• No results found

Arbeidsvraag-gerelateerde oorzaken voor veranderingen in de banenstructuur

II. Kwantitatieve veranderingen in de banenstructuur

3. Arbeidsvraag-gerelateerde oorzaken voor veranderingen in de banenstructuur

In het literatuuroverzicht zijn verschillende mogelijke oorzaken voor veranderingen in de banenstructuur geopperd. Deze zijn te verdelen in drie brede categorieën: veranderingen in de arbeidsvraag, veranderingen in het arbeidsaanbod, en institutionele factoren. De eerste is het onderwerp van deze paragraaf: de andere twee oorzaken worden respectievelijk in paragraaf 4 en 5 behandeld.

Veranderingen in de goederenvraag, technologische verandering en uitbesteding van werk naar het buitenland zijn de drie belangrijkste redenen waarom de arbeidsvraag niet neutraal verschuift, maar de vraag naar arbeid in sommige beroepen meer doet toenemen dan in andere. Deze drie arbeidsvraag gerelateerde verklaringen komen in de volgende drie subparagrafen aan bod. De vierde subparagraaf concludeert.

3.1 Veranderingen in de goederenvraag

De economische literatuur bestempelt veranderingen in de arbeidsvraag als de belangrijkste oorzaak voor veranderingen in de banenstructuur, en dan voornamelijk veroorzaakt door substitutie-effecten van technologie met, en het internationaal uitbesteden van, taken die in

WERKENDEN

WSE REPORT /34

bepaalde banen worden gedaan. Voordat we echter kunnen kijken naar deze factoren die de vraag naar arbeid verschuiven, beschouwen we de mogelijke invloed van veranderingen in de goederenvraag als verklaring. Zoals besproken in het literatuuroverzicht kunnen verschuivingen in de goederenvraag verscheidene oorzaken hebben zoals niet-homothetische voorkeuren, demografische veranderingen en specialisatie ten gevolge van toenemende internationale handel.

De voorgaande paragraaf heeft veranderingen in zowel de banenstructuur als de industriële structuur gedurende de laatste 15 jaar in kaart gebracht. De vraag is hoe deze twee met elkaar in verband staan, en meer specifiek, of de veranderingen in de banenstructuur voornamelijk te wijten zijn aan veranderingen in de sectorale structuur. Dit is mogelijk omdat niet alle beroepen evenzeer vertegenwoordigd zijn in alle industrieën.13 Hierdoor kan het gebeuren dat een afnemend belang van de sector industrie leidt tot een afnemend belang van fabrieksarbeiders, en een toenemend belang in de sector gezondheidszorg tot een toenemend belang van medische specialisten. Met andere woorden, de goederenvraag beïnvloedt via de sectorale structuur de banenstructuur.

Als alle veranderingen in de banenstructuur kunnen worden verklaard aan de hand van veranderingen in de industriële structuur is er weinig plaats voor een analyse van technologische vooruitgang op het niveau van beroepen. Om te onderzoeken of dit het geval is, splitsen we veranderingen in de banenstructuur op in veranderingen die binnen industrieën plaatsvinden en veranderingen die plaatsvinden door veranderingen in de industriële structuur. Met andere woorden, neemt het tewerkstellingsaandeel van fabrieksarbeiders alleen af omdat de sector industrie afneemt, of neemt het tewerkstellingsaandeel van fabrieksarbeiders af binnen elke industrie af?

Tabel 5A laat resultaten van deze analyse zien voor België als geheel. Ten eerste kunnen we concluderen dat een bijna 75% van de veranderingen in de beroepenstructuur plaatsvindt binnen industrieën. Verschuivingen van de goederenvraag kunnen dus slechts een vierde van de veranderingen in de banenstructuur verklaren. Ten tweede is het duidelijk dat de aard van de verschuivingen in de banenstructuur binnen industrieën hetzelfde is als we in de vorige paragraaf vonden: de tewerkstellingsaandelen van specialisten en ondergeschikte specialisten nemen over het algemeen toe, net zoals die van lager dienstverlenend personeel en bestuurders, terwijl het belang van kantoorbedienden en arbeiders afneemt. Dit patroon herhaalt zich in Vlaanderen (zie tabel 5B)- ook hier verklaren veranderingen in de goederenvraag een vierde van veranderingen in de banenstructuur, en zien we een toename van specialistische beroepen en een aantal niet-intellectuele dienstverlenende beroepen binnen elke industrie. De ontwikkelingen zijn gelijkaardig in zowel Wallonië als Brussel, evenals voor Europa als geheel. Dit is consistent met een analyse van veranderingen in de banenstructuur die de nadruk legt op vraagschokken die beroepen direct treffen, in plaats van indirect via veranderingen in de sectorale compositie.

13

Hoewel tewerkstelling in beroepen zoals managers, specialistisch of ondergeschikt personeel in de intellectuele en wetenschappelijke beroepen, kantoorbedienden, receptionisten, en ongeschoold dienstverlenend personeel over vrijwel alle industrieën is verdeeld; komt de tewerkstelling voor sommige andere beroepen zoals specialisten in de medische wetenschappen, specialisten in het onderwijs, en machinearbeiders bijna uitsluitend voor in een enkele industrie.

