast deze documenten staan bepalingen aangaande archeologie in de Kadernota Erfgoed die eveneens is vastgesteld op 4 juli 2012 door de gemeenteraad.

Op de gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart is het gebied aangeduid als "medebestemming Archeologische Waarden AW2". Op grond hiervan geldt een vrijstellingsgrens voor bodemingrepen dieper dan 40 cm -Mv en plangebied groter dan 100 m² (figuur 10). In de beheersverordening Kern Nieuwerbrug heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' gekregen met eveneens een vrijstellingsgrens voor bodemingrepen dieper dan 40 cm -Mv en plangebied groter dan 100 m². In verband hiermede is een onderzoek naar archeologie uitgevoerd.

Figuur 10: Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart.

5.2.1 Archeologisch vooronderzoek

Het archeologisch vooronderzoek in de vorm van een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd door SOB Research te Heinenoord (rapport van 19 juni 2020, nummer 2753-2004, Bijlage 3). Op basis van de onderzoeksresultaten voor het ontwikkelgebied en de voorgenomen bodemingrepen kan het volgende worden geconcludeerd (overgenomen uit rapport).

De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 0,12 hectare. De belangrijkste te voorziene bodemverstoringen betreffen de ondergrondse sloop van de bestaande bebouwing (tot een diepte van circa 0,5 meter beneden het maaiveld) en de aanleg van de fundering voor de twee nieuwe woningen op een diepte van circa 0,9 meter beneden het maaiveld. De kruipruimte zal naar verwachting minder diep worden aangelegd. Tussen de woningen en de aan te leggen weg zullen er een riolering en overige kabels en leidingen worden aangelegd op een diepte van 0,5 - 0,9 meter beneden het maaiveld.

Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek en het NO-Overig kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

1. Ter plaatse van het plangebied is een bodemopbouw aanwezig met een ophooglagen uit de Nieuwe Tijd, op (oever-) Afzettingen van Tiel, op (geul) Afzettingen van Tiel. Deze stroomgordelafzettingen kunnen worden gerelateerd aan de Oude Rijn die hier actief was in de periode van circa 3500 voor Chr. - 1120 na Chr.

2. Archeologische resten uit het Laat Neolithicum t/m de IJzertijd kunnen hier worden aangetroffen op en in de top van de (oever-) Afzettingen van Tiel. De verwachting voor de aanwezigheid van dergelijke sporen is middelhoog. De locatie van het plangebied langs de Oude Rijn bood een zeer geschikte bewoningslocatie en/of locatie voor menselijke activiteiten. Echter sporen van deze activiteiten kunnen door latere stroomgordels zijn geërodeerd.

3. Ook archeologische resten uit de periode van de Romeinse Tijd t/m de Nieuwe Tijd kunnen hier worden aangetroffen op en in de top van de Formatie van Echteld (direct onder de ophooglagen uit de Nieuwe Tijd, op een diepte van 0,5 - 0,9 meter beneden het maaiveld). De verwachting voor de aanwezigheid van dergelijke sporen is middelhoog. Het plangebied is namelijk gelegen op de noordelijke oever van de Oude Rijn, een onderdeel van de Romeinse Limes. Daarnaast is het

plangebied gelegen langs een weg die eeuwenlang als een van de hoofdwegen van de regio heeft gediend. Langs deze weg wordt op de kaarten uit de periode van de 17de t/m de 19de eeuw op regelmatige afstand bebouwing weergegeven.

4. Ter plaatse van het plangebied is waarschijnlijk bebouwing aanwezig geweest vanaf het midden van de 18de eeuw, maar in ieder geval ten tijde van het vervaardigen van de Kadastrale Kaart uit 1811 - 1832. Het betreft een boerderij en een schuur. Het is waarschijnlijk dat de fundering van deze bebouwing geheel is verwijderd bij recente sloop- en bouwwerkzaamheden.

5. Ter plaatse van het plangebied hebben circa 15 jaar gelegen sterk bodemverstorende bouw- en sloopwerkzaamheden plaatsgehad. Volgens de huidige eigenaar is de bodem tot op een diepte van 0,5 meter beneden het maaiveld weggegraven om zodoende oude funderingen en puin te verwijderen.

Aanbevelingen

Op basis van het uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek en booronderzoek (IVO-Overig) moet worden geconcludeerd dat de voorgenomen planrealisatie kan leiden tot de aantasting van behoudenswaardige archeologische resten. Het maaiveld wordt bij de geplande bouwwerkzaamheden namelijk tot op een diepte van circa 0,9 meter beneden het maaiveld verstoord. Deze verstoringen reiken dusdanig diep dat archeologisch interessante lagen in de ondergrond verstoord zullen worden.

Archeologisch vervolgonderzoek wordt daarom noodzakelijk geacht.

Er wordt geadviseerd om daarbij aansluiting te zoeken bij de civieltechnische werkzaamheden en om de ondergrondse sloopwerkzaamheden uit te voeren als een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven, variant Archeologische Begeleiding en de sleuf van de sloopwerkzaamheden verder te verdiepen tot op het natuurlijke niveau (circa 0.9 meter beneden het maaiveld). Wanneer er in de ophooglagen of op en in de top van de natuurlijke afzettingen behoudenswaardige archeologische resten worden waargenomen kan het archeologisch onderzoek worden uitgebreid naar een Archeologische Opgraving, variant Archeologische Begeleiding. Wanneer er geen behoudenswaardige archeologische resten worden waargenomen kan het onderzoek direct na Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven, variant Archeologische Begeleiding worden afgerond.

Voor de uitvoering van de Archeologische Begeleiding moet een Programma van Eisen (PvE) worden opgesteld dat voorafgaand aan de uitvoering van het onderzoek moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.

Conclusie

De in het rapport genoemde aanbevelingen worden overgenomen bij uitwerking van het bouwplan. Dit wordt geborgd middels het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' in het bestemmingsplan. Met inachtneming hiervan worden de archeologische waarden voldoende geborgd, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.

5.2.2 Cultuurhistorie

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden.

Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a Bro moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van een ruimtelijke planontwikkeling.

De bestaande bebouwing achter De Bree heeft geen cultuurhistorische waarde. Evenmin komt dit pand voor op inventarisatielijst de provinciale Monumenten Inventarisatie Project Zuid-Holland.

Conclusie

Het initiatief tast de cultuurhistorische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.