• No results found

In de provincies Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg hebben we geanalyseerd in hoeverre het ruimtelijke en soms ook het milieubeleid van de provincie voor intensieve veehouderij gericht is op ontwikkelings- of uitnodigingsplanologie. Hierbij is zowel gekeken naar provinciale visies (structuurvisies, aanvullende thematische visies e.d.) als naar specifieke instrumenten.

Tabel 3 geeft een overzicht van de belangrijkste visies en instrumenten per provincie.

Tabel 3

Visies en instrumenten van de vier betrokken provincies.

Provincie Visies Instrumenten

Overijssel Provinciale Omgevingsvisie (2009) met veel nadruk op

ontwikkelingsplanologie. Provinciale Omgevingsverordening (2009) met een gebiedscatalogus waarin de ruimtelijke kwaliteiten van deelgebieden worden beschreven, waaraan bedrijfsuitbreidingen moeten bijdragen. Gelderland Provinciale Omgevingsvisie Gelderland Anders

(inspraak tot 2 juli) nadruk op uitnodigingsplanologie/ ontwikkelingsplanologie.

Provinciale verordening Stikstof en Natura 2000, met een salderingssysteem en drempelwaarden voor de instap;

convenant daling stikstof (2011). Zonering blijft van kracht onder de nieuwe Omgevingsvisie.

Noord-

Brabant Visie op ontwikkelingen in de veehouderijsector met ketenpartijen (Verbond van Den Bosch ‘Al het vlees duurzaam in 2020’).

Ruimtelijke visie ‘De transitie van Stad en Platteland (2012) met nadruk op ontwikkelingsplanologie/ uitnodigingsplanologie.

Denklijn transitie veehouderij 2020 (2012). Veehouderijbedrijven kunnen ontwikkelingsruimte verdienen door verduurzaming.

Provinciale verordening met directe werking van zonering en van bouwblok maximum van 1,5 ha en 10% landschappelijke inpassing (binnen bouwblok). Koplopers-/uitblinkersregeling voor uitzonderingen op ruimtelijke regels (maar nog niet toegepast op intensieve veehouderij).

Provinciale verordening Stikstof en Natura 2000: BBT++ voor NH3-emissie uit nieuwe veestallen en saldering.

Limburg Provinciaal Omgevingsplan (2006) met veel nadruk op ontwikkelingsgerichte aanpak.

Ambitie om te komen tot een duurzame veehouderij in Verklaring van Roermond (samen met LLTB).

Geen provinciale verordening ruimte. Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM). Gemeenten besluiten over uitbreiding, maar moeten wel een tegenprestatie vragen. De invulling daarvan is maatwerk.

Provinciale ondersteuning van bedrijven die willen verduurzamen.

Analyse per provincie:

Overijssel De provincie heeft in 2009 een duidelijke omslag gemaakt naar het sturen op een ontwikkelingsgericht kwaliteitsbeleid. De provincie heeft in de verordening opgenomen wat de ambities voor ruimtelijke kwaliteit zijn. In de gebiedscatalogus is per deelgebied beschreven wat de landschappelijke kwaliteiten zijn waaraan nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen. Hierdoor is aan initiatiefnemers vooraf duidelijk op welke ambities zij bij bedrijfsontwikkeling moeten inspelen. Via het instrument Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) wordt aangegeven hoe de ruimte voor

bedrijfsontwikkeling in balans gebracht kan worden met investeringen in ruimtelijke kwaliteit. Ook kan extra maatschappelijk belang van de voorgenomen bedrijfsontwikkeling aan deze zijde van de balans gewicht in de schaal leggen. Er is daardoor sprake van een integrale aanpak, waarbij duurzaamheid een belangrijke rol speelt en de provincie actief het afwegen van verschillende belangen faciliteert. Belangrijk is dat het beleid kwalitatieve kaders stelt die ruimte bieden voor nadere concretisering binnen gemeenten en in de dialoog tussen een initiatiefnemer en zijn omgeving.

Gelderland. Gelderland wil naar een ontwikkelingsgerichte en uitnodigende sturing: de

Omgevingsvisie, die tot 2 juli ter inspraak is voorgelegd, is zeer gericht op dialoog en innovatie. De provincie hanteert in de verwevingsgebieden en LOG de bouwblokeisen, maar wil op termijn af van rigide eisen aan het bouwblok. De nadruk komt steeds meer op de ondernemers en ketens te liggen. De overheid is niet de probleemeigenaar maar de ondernemers en de keten. Het adagium is dat ‘de ondernemer moet het willen’, en de provincie zal proberen te overtuigen en lokken, want meer duurzaamheid in de intensieve veehouderij is absoluut nodig volgens de provincie. De overheid geeft richting, maar geeft aan zelf ook te willen veranderen om meer ontwikkelingsgericht en uitnodigend te kunnen werken. De provincie gaat wel voor het belonen: hoe meer duurzaamheid, hoe meer ruimte voor de ondernemer. Ook de gemeenten lijken dit te omhelzen. Het stimuleren van koplopers heeft nu prioriteit, en de provincie en gemeenten werken onder meer met een innovatie gericht intermediair in de Stichting Vernieuwing Gelders Vallei. Ook Food Valley geeft Gelderland een flinke impuls.