WERKENDEN

WSE REPORT /35

3.2 Technologische verandering en internationale uitbesteding

In deze subparagraaf analyseren veranderingen in de arbeidsvraag op het niveau van beroepen als oorzaak van veranderingen in de banenstructuur

Tabel 6 rapporteert de resultaten van een regressie van tewerkstelling in de beroepen in 15 Europese landen, inclusief België, doorheen de tijd op de maatstaven van technologische verandering en uitbesteding. De invloed van technologische vooruitgang op de vraag naar arbeid wordt gemeten aan de hand van de drie taakmaatstaven, elk geïnteracteerd met een lineaire tijdstrend om het concept van een seculiere verandering te meten. Op vergelijkbare wijze wordt de invloed van internationale uitbesteding op de vraag naar arbeid gemeten door de maatstaf van uitbesteedbaarheid geïnteracteerd met een lineaire tijdstrend. We controleren voor veranderingen in het panel van landen door land-jaar dummies in de regressie op te nemen; en voor verschillen tussen landen in initiële groottes van beroepen door beroep-land dummies in de regressie op te nemen. Op deze manier blijft enkel beroep-jaar specifieke en beroep-land-jaar specifieke variatie over in de tewerkstellingsdata.

Als technologische verandering een verklaring is voor de veranderende banenstructuur doorheen de tijd, dan verwachten we significante coëfficiënten op onze taakmaatstaven. De grootte van de coëfficiënten vertelt ons hoe groot de invloed van technologische vooruitgang is. Bovendien verwachten we een positieve coëfficiënt op Abstracte en Service taken en een negatieve coëfficiënt op Routine taken, omdat het toenemende gebruik van technologie op de arbeidsmarkt leidt tot een relatieve afname van de vraag naar beroepen die Routine taken intensief gebruiken en een relatieve toename van de vraag naar beroepen die Abstracte en/of Service taken intensief gebruiken.

De eerste kolom van Tabel 6 laat zien dat technologische vooruitgang inderdaad een verklaring biedt voor veranderingen in de banenstructuur. Een beroep waar Abstracte taken meer dan gemiddeld belangrijk zijn (om precies te zijn, een standaard deviatie meer dan gemiddeld) ervaart gemiddeld 0.74 procentpunt snellere tewerkstellingsgroei per jaar dan een beroep waar Abstracte taken gemiddeld belangrijk zijn. Daarentegen groeien beroepen waar Routine taken belangrijk zijn gemiddeld 0.86 procentpunt trager per jaar. Deze twee effecten zijn statistisch significant, zelfs na controle voor correlatie doorheen de tijd (bereikt door het clusteren van standaardfouten). Beroepen waar Service taken belangrijk zijn groeien gemiddeld 0.26 procentpunt sneller per jaar, maar deze coëfficiënt is niet significant14. Dit betekent dat tewerkstelling in Service taken niet sneller dan gemiddeld toeneemt. Aangezien de tewerkstelling in Routine taken langzamer dan gemiddeld toeneemt, en de tewerkstelling in Abstracte taken sneller dan gemiddeld, komt dit overeen met het beeld van een afnemend belang van Routine beroepen in de industrie, een toenemend belang van Abstracte specialistische beroepen en een toename (relatief ten opzichte van Routine beroepen) van niet-intellectuele Service beroepen. Al met al laat de eerste kolom van Tabel 6 zien dat “task-biased” technologische vooruitgang een belangrijke verklaring biedt voor de veranderende banenstructuur in Europa.

We hebben echter nog niet gecontroleerd voor het effect van internationale uitbesteding- dit gebeurt in de tweede kolom van Tabel 6. Het effect van uitbesteding op de tewerkstelling is negatief, zoals verwacht, maar niet statistisch significant. Dit kan deels worden verklaard door de

14

De reden hiervoor is de hoge correlatie met Abstracte taken- wanneer we Abstracte taakmaatstaf laten vallen wordt de coëfficiënt op Service taken groter en significant.

WERKENDEN

WSE REPORT /36

correlatie met Routine banen, waardoor standaardfouten groter worden. De grootte van de geschatte coëfficiënt geeft echter aan dat het effect van uitbesteding kleiner dan dat van technologische vooruitgang: tewerkstelling in beroepen die vaak worden uitbesteed groeit 0.21 procentpunt per jaar langzamer dan gemiddeld. De verklarende kracht van technologische vooruitgang is bovendien onverminderd.

Wanneer we de regressies in Tabel 6 alleen voor België doen vinden we zeer vergelijkbare coëfficiënten- echter, door het kleine aantal observaties (302) kunnen deze niet precies worden geschat. Paragraaf 5 gaat dieper in op eventuele verschillen tussen de 15 Europese landen in de impact van technologische verandering en uitbesteding op veranderingen in de banenstructuur, en analyseert of institutionele factoren een rol spelen.

3.3 Overzicht van arbeidsvraag-gerelateerde oorzaken

Technologische verandering lijkt een belangrijke verklaring te zijn voor de veranderingen die plaatsvinden in de banenstructuur, terwijl internationale uitbesteding van beroepen een veel kleinere rol speelt. Omdat technologie complementeert met werknemers die Abstracte taken doen, neemt hun tewerkstellingsaandeel toe. Het aandeel van werknemers die Routine taken doen neemt daarentegen af omdat computers en machines hun banen ook kunnen doen. Ten slotte neemt het aandeel van werknemers die Service taken doen toe relatief ten opzichte van dat van Routine taken, omdat technologie met Service taken noch complementeert noch substitueert.

Dit wil niet zeggen dat globalisatie onbelangrijk is: een deel van de invloed hiervan laat zich immers voelen als een veranderende sectorale structuur. Onze compositionele analyses laten zien dat deze in Vlaanderen en België ongeveer een vierde van de veranderingen in de