• No results found

1. “Ik denk dat wat ik heb gemerkt met al die zorglocaties, is dat het wel degelijk invloed heeft op je leefklimaat, of kan hebben. Ik denk persoonlijk met deze doelgroep is dat juist niet zo, omdat ze toch ongedocumenteerd zijn en voor een kans strijden en ervoor willen gaan. Maar bij andere locaties heb je gewoon een dakloze opvang of een verslaafden opvang, dus dat is echt wel iets waar je rekening mee moet houden. Dat als je de deur uit stapt, dat er iemand kan slapen voor je huis, dat iemand dronken naar je toekomt, dat mensen gaan bedelen, dat je fiets gestolen wordt, dat er groepje rondlopen die er onguur uitzien, het trekt ook veel criminaliteit aan, drugsdealers. Dat is echt wel iets hoor, en ik denk niet dat je dat moet vergeten, dat je echt wel iets vraagt van een buurt.” (Benjamin)

2. “En waarom zijn ze er überhaupt, waarom zijn er überhaupt ongedocumenteerden en hoezo zijn ze nog niet teruggestuurd en waarom zouden we ze een plek aanbieden van mijn

belastinggeld? In zekere zeker zijn het op zich goede vragen, weet je het is niet te ontkennen dat dit soort dingen van 'waarom zijn ze er?', is een goeie vraag. 'Waarom zijn ze nog niet weg?', ook een goede vraag. Maar uiteindelijk kom je dan terecht, van ja dat ligt niet bij de gemeente dat ligt bij de overheid. En dat ligt niet eens aan de overheid ligt daar

migratiestromen en nog verder over de rechten van de mens. [...] Dus dat zijn allemaal van die essentiële vragen van wat kan een overheid doen en dan waar je hier een oplossing probeert te vinden voor ongedocumenteerden, kom je eigenlijk bij grotere vraagstukken in het leven van ‘Wat doe je met mensenrechten’? ” (Benjamin)

3. “En ja hier kan daar geen discussie over kan plaatsvinden, omdat wij ook niet landelijk beleid te verdedigen en in mijn positie überhaupt niet iets verdedigen. [...] In hoeverre wil je een platform bieden aan dat soort gesprekken, als er toch iets kleiners besproken worden” (Benjamin)

4. “Er zijn ook buurtbewoners die die niet blij zijn met deze beslissing en dat is dan wel moeilijk. Daar probeer ik dan zo goed mogelijk mee om te gaan. Ik vind dat moeilijk en vervelend voor die mensen. Tegelijkertijd moet je als gemeente ook soms een beslissing nemen die niet iedereen wil, want ja anders kan het gewoon niet zeg maar. Aan de andere kant zou mijn taak natuurlijk wel heel saai worden als iedereen stond te springen, dus in die zin is het ook wel weer interessant.” (Amber)

5. “Als goede buren kunnen samenleven” (Amber)

6. “Ze zien jou, als vertegenwoordiging van een heel systeem en dat systeem als ze daar dan ontevreden over zijn dan krijg jij dat gewoon over je heen.” (Esther)

7. “Dan is het lastigste dat jij krijgt die klachten binnen, maar je gaat er niet over. Ik kan het dus ook niet voor je oplossen, maar jij klaagt wel tegen mij. Dus snap je hoe lastig dat is? Als ik jou nou meteen iets zou kunnen bieden dan kan ik jou blij en gelukkig maken. Maar soms kan ik dat helemaal niet.” (Ella)

94 8. “De ogen en oren van de buurt” (Ella)

9. “Oja en dan zul je zien dat ze in Buitenveldert helemaal op hun achterste benen gaan staan en dat die (opvang) daar dan niet door gaat. Terwijl er in de Pijp al zoveel is, maar omdat de mensen daar redelijker zijn, dat die daar dan wel door gaat. Dat zou ik wel echt vervelend hebben gevonden, dus dat geluid heb ik wel af en toe laten horen zo links en rechts. Dat ik vond dat ze wel uit moesten kijken met hoe ze reageren op beeldvorming van een aantal schreeuwende mensen en zo, en al is het niet een aantal, al zijn er meer. Maar dat niet maakt dat zo'n buurt dan per se ook ongeschikter is.” (Esther)

