• No results found

In totaal werden met het proefsleuvenonderzoek 29 sporen opgetekend, waarvan 4 natuurlijke (0204, 0601, 0602 en 0903) en 25 antropogene sporen. De antropogene sporen vallen uiteen in twee categorieën: sporen met een scherpe aflijning en een vrij homogene bruingrijze vulling die op basis van deze kenmerken in de recente periode werden gedateerd en sporen met een meer uitgeloogde textuur, een hogere graad van bioturbatie en licht grijsbruine vulling. Deze laatste categorie sporen komt in twee clusters voor: één in proefsleuf 05 nabij de zuidoostelijke sleufrand en één in sleuf 09 bij de noordwestelijke sleufrand. In wat volgt worden de resultaten per sleuf uitgebreid besproken.

Figuur 26: Grondplan me

t alle aangesneden sporen en hun spoornummers aangeduid op de k

adas

terk

aart (© Geopun

9.2.1. Sleuf 01

Proefsleuf 01 bevindt zich in het uiterste zuidwesten van het plangebied en heeft een NO-ZW oriëntatie. De sleuf werd aangelegd over een afstand van 33m. Het maaiveld bevindt zich hier op een hoogte van 10m TAW. Het archeologisch vlak werd op een diepte van ongeveer 1m in het zuidwesten en 0,9m in het noordoosten van de sleuf aangesneden. In deze sleuf werden geen archeologische sporen aangetroffen. De bodem bestond uit beige tot lichtbruin lemig zand en vertoonde tegen de zuidoostelijke sleufrand op regelmatige afstand grijze tot donkergrijze ronde verkleuringen met een hogere densiteit aan boomwortels. Hoogstwaarschijnlijk zijn deze vlekken toe te schrijven aan de bomen die hier stonden voorafgaand aan de uitgevoerde rooiwerken. 9.2.2. Sleuf 02

Sleuf 02 is de enige proefsleuf met een afwijkende oriëntatie. De sleuf is NW-ZO georiënteerd en werd over een afstand van 38m aangelegd in het zuidwestelijk deel van het terrein. De hoogte van het maaiveld loopt op van het zuidoosten, 10,1m TAW, naar het noordwesten, 10,26m TAW. Dit verschil wordt weerspiegeld in de hoogtes van het archeologisch vlak die rond 9,5m TAW liggen in het zuidoosten en 9,7m TAW bedragen in het noordwesten. De moederbodem bestaat uit een beige lemige zand die in het noordwesten van de sleuf overgaat in een bruine B-horizont. Het is in dit noordwestelijk deel dat ook de eerder besproken windval (0204) — die vermoedelijk een verplaatst deel van een podzol bevat — voorkomt. Behalve de windval werden centraal in proefsleuf 02 vier antropogene relatief recente sporen vastgesteld. De meest zuidoostelijke en meest noordwestelijke sporen zijn twee kleine ovale scherp afgelijne paalsporen (respectievelijk 0201 en 0205) met een heterogene bruingrijze vulling. Spoor 0201 meet 0,29 bij 0,25m, spoor 0205 meet 0,26 op 0,22m en bleek in doorsnede 0,08m diep met een U-vormig profiel. Tussen deze twee paalsporen werden twee kuilen (0202 en 0203) aangetroffen. Het meest zuidoostelijke spoor (0202) is een scherp afgelijnd NO-ZW gericht niervormig spoor met een heterogene grijsbruine vulling. Het spoor is 1 op 0,8m groot. In de vulling van spoor 0202 werden een geglazuurde

Figuur 29: Sporen 0202 en 0203 Figuur 30: Het aardewerk gevonden in spoor 0202

randscherf in oxiderend gebakken gedraaide waar (14g) en een bodemscherf in industrieel wit aardewerk (4g) gevonden die het spoor in de nieuwste tijd dateren. Spoor 0203 bevindt zich op slechts 0,2m ten noordwesten van spoor 0202 en is een deels aangesneden NO-ZW georiënteerde afgerond rechthoekige kuil met een heterogene bruingrijze vulling en afmetingen van 1,61 op 1,37m. Al deze antropogene sporen worden op basis van hun scherpe aflijning en de kleur en textuur van hun opvulling tot de recente periodes gerekend.