Noord-Brabant. Noord-Brabant heeft een visie op de ontwikkeling van de intensieve veehouderij opgesteld samen met verschillende ketenpartners (verbond van Den Bosch). In de uitvoering van deze visie heeft de provincie een belangrijke (maar ook bescheiden) rol vooral in het vormgeven van het ruimtelijk beleid. De provincie Noord-Brabant heeft een vrij rigide Omgevingsverordening met een absolute begrenzing van de maximale bouwblokomvang op 1,5 ha en een verplichte landschappelijke inpassing van 10% (binnen het bouwblok). Deze verordening heeft vooral kenmerken van toetsings- planologie voor intensieve veehouderij. Dit beleid komt voort uit het burgerinitiatief tegen megastallen uit 2010. In de nabije toekomst lijkt de provincie een andere koers te gaan varen. Ontwikkelings- planologie en uitnodigingsplanologie staan centraal in de plattelandsvisie ‘Nieuwe koers’, waarin koplopers en uitblinkers (op het gebied van duurzaamheid) worden beloond met meer ontwikkelings- ruimte. Ook de recente denklijn 2020, voor alle veehouderijbedrijven, stelt ontwikkelingsplanologie centraal. In deze denklijn is de ambitie opgenomen om een nieuwe maatlat voor duurzaamheid (aansluitend bij doelstellingen Verbond van Den Bosch en bestaande maatlatten als MDV) te

ontwikkelen. Ondernemers met extra inspanningen op duurzaamheid (inclusief communicatie met de omgeving) kunnen zodoende meer ontwikkelingsruimte verdienen. Daarbij wordt wel onderscheid gemaakt in verschillende gebiedsprofielen.

Limburg. In Limburg ligt al sinds de reconstructie (2004) veel nadruk op ontwikkelingsplanologie. De provincie is zeer terughoudend om zelf inhoudelijk in te vullen. Om deze reden zijn er geen provinciale beschrijvingen van landschappelijke kwaliteiten (zoals in Overijssel), geen maximale bouwblokken en geen provinciale verordening ruimte. Hierdoor is er relatief veel ruimte voor gemeentelijk maatwerk. Het Limburgs Kwaliteitsmenu is wel een provinciaal recept om tegenprestaties te vragen voor

uitbreiding van veehouderijbedrijven (direct of via storting in een gemeentelijk Kwaliteitsfonds). In het verleden leken de tegenprestaties vooral te worden ingevuld via de aanleg van landschappelijke elementen om de bedrijven. Tegenwoordig lijkt dit breder te worden ingevuld. In meer recent

provinciaal beleid wordt de ambitie uitgesproken om koplopers op het gebied van duurzaamheid actief te faciliteren met kennis en via ruimte binnen en buiten de bestaande kaders.

Conclusie

Conclusie is dat de vier provincies allemaal streven naar een ontwikkelingsgerichte aanpak gericht op duurzaamheid en in principe af willen van een rigide sturing op bouwblokken. De ambitie is ook om meer maatwerk per bedrijf toe te passen. Ondernemers die meer willen bijdragen aan hun omgeving en aan duurzaamheid zouden meer ontwikkelingsruimte kunnen verdienen dan ondernemers die dit niet doen. Dat is een breuk met eerder beleid, zoals in de reconstructie, waarin de uitbreidings- mogelijkheden van bedrijven vooral afhingen van de specifieke ligging van die bedrijven in extensiveringsgebied, verwevingsgebied en landbouwontwikkelingsgebied.

De provincies verschillen wel in de mate waarin ze ervaring hebben met een dergelijke ontwikkelings- gerichte aanpak. Vooral Limburg is hier al veel eerder mee begonnen. Ook zijn er provinciale

verschillen in de manier waarop duurzaamheid wordt ingevuld. In Overijssel en Limburg is gekozen voor een bepaling van kwaliteiten per landschapstype (deelgebied) die versterkt moeten worden, terwijl Brabant en Gelderland momenteel meer de veehouderij als aangrijpingspunt hebben gekozen: die moet verder verduurzamen, waarbij alleen uitbreidingen worden vergund die daar een bijdrage aan leveren.

Opvallend is ook dat de provincies de instrumenten vooral zoeken in het ruimtelijk beleid.

Ontwikkelingsplanologie speelt nauwelijks een rol in het provinciale milieubeleid, met uitzondering van de salderingsregelingen rond stikstof bij Natura 2000-gebieden. Vooral Noord-Brabant, Gelderland (en in mindere mate ook Limburg) proberen de verduurzaming van de intensieve veehouderij ook via afspraken met ketenpartners te stimuleren.