• No results found

In 1517 – een jaar na de dood van Bosch – publiceerde Maarten Luther (1483-1546) zijn 95 stellingen waarin hij zich met name afzette tegen de handel in aflaten door de Kerk. Alhoewel ook hij

doordrongen leek te zijn van de idee dat de wereld spoedig aan zijn einde zou komen, en de antichrist zag als de menselijke handlanger van de duivel, beïnvloedden deze gedachten aanvankelijk nog niet zijn opvattingen over de paus. De eerste aanwijzingen hiervoor zijn iets later te vinden in een brief uit december 1518 aan Wenceslaus Link, die hij schreef na een verhoor door de pauselijke legaat

kardinaal Cajetanus. Daarin vroeg hij zich af of ‘de ware antichrist volgens Paulus regeert in de Romeinse curie’.

In de jaren erna raakte hij steeds meer overtuigd van deze opvatting, zoals blijkt uit een brief van1520 waarin hij noteerde: ‘Ik ben zo gekweld, ik twijfel er nauwelijks aan dat strikt genomen de paus de antichrist is die iedereen in de wereld verwacht; zijn hele leven, alles wat hij doet, zegt en verordent, past daar zo goed bij’. In zijn pamflet An den christlichen Adel deutscher Nation von des christlichen

Standes Besserung uit hetzelfde jaar herhaalde hij deze opvatting en noemde hij de Roomse ideeën

over de positie van de paus een gevolg van de werken van de antichrist. Het leidde tot de pauselijke bul Exsurge Domini waarmee Luther in de kerkelijke ban werd gedaan, waarop hij reageerde met de publicatie ‘Tegen de vervloekte bul van de antichrist’. Al een jaar later – in 1521 – vervaardigde Lucas Cranach de Oudere (1472-1553) het prentenboek Passional Christi und Antichristi, waarmee de reformatorische propagandaoorlog startte tegen de pauselijke antichrist.214

De felheid waarmee de aanhangers van Luther vervolgens deze gedachte uitdroegen kan volgens Emmerson mede verklaard worden vanuit de reformatorische opvatting over de apocalyptische geschiedenis. Velen van hen meenden dat het voorspelde millennium niet voor hen lag, maar

inmiddels gaande was. De antichrist had zich inmiddels aangediend en het was de Reformatie die deze ontmaskerde. Overigens niet alleen in de figuur van de paus, maar eveneens in de oprukkende Turken. Ook de protestanten gingen ervan uit dat Christus zelf de antichrist zou vernietigen, maar zagen daarbij ook een rol voor de mens weggelegd, door de laatste te weerspreken, te ondermijnen en zo bij te dragen aan diens vernietiging.215

214 McGinn 1994, 231-234.

215 Emmerson 1981, 206-209, 219. Men was er over het algemeen inderdaad van overtuigd dat men zelf leefde in het millennium waarin ook de antichrist zich manifesteerde, maar de opvattingen liepen wel sterk uiteen wat betreft het moment van aanvang ervan. Zijn weerwoord tegen de kerkelijke ban publiceerde hij als Adversus execrabilem Antichristi bullam.

Concluderend

Het ontstaan van de antichristlegende laat geen eenduidige ontwikkeling zien. Het maakte deel uit van een ingewikkeld complex van eschatologische verhalen, met elk hun eigen herkomst, die bovendien samenhingen en veranderden met de interpretatie van de contemporaine geschiedenis. Elke belangrijke politieke verandering droeg bij aan nieuwe of aangepaste verhalen, die elkaar overigens ook onderling beïnvloedden. Tot de periode van de Reformatie bestond er dan ook geen duidelijk omlijnd beeld van hoe de antichrist zich zou voordoen en waaruit zijn daden nou precies zouden bestaan, maar wel vele meer of minder aan elkaar gerelateerde opvattingen hierover.

Het feit dat de opvattingen over de eindtijd en de antichrist gedurende de middeleeuwen nooit zijn gecanoniseerd is zowel een aanwijzing voor de onduidelijkheid van de materie, als in zichzelf weer een reden voor het voortbestaan van die verwarring. Het meeste houvast wat betreft de middeleeuwse ideeën over de antichrist biedt Adso’s Libellus waarin deze een volledige beschrijving gaf van de antichrist. Deze week weliswaar af van die in het Boek Openbaringen en de brieven van Johannes, maar was niettemin van grote invloed op de latere beeldvorming rondom de figuur. De verschillende laatmiddeleeuwse reformbewegingen brachten de bestaande ideeën meer en meer in relatie tot het pausdom en/of een individuele paus. Dit culmineerde in de reformatorische propaganda waarin de paus werd gelijkgesteld aan de antichrist.

Er is geen reden om te twijfelen aan de bekendheid van Bosch met het idee van de antichrist. Hoe hij zich die voorstelde laat zich enkel herleiden aan de hand van zijn werk. Of hij zelf theoretische verhandelingen over de antichrist heeft gelezen is onbekend, en uit zijn levensloop blijkt niet dat hij zich aangetrokken voelde tot hervormingsbewegingen. In zijn woonplaats bevonden zich gedurende de vijftiende eeuw maar liefst achttien kloosterordes, waaronder die van de franciscanen, zodat in zijn omgeving zeker ook kritische geluiden zullen hebben geklonken ten aanzien van kerkelijke hiërarchie en de misstanden in de Kerk. De opkomst van de boekdrukkunst zorgde er bovendien voor dat ideeën sneller en breder verspreid konden worden, ook onder niet-lezers. Hij en zijn tijdgenoten hebben dus zeker kennis kunnen nemen van contemporaine opvattingen over de antichrist, waaronder die van de criticasters van de Kerk.

De zestiende-eeuwse Reformatie kwam bovendien niet uit de lucht vallen. Eerdere reformbewegingen, waaronder de franciscanen en de Moderne Devotie, kondigden de opvattingen van Luther al min of meer aan. De vereenzelviging van een paus met de antichrist, die een belangrijk wapen zou worden in de reformatorische propaganda, ontstond al in de twaalfde eeuw en was, zoals we ook zullen zien in het hoofdstuk over de antichrist-iconografie, in de periode voorafgaand aan Luther wijdverspreid. Die identificatie was, zoals blijkt uit de populaire Libellus Telesphorus, echter niet per se anti-paaps. Ook

een – waarschijnlijk – vrome gelovige als Bosch kan dan ook vertrouwd zijn geweest met het idee dat de antichrist zich in pauselijke gedaante voor zou kunnen doen.

4. De antichrist in de iconografie