9.2.3. Sleuf 03

Proefsleuf 03 werd in de westelijke hoek van het terrein parallel langs de perceelsgrens gegraven. De sleuf had een lengte van 47m. De hoogtes van het maaiveld gaan van 10,24m TAW in het noordoosten van de sleuf naar 10,38m TAW in het zuidwesten. De hoogte van het archeologisch vlak schommelt in sleuf 03 tussen 9,55 en 9,62m TAW. Het archeologisch vlak bestond uit een beige tot lichtbruine lemige zandbodem. In deze proefsleuf werden enkel recente sporen aangesneden. Deze bevinden zich allen in de noordoostelijke sector van de sleuf. Meest noordoostelijk ligt spoor 0301. Het is een NW-ZO gerichte scherp afgelijnde donkerbruine kuil met een afgerond rechthoekige vorm. Spoor 0301 werd gesneden door de zuidoostelijke sleufrand en meet 1,97 bij minstens 1,53m. Ongeveer 6m ten zuidwesten van spoor 0301 werden sporen 0302, 0303 en 0304 aangetroffen. Spoor 0302 werd gesneden door de noordwestelijke sleufrand en is een scherp afgelijnd rechthoekig spoor met een NO-ZW oriëntatie, een homogene grijze vulling en afmetingen van 0,8 bij minimum 0,52m. Spoor 0303 werd dan weer gesneden door de zuidoostelijke sleufrand en meet 1,38 bij minstens 0,55m. Het is een rechthoekige kuil met een NO-ZW oriëntatie en een scherp afgelijnde homogene grijze tot donkergrijze vulling. Het laatste spoor dat in deze sleuf werd aangesneden is spoor 0304. Dit spoor is de restant van een kuil met een afgerond rechthoekige vorm en een NO-ZW oriëntatie. Het spoor meet 0,93 op 0,6m en bestaat uit een heterogene grijze tot bruine opvulling. In de opvulling van kuil 0304 werd een recent baksteenfragment (21g) gevonden. Al deze sporen worden op basis van hun scherpe aflijning en de kleur en textuur van hun opvulling in de recente periode gedateerd.

9.2.4. Sleuf 04

Ten zuidoosten van en parallel aan proefsleuf 03 werd sleuf 04 over een afstand van 43,5m gegraven. Het maaiveld bevindt zich ter hoogte van deze sleuf op hoogtes die schommelen tussen 10,23 en 10,33m TAW. De hoogte van het archeologisch vlak varieert van 9,22m tot 9,44m TAW. Net zoals in sleuf 03 bestaat het archeologisch vlak uit een beige tot lichtbruine lemige zandbodem. Het enige spoor dat in proefsleuf 04 werd aangetroffen is een greppel (0401) met een NO-ZW oriëntatie. Dit spoor werd vastgesteld vanaf het zuidwestelijke uiteinde van de sleuf en kon over een afstand van 19,6m worden gevolgd, waar het door de zuidoostelijke sleufrand werd gesneden. De greppel had een lineair verloop met een breedte van 0,52m en bestond uit een homogene bruine vulling. Door middel van bodemprofiel WP04BP01 werd het spoor gecoupeerd. Greppel 0401 bleek een komvormig profiel met een diepte van 0,23m te hebben. De vulling van het spoor vertoonde geen duidelijk verschillende opvullingspakketten.

9.2.5. Sleuf 05 en kijkvensters 10 en 11

In het noordoostelijk deel van het projectgebied werd parallel aan de zuidoostelijke perceelsgrens en over een afstand van ongeveer 51m proefsleuf 05 aangelegd. De hoogte van het maaiveld stijgt van 10,40m TAW in het zuidwesten naar 10,50m TAW in het noordoosten. Het archeologisch vlak stijgt iets sterker van 9,6m TAW in het zuidwesten naar 10m TAW in het noordoosten. De bodem bestaat op het archeologisch niveau uit een beige tot lichtbruine lemige zandbodem. Sporen van antropogene aard werden enkel in de zuidwestelijke helft van de proefsleuf aangetroffen. Ter hoogte van deze sporen werd aan weerszijden van de proefsleuf een kijkvenster aangelegd, kijkvenster 10 in het zuidoosten en kijkvenster 11 tegen de noordwestelijke zijde. Vanaf het zuidwestelijk uiteinde van sleuf 05 kon een greppel (0501) over een afstand van 17,5m in noordoostelijke richting gevolgd worden tot waar het spoor niet meer zichtbaar was. Deze greppel had een lineair verloop, was 0,23m breed en bestond uit een vage

Figuur 35: Doorsnede van greppel 0401 Figuur 36: De vondsten gedaan in spoor 0501

sterk geturbeerde bruingrijze vulling. In de opvulling van greppel 0501 werden enkele vondsten gedaan. Het gaat om een wandje in kruikwaar (1g) en twee fragmenten tefriet (47g). Deze vondsten kunnen wijzen op een Romeinse datering voor het spoor, maar de fragmentarische aard van de vondsten sluiten een residuele aard niet uit.