10. “Je merkt dan ook zelf wel, als je zo'n rollenspel speelt. Als er dan zo'n iemand aan tafel zit, die een beetje met van die cijfers gaat lopen blaten. Dat er op een locatie in het centrum dat de cijfers aantonen dat het allemaal goed ging en dat er geen criminaliteit is. Dat jij denkt "Ja wat zeik je mens? Het komt niet tegenover jouw huis, jij woont er niet, jij gaat 's avonds naar huis!" Wat tegelijkertijd heel lastig is, want je snapt hun gevoel, maar wat kun je er mee? Want ik kan niet zorgen dat die locatie er niet komt.” (Ella)

11. “Als wijkagent vind ik dat je erbij hoort te zijn omdat er iets bijzonders in je wijk gebeurt. En er waren ook bewoners, vanuit de hele nabije omgeving waren er geloof ik die kwamen, die zeiden van die vonden het prima. Dus die gingen met A4-tjes van: 'Jullie zijn welkom in de wijk', gingen ze er naast staan. Dus dat was heel vriendschappelijk. Dus je had de tegens en daarnaast de pro's” (Patricia)

12. ‘Nou als politieagent moet ik neutraal zijn. Wat heel moeilijk is, want persoonlijk zal ik daar best wel een idee over hebben, maar ik sta hier als professional. En dus alleen maar

luisteren, begrijpen en ze adviseren dat, mocht er in de toekomst overlast zijn, of weet ik veel wat, welke wegen ze dan moeten bewandelen, om de angst weg te nemen, om de overlast weg te nemen. Dat soort dingen, dus puur aanhoren en adviseren.” (Patricia) 13. “Dan luchten ze gewoon hun hart over hun angsten en waar ze bang voor zijn. Tuurlijk vaak

zijn het zorgen om dingen die er nog niet zijn. Het zijn vaak zorgen gebaseerd op dingen uit het verleden, dingen die gebeurd zijn. Vaak moet je dan als wijkagent zeggen van: 'ja, we moeten het even afwachten – even aankijken'. Het is een beetje meeveren in het gesprek.’ (Kelvin)

14. “Vaak zijn het dingen waar je niks mee kan omdat het allemaal gevoelens zijn, en met gevoelens kan ik niks. [...] Behalve met mensen, meeveren in een gesprek en aangeven dat je begrijpt dat de angst er is. Maar zolang de opvang er nog niet, is nog geen feiten zijn. Kijk, als er over een jaar blijkt dat ik alleen maar overlastmeldingen heb en dat mensen uit de opvang overlast bezorgen in het winkelcentrum, ja daar kan ik wel wat mee.” (Kelvin) 15. “Mijn ervaring is dat je mensen het best kan laten praten, gewoon echt hun emoties er te

laten zijn en niet gaan bagatelliseren of zeggen van 'het valt wel mee' of het meteen te willen gaan weerleggen, laat het er eerst maar gewoon zijn. [..] Laat ze maar gewoon praten,

95 maar wat ik wel belangrijk vind is wees wel altijd eerlijk. Ik ga geen beloftes doen die je niet waar kan maken. [...] Dat is namelijk wel denk ik wel het ergste wat je kunt doen” (Ella) 16. “Dus je probeert toch uit die angsten de concrete dingen eruit halen, omdat je met die niet-

concrete dingen op dit moment volgens mij niet heel veel kan. En daarom is het ook, nu zitten we nog heel erg in die periode van ‘het is er nog niet’” (Amber)

17. “En je merkt ook wel, naarmate de tijd wat vordert dat er iets meer die acceptatie is, van oké ze gaan er komen. Maar we zijn er nog steeds niet mee eens, maar ze gaan komen” (Ella)

18. “En ik denk dat we wel wat stapjes zetten nu, bijvoorbeeld als we mensen uitnodigen voor zo'n gesprek over dat achterplein zeg maar. Ja dan komen er wel mensen en dan geven ze ook weer aan van 'Ik ben hier tegen en we gaan doorprocederen tot het Europese hof', ofzo. Zoiets zeggen ze dan en dan zeggen we van: 'Ja dat is prima, maar mocht het er wel komen dan zijn we hier nu vandaag om het erover te hebben' en dan zetten ze vervolgens wel die stap. Dus dan geven ze wel aan dat ze graag veel bomen willen” (Ella)

