• No results found

Analyse: de Taliban tussen woord en daad

Hoofdstuk 3: De Taliban tussen woord en daad

4.3 Analyse: de Taliban tussen woord en daad

4.3.1 Narratieven

Dit rapport is met name geïnteresseerd in communicatie-uitingen die inzichten verschaffen in de doelstellingen, ideologie en strategie van de Taliban. Het concept ‘strategisch narratief’ is een nuttig hulpmiddel om de standpunten van de Taliban ten aanzien van deze onderwerpen te verhelderen. Lawrence Freedman stelt dat strategische narratieven overtuigende verhalen zijn die gebeurtenissen op een bepaalde wijze presenteren en verklaren.280

Op basis van wat we hebben gezien in hoofdstuk twee en drie hebben de onderzoekers aan de hand van de verschillende communicatie-uitingen van het Taliban-leiderschap met betrekking tot de vier geselecteerde thema’s vier algemene strategische narratieven weten te onderscheiden.

Het eerste narratief heeft een sterke nationalistische toon. De communicatie-uitingen van de Taliban staan vol met verwijzingen naar Afghanistan als natie, en de Afghanen als één volk. Het tweede narratief is religieus van aard. De Taliban presenteren zichzelf als ‘Mujahideen’; moslims verwikkelt in een gewapende strijd (‘jihad’) tegen ongelovige indringers en hun marionetten in Kabul. Westerse strijdkrachten worden niet alleen neergezet als buitenlandse overheersers maar ook als ‘kruisvaarders’ verwikkeld in een oorlog tegen de islam. Een nauw hieraan gelieerd derde narratief, is dat de Taliban zich naar de internationale moslimgemeenschap presenteren als oprechte moslims die een front vormen in de wereldwijde oorlog die ongelovigen hebben ontketend tegen de islam. Een vierde narratief is dat van de Taliban als tegenhanger van de regering in Kabul dat als zeer corrupt, incompetent en mede daardoor als illegitiem wordt geportretteerd.

Deze vier strategische narratieven spelen een terugkerende rol in de inhoud van de communicatie-uitingen van het leiderschap van de Taliban. De Taliban presenteren zichzelf als een beweging van en voor Afghanistan en de Afghanen, verwikkeld in een strijd voor het behoud van een zuiver, religieus Afghanistan tegen de externe krachten van ongeloof en diens binnenlandse collaborateurs. Zo creëren ze een sterk ‘ingroup-outgroup’ onderscheid; het zijn de Taliban en hun medestanders die het opnemen tegen machtige vijanden zowel binnen als buiten de gelederen. Deze

narratieven hebben zogezien een belangrijke functie in het legitimeren van geweld tegen vermeende tegenstanders. Daarnaast stellen de hierboven beschreven narratieven de Taliban in staat om zich te profileren als de enige legitieme vertegenwoordigers van het Afghaanse volk; een boodschap die niet alleen voor interne consumptie is bedoeld, maar ook tot doel heeft om binnen de internationale gemeenschap enige legitimiteit te verkrijgen.

4.3.2 Al-Qaida

Genoemde narratieven en het belang van legitimiteit komen ook terug in de communicatie-uitingen met betrekking tot de geselecteerde thema’s. De analyse van het thema de Taliban en de relatie met al-Qaida laat zien dat het leiderschap nauwelijks communiceert over zijn relatie met deze terroristische organisatie. Een mogelijke relatie met de terroristische organisatie zowel in het verleden als in het heden wordt door het leiderschap niet expliciet erkend maar ook niet ontkend. De bestaande literatuur en inzichten van verscheidene experts over dit specifieke onderwerp konden hier geen eenduidige verklaring voor bieden. Mogelijke verklaringen voor het zwijgen van het leiderschap over de relatie met Qaida kunnen gelegen zijn in verdeeldheid binnen het leiderschap over hoe om te gaan met al-Qaida. Mogelijk zou druk op het leiderschap van zowel het Westen (afstand nemen van al-Qaida) en de achterban (die al-Qaida veelal ziet als helden), het leiderschap hebben doen besluiten geen stelling in te nemen. Daarbij zou het idee dat het leiderschap zich als legitieme politieke macht in plaats van als insurgency-beweging wil profileren een rol kunnen spelen.