Ter hoogte van het noordoostelijk uiteinde van spoor 0501 werd een afgerond rechthoekige kuil (1001) opgemeten. Dit spoor had een NNW-ZZO oriëntatie, had afmetingen van 0,98 bij 0,73m en bestond uit een vaag afgelijnde homogene bruingrijze lemige zandvulling. Hoewel de opvulling van het spoor een recente datering niet geheel uitsluit kan het ook om een ouder spoor gaan dat qua datering eerder aansluit bij sporen 0502 en 1101. Spoor 0502 bevond zich ongeveer 3m ten noordoosten van 1001 en is een afgerond rechthoekige kuil met een vage aflijning en een NW-ZO oriëntatie. Het spoor meet 0,85 op 0,62m en heeft een heterogene lichtgrijze tot bruingrijze opvulling. Spoor 1101 bevond zich 2m ten noorden van 0502. Dit spoor is wellicht een kuil en had een ovale vorm en was NW-ZO gericht. Spoor 1101 had diameters van 0,96 en 0,85m en bestond uit een heterogene lichtbruine tot lichtgrijze vulling. Van dit spoor werd een doorsnede gemaakt waarin een komvormig profiel met min of meer rechte wanden zichtbaar was. De kuil had een vrij vlakke bodem op een diepte van 0,27m onder het archeologisch niveau. De vulling van het spoor bestond uit een lichtgrijs pakket dat in het noordwesten gesneden werd door een komvormige bruine laag. In de opvulling van het spoor werden vondsten gedaan: een geëffende randscherf in zandverschraald handgevormd aardewerk (20g), een wandje in handgevormd aardewerk met een rode chamotteverschraling (9g), en een wandscherf in roodbeschilderd aardewerk (4g). Deze vondsten wijzen op een vroegmiddeleeuwse en een volmiddeleeuwse aanwezigheid. Het spoor dateert dan wellicht eerder in de volle middeleeuwen. Op 2,7m ten noordoosten van spoor 1101 werd een laatste mogelijk ouder spoor (1104) aangesneden. Het gaat om een afgeronde rechthoekige kuil die in het noordoosten door de sleufrand werd gesneden. Spoor 1104 was eerder vaag afgelijnd, had afmetingen van 0,95 bij minstens 1m en bestond uit een heterogene lichtbruine tot bruingrijze vulling. Op basis van de vulling, textuur en aflijning lijken deze sporen ouder te zijn dan de recente sporen die in dezelfde sleuf en kijkvensters werden aangetroffen (zie infra). Met uitzondering van spoor 1101 dat een grotere