19. “Je blijft allemaal verschillende meningen houden, want ook nu, dit was een besluit dat genomen was en één van de voorwaarden waarop het pand in gebruik genomen zou worden was dus dat het middenterrein niet gebruikt zou worden door de bewoners. Nou, dan wordt het tijdens zo'n begeleidingscommissie verteld, en dan is er toch een bewoonster die zegt: 'ja, maar het zijn geen gevangenen, ze moeten ook gewoon buiten kunnen lopen'. Ja weet je, dan denk je van ja, dit is klaar, dit is al besloten.” (Patricia)

20. “De politie was daar, de woordvoerder, dat hun er heel anders instonden dan ik. Dat zij zo iets hadden van, we gaan er niet over dus we gaan nu ook niet met de bewoners in gesprek. Want we gaan er niet over. En dat ik dacht van 'Ja, I don't care, weetje, wat kan die

bewoners het schelen dat wij er niet over gaan. Wij zijn de gemeente in hun ogen. Het zal die bewoners een worst wezen van welke afdeling ik ben. Ik ben de gemeente voor ze, dus het minste wat je kan doen voor ze is naar ze luisteren.” (Ella)

21. “Dus dat die mensen hier boos zijn, en deze emoties hebben, dat is voor mij de taak om dat door te koppelen, omdat ze heel erg aan gaven dat ze zich niet gehoord voelden, dat ze tegen een muur aan liepen. En dat kan ik me best wel goed voorstellen, de gemeente soms lastig te doordringen is als bewoner zijnde.[...] Dus ik had zoiets van oké, ik moet deze mensen horen, horen wat ze zeggen, ik kan niks voor ze doen, ik kan ze niks beloven, maar ik kan ze wel horen en ervoor zorgen dat ze gehoord worden.” (Ella)

22. “Maar dan denk ik je bent toegankelijk geweest, je hebt altijd de telefoons opgenomen, de mails beantwoord, je hebt proactief een bewonersbrief eruit gestuurd. Maar het was alleen niet naar de zin van misschien een paar buurtbewoners, of een buurt partij of een wijkagent of een dit of dat. Dat heb ik gemerkt, dat er heel makkelijk meegegaan wordt in het

96 discourse van 'de gemeente luistert niet', want dat is een heel makkelijk om te zeggen.” (Benjamin)

23. “Als mensen het feit dat het besluit is genomen zien als: er is niet naar ons geluisterd. Wat ik me ook nog wel kan voorstellen, je wil het niet en je zegt: 'Ik wil het niet' en vervolgens komt het er wel. Ja waarom heb je dan met me gepraat. Ja dat snap ik ook wel. Maar goed die beslissing wordt ook niet door ons genomen, dus daar kan ik dan moeilijk iets over zeggen.” (Amber)

24. “Normaalgesproken heb je een begeleidingscommissie die start bij de start van de opvang, maar omdat dit wat gevoeliger lag, wat uit de consultatierondes is gekomen, is voor elke locatie besloten om dat een half jaar van tevoren [...] maar om te starten met eerste bijeenkomst. Dus daarvan hebben we er al een aantal gehad.” (Amber)

25. “Dus we gebruiken dan nu die aanloopperiode meer als informatiebijeenkomst, dat zeggen we ook het gaat dat nu vooral over informatievoorziening, het is nog niet echt een

begeleidingscommissie. Er is nog niks te begeleiden om het zo maar even te zeggen en we gaan pas echt van start met begeleidingscommissie en als die mensen er echt wonen” (Paul) 26. “Kijk als een volkswijk zou hebben dan zouden de ramen er misschien uit hebben gelegen bij wijze van spreken. En hier merk je ook een soort van tweedeling. Want je hebt ook gewoon heel veel mensen dat komt misschien ook door de achtergrond, die het wel omarmen, die zeggen van: we gaan er het beste van maken. En de groep die er op tegen is: ja, die doet dat op z'n eigen manier, die groepeert zich, niet gaat dan doormiddel van arbitraire zaken of juridische wegen bewandelen, maar die zullen het niet snel schreeuwen van de daken” (Kelvin)

