• No results found

De vragen hieronder gaan over taal. We willen graag weten hoeveel talen jij geleerd hebt, hoe goed je deze talen beheerst en hoeveel je ze gebruikt.

Het is GEEN taaltoets of proefwerk waar je een cijfer voor krijgt. Beantwoord de vragen zo eerlijk mogelijk en beant- woord alle vragen. Je antwoorden blijven natuurlijk anoniem. Alleen de onderzoekers zullen deze onder ogen krijgen.

Deel A – Algemeen Vul eerst de volgende gegevens in.

1. Mijn naam is: . . . .

2. Ik ben een: ❍ jongen ❍ meisje

3. Ik ben geboren op: . . . (dag/maand/jaar)

4. Ik zit in klas . . . van school . . . . Nu stellen we je een paar algemene vragen over je achtergrond.

5. Ben je geboren in Nederland? Ja / Nee 6. Ben je ook geboren in Friesland? Ja / Nee 7. Hoe lang woon je al in Friesland?

Als je in Nederland bent geboren, sla dan vraag 8 over en ga verder met vraag 9.

8. Indien je niet in Nederland bent geboren:

a. Hoe oud was je toen je in Nederland kwam wonen? . . . .

b. Ben je ooit voor een periode van langer dan 6 maanden teruggekeerd naar je geboorteland? Ja / Nee Zo ja, hoe lang: . . . .

Deel B – Thuis

De volgende vragen gaan over de talen die je thuis met je familie spreekt.

9. Welke taal / talen spreek je met je ouder(s)/verzorger(s)? ❍ Alleen Fries

❍ Alleen Nederlands

❍ Zowel Fries als Nederlands

❍ Anders, namelijk . . . .

10. Heb je broer(s) en/of zus(sen)? Ja / Nee

Als je geen broer(s)/zus(sen) hebt, sla dan vraag 11 en 12 over en ga verder met vraag 13.

11. Hoe oud zijn je broer(s) en/of zus(sen)?

De leeftijd van broer / zus nr 1. is . . . jaar

De leeftijd van broer / zus nr 2. is . . . jaar

De leeftijd van broer / zus nr 3. is . . . jaar

De leeftijd van broer / zus nr 4. is . . . jaar

12. Welke taal / talen spreek je met je broer(s) / zus(sen)? ❍ Alleen Fries

❍ Alleen Nederlands

❍ Zowel Fries als Nederlands

Deel C – Taalachtergrond

De volgende vragen gaan over je taalachtergrond

13. Wat is je moedertaal (de taal die je als klein kind van je ouder(s) / verzorger(s) hebt geleerd)?

. . . .

14. Welke taal spreek je zelf het liefst? ❍ Alleen Fries ❍ Alleen Nederlands ❍ Zowel Fries als Nederlands

❍ Anders, namelijk . . . .

15. Spreek je, afgezien van Fries, ook een dialect / streektaal (bijv. Súdhoeksk)? Ja / Nee Zo ja, welk dialect / streektaal? . . . .

16. Welke talen spreek je nog meer? (vul ook de talen in die je maar een beetje spreekt)

. . . .

17. Hoe leuk vind je het in het algemeen om een nieuwe taal te leren? 1 = niet leuk 2 = niet zo leuk 3 = neutraal 4 = een beetje leuk 5 = leuk 18. Hoe gemakkelijk vind je het in het algemeen om een nieuwe taal te leren?

1 = moeilijk 2 = een beetje moeilijk 3 = neutraal 4 = een beetje gemakkelijk 5 = gemakkelijk 19. Geef, voor alle talen die je hebt geleerd, in de tabel hieronder aan waar en op welke leeftijd je deze taal

hebt geleerd.

Taal Vanaf welke leeftijd heb je de taal geleerd? Waar heb je de taal geleerd?(school, thuis of anders) Fries

dialect Nederlands Engels . . . .

20. Geef, voor alle talen die je hebt geleerd, aan hoe goed je deze beheerst door op de volgende schaal één van de cijfers te omcirkelen:

1 = helemaal niet 2 = niet goed 3 = voldoende 4 = goed 5 = zeer goed

Taal Spreken Luisteren Schrijven Lezen Fries 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

dialect 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

Nederlands 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

Engels 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5

21. Geef, voor alle talen die je hebt geleerd, aan in hoeverre je het eens bent met de uitspraken uit de tabel. Gebruik de volgende schaal en omcirkel het antwoord van jouw keuze.

1 = mee oneens 2 = beetje mee oneens 3 = neutraal 4 = beetje mee eens 5 = mee eens

Taal Ik vind het leuk om deze taal te spreken zelf als ik deze taal spreekIk voel me zeker van me- Ik vind het belangrijk om deze taal goed te kunnen spreken Fries 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 dialect 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 Nederlands 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 Engels 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 . . . 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 22. Geef, voor alle door jou vermelde talen (ook een eventuele streektaal / dialect), in de volgende tabel aan

welke taal je gebruikt voor de volgende activiteiten en gedurende hoeveel uren per dag.