Figuur 38: Detail van kijkvensters 10 en 11 met de sporen en spoornummers

Figuur 41: De vondsten gedaan in spoor 1101

Figuur 39: Spoor 1001 in het vlak Figuur 40: Spoor 1101 in doorsnede

uitlogingsgraad vertoonde en ook op basis van vondsten in de volle middeleeuwen geplaatst mag worden, kan echter niet met zekerheid uitgesloten worden dat ze tot een jongere fase behoren. Naast deze mogelijk oudere sporen werden in sleuf 05 en kijkvensters 10 en 11 nog negen recente sporen vastgesteld. In de zuidwestelijke hoek van kijkvensters 10 bevonden zich sporen 1002 en 1003. Spoor 1002 is een afgerond rechthoekig spoor met een scherpe aflijning, een NW-ZO oriëntatie en afmetingen van 1,42 op 1,1m. Deze kuil was opgevuld met homogeen donkerbruin lemig zand, en is duidelijk van recente datering. Ongeveer 1m ten zuiden ervan lag spoor 1003 dat erg gelijkaardig was. Het is een onregelmatige kuil van 1,1 bij 0,73m met een scherpe aflijning en een homogene donkerbruine vulling. In dit spoor werd een randscherf met oor in roodbakken gedraaid zandverschraald aardewerk (283g) gevonden dat zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde voorzien is van een dekkende loodglazuur en dateert vanaf de nieuwe tijd. In de oostelijke hoek van kijkvenster 10 werden sporen 1004, 1005 en 1006 aangesneden. Het meest zuidelijke spoor (1004) is een onregelmatige kuil met een zeer scherpe aflijning die door de zuidoostelijke sleufrand werd gesneden. Het spoor meet 1,96 bij minstens 2,15m en was opgevuld met homogeen donkerbruin lemig zand, maar bevatte ook recent afval, waaronder een betonnen afsluitingspaal. Spoor 1006 is een rechthoekige NW-ZO gerichte kuil van 0,47 bij 0,27m. Het spoor was scherp afgelijnd en bestond uit een homogene donkerbruine tot donkergrijze vulling. Ook nabijgelegen kuil 1005 was scherp afgelijnd, NW-ZO gericht en opgevuld met een pakket homogeen donkerbruin lemig zand. Deze kuil werd door de noordoostelijke sleufrand gesneden en had afmetingen van 1,45 op minstens 0,95m. Op 1,5m ten noordwesten van kuil 1005 werden sporen 0503 en 0504 aangesneden. Het zijn beide NW-ZO georiënteerde, rechthoekige en scherp afgelijnde sporen van kuilen met een homogene bruine tot bruingrijze opvulling. Spoor 0503 is de meest zuidwestelijke en meet 0,88 bij 0,79m, spoor 0504 was 1,27 bij 0,8m groot. In de zuidwestelijke helft van kijkvenster 11 werden tenslotte nog twee sporen van recente kuilen aangetroffen. Spoor 1102 is een afgerond rechthoekig, NW-ZO georiënteerd spoor met een duidelijke aflijning. De kuil is 0,97 op 0,88m groot en heeft een homogene donkerbruine tot bruingrijze vulling. Het spoor leverde een handgevormde met zand

Figuur 45: In de vulling van spoor 1004 stak een betonpaaltje

Figuur 43: Spoor 1002 in het vlak Figuur 44: Aardewerk gevonden in spoor 1003

en mica verschraalde wandscherf (4g) op die niet precies gedateerd kan worden. Kuil 1103 is met 2,33 bij 1,80m een stuk groter. Dit laatste spoor is eveneens gekenmerkt door een scherpe aflijning en een homogene donkerbruine vulling, en heeft een onregelmatige vorm en een NO-ZW oriëntatie. In kuil 1103 waren stukken puin en baksteen aanwezig die de recente datering op basis van de kleur, textuur en aflijning van het spoor bevestigen.

Aangezien in de configuratie van de mogelijke volmiddeleeuwse sporen geen aanwijzingen herkend konden worden voor de aanwezigheid van een of meer gebouwplattegronden en nabij kijkvensters 10 en 11 geen bijkomende sporen werden aangesneden die indicaties zijn voor de aanwezigheid van een archeologische site in deze zone van het plangebied, lijkt het erop dat deze kuil, of kuilen, sporen zijn die zich in de periferie van een archeologische site ophouden. De afwezigheid van gelijkaardige sporen ten noordwesten van de aangesneden kuilen suggereert dat een eventuele site zich dan eerder ten zuidoosten van sleuf 05, en bijgevolg buiten het plangebied zal ophouden.

9.2.6. Sleuven 06, 07 en 08

Ten noordwesten van en parallel aan proefsleuf 05 werd sleuf 06 aangelegd. Deze proefsleuf had een lengte van 46m. Het maaiveld loopt af vanuit het noordoosten met 11,56m TAW naar 10,40m TAW in het zuidwesten. Ook op het niveau van het archeologisch vlak helt het terrein van het noordoosten, met 9,83m TAW, af naar het zuidwesten, met 9,70m TAW. De bodem is op het archeologisch niveau sterk gelijkend aan die in proefsleuf 05: een beige tot lichtbruine lemige zandbodem. Met uitzondering van twee natuurlijke sporen, een kleine vlek (0601) en een grote diepe wortelpartij (0602) leverde deze sleuf geen enkel archeologisch spoor op. Ook in proefsleuven 07 en 08 werden geen archeologische sporen aangetroffen. Sleuf 07 had een lengte van 40m, sleuf 08 was 41m lang. Ter hoogte van beide proefsleuven loopt het maaiveld licht af van het noordoosten naar het zuidwesten: in sleuf 07 van 10,53m TAW naar 10,36m TAW, en in proefsleuf 08 van 10,39m TAW naar 10,32m TAW. Het archeologische niveau bevindt zich op dieptes tussen 0,7 en 1m onder het maaiveld. De bodem bestaat op de diepte van het archeologisch niveau uit een beige lemige zandbodem, die naar het noordoosten toe iets donkerder en lemiger wordt.