4.3.3 Onderwijs

Met betrekking tot het thema onderwijs kan worden geconstateerd dat het leiderschap van de Taliban – althans op zijn Engelstalige Shahamat-website, het belang van onderwijs voor zowel jongens als meisjes onderstreept. Voorwaarde is wel dat onderwijs volgens islamitische regels moet worden aangeboden. Op lokaal niveau lijkt overleg plaats te vinden met lokale vertegenwoordigers van het Afghaanse Ministerie van Onderwijs en wordt inspraak bedongen in het aangeboden curriculum en de benoeming van leerkrachten. Naar alle waarschijnlijkheid bestaat de tegensprestatie van de Taliban uit het staken van geweld tegen de bij dergelijk overleg betrokken scholen. Daarnaast communiceren de Taliban ook dat zij het belang van modern onderwijs erkennen. Er wordt echter niet ingegaan op de vraag hoe dit te combineren zou zijn met het belang dat de Taliban hechten aan onderwijs gestoeld op een strenge interpretatie van de islam. Er zijn, voor zover bekend, geen indicaties dat de Taliban hun bewering dat ze modern onderwijs belangrijk vinden ook daadwerkelijk omzetten in de praktijk.

Verder benadrukt het leiderschap op de Engelstalige website dat de Taliban niet betrokken zijn bij aanslagen tegen scholen. Statistieken laten echter zien dat het geweld tegen scholen is toegenomen, ondanks dat er sinds 2009 in de Layeha (Taliban gedragscode) niet meer specifiek wordt opgeroepen tot geweld tegen scholen. Hiervoor zijn verschillende verklaringen te geven. Een eerste is dat de Taliban niet de enige spelers zijn die zich in de praktijk verzetten tegen onderwijs. Ook andere militante groeperingen dragen verantwoordelijkheid voor het geweld. Ten tweede kan beperkte of slechte

communicatie tussen leiderschap en lokale Taliban een rol spelen, of het eerder genoemde gegeven dat de autoriteit van het leiderschap niet absoluut is. Kortom, hoe de Taliban in de toekomst zullen optreden ten aanzien van onderwijsvraagstukken valt uit de communicatie-uitingen moeilijk op te maken. Het heeft er alle schijn van dat de Taliban op lokaal niveau een zekere mate van autonomie hebben waardoor het doen van meer algemene uitspraken lastig is. Op strategisch niveau lijkt het belang van onderwijs te worden onderstreept maar hoe hier op lokaal niveau gehoor aan wordt gegeven lijkt uiteen te lopen.

4.3.4 Onderhandelen

Het derde thema waar specifiek naar gekeken is, is de bereidheid van de Taliban tot onderhandelingen met de regering in Kabul. In eerste instantie lijkt het verhaal helder. Via de Engelstalige website geeft het leiderschap duidelijk aan dat er niet wordt onderhandeld zolang er nog buitenlandse troepen in Afghanistan zijn. Verschillende bronnen stellen echter dat gesprekken achter de schermen wel degelijk hebben plaatsgevonden. Daarnaast is het opvallend dat de Taliban enige tijd een politiek kantoor in Doha (Qatar) hebben onderhouden en dat er vertegenwoordigers van de Taliban aanwezig zijn geweest bij verschillende internationale congressen over Afghanistan. Echter of er in de praktijk daadwerkelijk onderhandelingen plaatsvonden tussen de verschillende partijen, is moeilijk vast te stellen. Gesprekken tussen partijen die in een staat van oorlog tegenover elkaar staan vinden veelal niet in het openbaar plaats. Gelet op de situatie waarin de Taliban en Kabul zich bevinden, kunnen geen concrete uitspraken worden gedaan over de opstelling van de Taliban ten aanzien van onderhandelingen met Kabul. Het heeft er wel de schijn van dat er tussen verschillende partijen wordt gesproken, echter op basis van wat het leiderschap daar zelf over communiceert, kan daar weinig uit worden afgeleid.