27. “de fanclub van de instelling” (Paul)

28. “Enerzijds is denk ik heel positief dat we zo vroeg beginnen en dat er met alle buurten is gepraat. Anderzijds heeft het als keerzijde dat mensen zich wel heel erg lang zorgen kunnen maken over iets wat niet concreet wordt” (Amber)

29. “Omdat je mensen een podium of een platform geeft, worden er op een gegeven toch kritische vragen gesteld. Als je daar niet aan goed antwoord voor hebt dan kan dat een beetje contraproductief werken.” (Benjamin)

30. “En dat is bijvoorbeeld iets wat je merkt bij die ongedocumenteerden programma's, dat is per persoon anderhalf jaar, in totaal is de pilot voor vier jaar. Maar heel veel mensen vragen, na die vier of na die anderhalf jaar dat iemand daar heeft gezeten, wat gebeurd er dan? En dat zijn hele moeilijke vragen en dat het programma team ook niet weet hoe dat gaat uitspelen en daardoor merk je dat je een soort van meer vragen oproept waar ik geen antwoord op heb.” (Benjamin)

97 31. “Mensen zijn best wel, hoe meer informatie mensen krijgen hoe redelijker ze worden, dat is

echt heel belangrijk.” (Paul)

32. “Dat is soms ook nog wel eens, informatie is soms ook niet altijd, als het over de echt zo'n dingetje als dat we niet precies weten welke de doelgroep daar komt, dat brengt

onzekerheid. Het voedt onzekerheid en dat geeft ruimte aan de pers om daarmee te spelen. Soms zijn er ook niet echt hele scherpe duidelijke antwoorden, dat geeft heel veel ruimte. Maar ook sommige dingen die die zijn gewoon kul en kunnen gewoon doorgeprikt worden met duidelijke informatie geven. [...] Dus ik denk dat je slechte informatie alleen maar een strijd met goede informatie.” (Paul)

33. “Dus we proberen te zeggen van, het kan zijn dat er alleen mannen komen, mensen vinden dat een onprettig idee, maar we weten het niet zeker. En toch blijft wel de hele tijd

terugkeren; hier komen 70 mannen en ze worden ook testosteronbommen genoemd, en jonge mannen.” (Amber)

34. “Ik denk dat media ook wel een grote rol speelt, volgens mij is dat testosteronbommen ook een keer in de media verschenen en dat wordt nu, ja dat kan dan niet meer wegkrijgen” (Amber)

35. “Ik denk dat dat ook gewoon heel erg helpt weet je wel en niet teveel altijd maar alles te willen onderbouwen, want met dat soort dingen als cijfers komen dat werkt eerder

averechts. Wat hooguit kan helpen is dat je ervaringsverhalen, dat je dus in gesprek met er zijn andere locaties, HVO (Querido) doet al op veel meer plekkende begeleiding van deze mensen, dat je ze (bewoners) in gesprek laten gaan met medewerkers van HVO. [...] Dat creëert wat meer begrip. Want dat merk je ook wel heel erg, er wordt gevreesd voor iets wat er nog niet is, en daarbij wordt de angst ook heel erg gevoed met beelden vanuit de media en je kan nog helemaal niet vanuit praktijk putten” (Ella)

36. “Ja je spreekt wel gewoon namens de gemeente en daarom heb je wel een soort van verantwoordelijkheid om zorgvuldig te communiceren, om goed te communiceren, maar ook de juiste toon te hebben, rekening te houden met wat er nog meer in de buurt gebeurt. Het is niet van zeg maar het is anders als je van mens tot mens mailt dan wanneer je van instantie tot mens mailt, het zijn natuurlijk bewoners waar je eigenlijk ook voor moet zorgen, dan moet je gewoon dan heel zorgvuldig zijn” (Amber)

37. “Je wil ook het vertrouwen winnen, in elk geval heb ik dat heel erg, dat ik niet het gevoel heb dat hun mening niet telt. Of dat iets in een verslag niet komt omdat het niet belangrijk was. Dus je probeert wel serieus, je probeert wel iedereen heel serieus te nemen en dan corrigeren waar nodig.” (Benjamin)

98