Figuur 47: Zicht op sleuf 08

9.2.7. Sleuf 09

De laatste proefsleuf werd parallel aan de perceelsgrens in de noordelijke hoek van het terrein aangelegd. Sleuf 09 is bijgevolg NO-ZW georiënteerd en meet ongeveer 42m in lengte. Het maaiveld helt licht af van het noordoosten, met 10,72m TAW, naar het zuidwesten, met 10,41m TAW. Op de diepte van het archeologisch vlak bestaat de bodem uit een bruin gevlekte beige lemige zandbodem. Verspreid over deze proefsleuf werden twee antropogene sporen aangesneden. In de zuidwestelijke helft van de sleuf werd een N-Z lopende greppel (0901) aangetroffen. Dit lineair spoor met breedte van 0,75m kon tussen de sleufranden voor een lengte van 3,04m vastgesteld worden. De aflijning van de greppel was duidelijk en het spoor bestond uit een heterogene gebioturbeerde bruine tot bruingrijze vulling. Het vervolg van deze greppel kruist met geen enkel van de meer zuidelijk gelegen proefsleuven. Mogelijk zou het spoor kunnen doorlopen naar windval 0204 in het noordwesten van sleuf 02. De vulling van dit laatste spoor is echter beduidend anders van aard. De kans dat het om een en hetzelfde spoor zou gaan lijkt eerder onwaarschijnlijk. Ongeveer 15m ten noordoosten van greppel 0901 werd een gracht (0902) aangetroffen. Het is een 1,64m breed lineair spoor met een NNW-ZZO oriëntatie. De gracht kruist proefsleuf 09 quasi haaks en kon bijgevolg maar voor een afstand van 2,11m geregistreerd worden. In meer zuidoostelijk gelegen proefsleuf 08 bleek het spoor niet aanwezig te zijn. Dit betekent dat de gracht ergens tussen beide sleuven in stopt of afbuigt. Gracht 0902 had aan het oppervlak een homogene bruingrijze opvulling en werd tijdens het veldwerk gecoupeerd. Het spoor had een komvormig profiel met het diepste punt op 0,52m onder het archeologisch vlak. In doorsnede bestond het uit een dun lichtgrijs laagje onderaan het spoor waarop een homogeen bruingrijs pakket lag. In de vulling van deze gracht werden een aantal vondsten gedaan. Het gaat om een handgevormde zandverschraalde wandscherf (7g), een reducerend gebakken gedraaide zandverschraalde wandscherf (1g), twee fragmenten van tegulae (228g), een stuk baksteen (305g), drie stukken Doornikse kalksteen (358g) en acht fragmenten tefriet (231g). Deze vondsten zijn moeilijk precies te dateren maar suggereren een datering in de Romeinse of middeleeuwse periode.

Figuur 49: Greppel 0901 in het vlak Figuur 50: Spoor 0902 is het spoor van een gracht

9.3. Metaaldetectie

Tijdens en kort na het veldwerk werden de proefsleuven en het terrein errond onderworpen aan een metaaldetectieonderzoek. Verspreid over het terrein werden in totaal tien vondsten uit verschillende periodes gedaan. Het gaat om twee mogelijk Romeinse munten (14g), een fragment van een Romeins fibula, een munt (2g) uit de 16de eeuw, een recente gesp (7g), twee kogels uit de Eerste Wereldoorlog (28g), een knoop (8g), een ongedateerde munt (2g), en een onbekend object (4g). Deze vondsten wijzen in het beste geval op Romeinse aanwezigheid in de omgeving, een gegeven dat al gekend was. De beperkte hoeveelheid metaaldetectievondsten geeft geen indicatie voor de aanwezigheid van een archeologische site binnen het plangebied.

Figuur 53: MD1, een 16de-eeuwse munt Figuur 54: MD2, een vermoedelijk vrij recente gesp

Figuur 55: MD4, mogelijk een Romeinse munt Figuur 56: MD7 en MD8, kogels uit de Eerste Wereldoorlog

GERELATEERDE DOCUMENTEN