4.3.5 Burgerslachtoffers

Het Taliban-leiderschap heeft zijn achterban opgeroepen om burgerslachtoffers te voorkomen. In verschillende communiqués wordt benadrukt dat de Taliban, in tegenstelling tot de internationale en Afghaanse troepen, het aantal burgerslachtoffers tot een minimum beperken. In de praktijk hebben de gewelddadige activiteiten van de Taliban echter juist veel slachtoffers veroorzaakt onder de civiele populatie. Bij het in kaart brengen van het handelen van de Taliban diende rekening gehouden te worden met een verschil in definitie tussen de Taliban en de UNAMA en het ontbreken van specifieke cijfers over het aandeel van de Taliban in het aantal burgerslachtoffers. Er dient een zekere voorzichtigheid gehanteerd te worden met betrekking tot aantallen aan de Taliban toe te kennen burgerslachtoffers. Desalniettemin lijkt het er op dat, ondanks beweringen van het leiderschap dat de Taliban er alles aan doen om burgerslachtoffers te voorkomen, de Taliban juist debet zijn aan een toenemend aantal doden en gewonden onder de burgerbevolking.

Ook bij dit thema lijkt er dus sprake te zijn van een discrepantie tussen wat het Taliban-leiderschap zegt en wat de beweging in de praktijk doet. Er dient echter ook hier te worden opgemerkt dat deze discrepantie mogelijkerwijs niet geheel aan dat leiderschap is toe te schrijven. Zo is het

mogelijk dat de mededelingen van het leiderschap met betrekking tot burgerslachtoffers simpelweg niet de lokale Taliban-strijder bereiken, anders worden geïnterpreteerd of gewoon worden genegeerd. Ook moet in overweging genomen worden dat door de Taliban ingezette wapens zoals bermbommen geen onderscheid maken tussen soldaten en burgers, waardoor het voorkomen van burgerslachtoffers lastiger is.

4.3.6 Tussen woord en daad

Met deze analyse van de vier geselecteerde thema’s kunnen we een antwoord geven op de eerste hoofdvraag: “In hoeverre komt de communicatie van de Afghaanse Taliban over hun ideologie, doelstellingen en strategie overeen met hun daadwerkelijke handelswijze?” Het antwoord luidt dat er in het algemeen een aanzienlijke discrepantie bestaat tussen wat het leiderschap beweert en wat de beweging daadwerkelijk doet. Zoals uit de hierboven gemaakte kanttekening valt af te leiden, betekent dit echter niet noodzakelijkerwijs dat het leiderschap het één zegt en het ander doet. Mogelijke factoren die debet zijn aan dit verschil zijn interne miscommunicatie of gebrek aan controle van het leiderschap op de Taliban-beweging als geheel. Desalniettemin rijst uit de voorgaande analyse een beeld op van een leiderschap dat communicatie-uitingen vooral gebruikt om zichzelf als legitieme partij te presenteren. In hoofdstuk twee is een expliciet onderscheid gemaakt tussen de begrippen ‘communicatie’ en ‘propaganda’. Bij ‘communicatie’ gaat het om de waardevrije uitwisseling van ideeën, gevoelens gedachten met anderen. Bij propaganda daarentegen, heeft de overreding van toehoorders prioriteit boven de feitelijke juistheid of objectiviteit van de berichtgeving. Concluderend kan op basis van dit onderscheid worden gesteld dat het Taliban-leiderschap met name de tweede vorm van berichtgeving hanteert.