Activiteit Taal Aantal uren per dag Aantal uren per week Lezen

TV / dvd kijken Luisteren naar muziek E-mail/Internet

23. Kruis hieronder aan in welke taal je telt, droomt, boos bent, etc. Je kunt meerdere talen aankruisen!

Fries Nederlands Engels Anders, nl.:

a) Welke taal gebruik je bij voorkeur als je hardop moet tellen of rekenen? b) Welke taal gebruik je bij voorkeur als je spreekt tegen baby’s, kleine kinderen, of huisdieren? c) Welke taal gebruik je meestal/bij voorkeur als je boos bent? d) Welke taal gebruik je meestal/bij voorkeur als je geschrokken/verdrietig bent?

e) In welke taal druk je je over het algemeen het makkelijkste uit? f) In welke taal ‘denk’ je meestal? g) In welke taal droom je?

Deel D – Engels op school

De volgende vragen gaan over hoeveel Engelse les je hebt gehad en hoe de Engelse lessen gaan.

24. Heb je Engels gehad op de basisschool? Ja / Nee Zo ja; hoeveel jaar heb je Engels gehad op de basisschool? ❍ 1 - 2 jaar

❍ 3 - 4 jaar

❍ 5 - 6 jaar

❍ weet ik niet.

25. Heb je wel eens bijles Engels gehad? Ja / Nee Zo ja; hoeveel uur in totaal ongeveer? . . . .

26. Heb je op dit moment bijles Engels? Ja / Nee 27. Heb je wel eens buiten school een cursus Engels gevolgd? Ja / Nee Zo ja; waar? . . . .

Zo ja; hoeveel uur in totaal ongeveer? . . . .

De volgende vragen gaan over het gebruik van Engelse radio-opnamen, cd’s, TV en video/dvd in de Engelse les op school.

28. Welke taal spreekt je docent(e) Engels tijdens de les? ❍ Alleen Engels ❍ Meer Nederlands dan Engels

❍ Meer Engels dan Nederlands ❍ Alleen Nederlands

❍ Evenveel Engels als Nederlands ❍ Anders, namelijk . . . .

29. Kruis hieronder aan of je docent(e) Engels wel eens gesproken Engels materiaal gebruikt in de Engelse les.

Ja Nee

minder dan 1 keer per

maand

1 - 3 keer per

maand 1 keer per week

meer dan 1 keer per week a) Gebruikt je docent(e) wel eens

opnamen van Engelse radiopro- gramma’s of Engelse muziek in de les?

b) Kijken jullie wel eens naar opna- men van gewone Engelse TV-pro- gramma’s of Engelse dvd’s in de les?

30. Deze vraag gaat over waar je het meeste Engels geleerd hebt. Geef een schatting van welk deel van jouw kennis je op school hebt geleerd en welk deel je buiten school hebt geleerd door bij beide opties één van de percentages te omcirkelen.

Deel E – Engels buiten school

De volgende vragen gaan over of je zelf wel eens Engelse radio/muziek luistert of Engelse TV/dvd kijkt buiten school.

31. Kruis hieronder aan of je buiten schooltijd wel eens naar Engelse tv-programma’s kijkt of naar Engelse radio luistert. Ja Nee minder dan 1 keer per maand 1 - 3 keer per

maand 1 keer per week

meer dan 1 keer per week a) Kijk je buiten schooltijd wel eens

naar TV-programma’s of dvd’s in het Engels (met Nederlandse ondertite- ling)?

b) Luister je buiten schooltijd wel eens naar radioprogramma’s in het Engels?

32. Hoeveel uur per week luister je buiten schooltijd ongeveer naar muziek? ❍ ik luister niet naar muziek

❍ 1-3 uur per week ❍ 4-8 uur per week ❍ 9-12 uur per week ❍ 13 uur per week of meer

33. Luister je meer naar Engelstalige muziek of meer naar Fries- of Nederlandstalige muziek? ❍ Alleen Engels ❍ Iets meer Fries / Nederlands

❍ Meestal Engels ❍ Meestal Fries / Nederlands ❍ Iets meer Engels ❍ Alleen Fries / Nederlands ❍ Ongeveer evenveel ❍ Niet van toepassing

34. Ben je wel eens op vakantie geweest in een land waar je Engels moest gebruiken Ja / Nee om jezelf verstaanbaar te maken?

Zo ja; in welke landen ben je geweest en hoeveel weken in totaal ongeveer? . . . . . . . .

35. De laatste vraag gaat over welke mogelijkheden je hebt om in contact te komen met het Engels. Hieronder staat een vragenlijst met mogelijkheden. Omcirkel voor iedere mogelijkheid welke omschrijving

jouw situatie het beste weergeeft:

1 = nooit 2 = soms 3 = vaak 4 = heel vaak

Ik kom in contact met het Engels door: a. Docent(e) Engels 1 2 3 4 b. Ouder(s) / verzorger(s) 1 2 3 4 c. Broer(s) / zus(sen) 1 2 3 4 d. Vrienden 1 2 3 4 e. Muziek op de radio 1 2 3 4 f. Spraak op de radio 1 2 3 4 g. TV / dvd 1 2 3 4 h. Cd’s / iPod 1 2 3 4 i. Bioscoop 1 2 3 4 j. Kranten 1 2 3 4 k. Tijdschriften 1 2 3 4 l. Boeken 1 2 3 4 m. Computer/internet 1 2 3 4