• No results found

 Bij dit rapport over het opzetten van een financieringsstrategie is een keuze gemaakt voor investeringsprojecten in duurzame energie en energiebesparing. Private financiers hechten belang aan de thematiek en wat dit betreft zijn er dus mogelijkheden voor financiering. De financieringsopties voor duurzame opwekking lijken echter groter dan voor

energiebesparing en innovatieve projecten. De reden hiervoor is dat er bij duurzame energieprojecten meer mogelijkheden zijn om zekerheden te vestigen op de onderliggende activa. Daarnaast is meer ervaring opgedaan met het met het

structureren van projecten en is er een beter zicht op de kasstromen. De markt voor financiering van investeringen in energiebesparing is betrekkelijk jong en het inzicht in het rendement is beperkt. Voor innovatieve projecten geldt dat de risico’s dusdanig groot zijn dat een beperkt aantal private financiers middelen beschikbaar willen stellen, tenzij het verwachte rendement erg hoog is.

44

o Denkbare investeerders in duurzame energieprojecten zijn –naast ondernemers en energiebedrijven- banken en private equity. Daarnaast is er een -bescheiden- rol voor particuliere financiering (eigen of vreemd vermogen), bijvoorbeeld via ‘local bonds’ of crowd funding.

o Voor innovatieve opwekking van duurzame energie zijn business angels en venture capital de aangewezen kapitaalverschaffers. Daarbij wordt vooral in bedrijven geïnvesteerd en niet zozeer in projecten.

o Voor wat betreft energiebesparing zijn banken denkbare financiers, mede vanwege het lage rendement van

dergelijke projecten. Banken willen vooral ‘kant en klare projecten’, zonder een rol te spelen in de ontwikkeling van projecten. Gegeven de innovatieve projectstructuren op het gebied van energiebesparing willen banken een hoge mate van zekerheid voor de betaling van de rente en aflossing.

 Qua omvang van projecten hebben grote projecten (meer dan € 50 miljoen) minder moeite met het aantrekken van vreemd vermogen, omdat er vanwege de schaalvoordelen meer partijen op de kapitaalmarkt zijn die willen financieren. Ook kleinere projecten zijn goed bancair financierbaar, mits de risico’s voldoende zijn afgedekt en er zicht is op toekomstig rendement. Een trend is dat de rol van banken beperkter wordt.

 Uit de analyse van verstrekkers van eigen en achtergesteld vermogen blijkt dat er mogelijkheden liggen voor vooral kleine (minder dan € 1 miljoen) als zeer grote projecten (minimaal € 50 miljoen). De kleinere projecten worden door business angels en venture capital (innovatieve bedrijven) bediend, terwijl de grote projecten door pensioenfondsen worden

gefinancierd. Er lijkt een beperkt aantal spelers (private equity) op de kapitaalmarkt te zijn die eigen vermogen van enkele tot enkele tientallen miljoenen euro’s verschaffen.

 Kapitaalverschaffers hebben een verschillende mate van risico-acceptatie. Verstrekkers van eigen vermogen (business angels, venture capital, private equity, pensioenfondsen) zijn bereid meer risico te lopen (maar dan wel meer rendement) dan verschaffers van vreemd vermogen (banken). Er is een aantal ontwikkelingen waar te nemen:

o Het fiscaal voordeel voor de groenfondsen wordt door de rijksoverheid sterk verminderd. Dit betekent dat de rijksoverheid via fiscale maatregelen mogelijk niet meer gaat sturen op verhoging van het rendement van projecten.

45

Banken kunnen niet meer aan ‘voordelig’ geld komen en kunnen geen rentevoordeel meer doorgeven. Het hangt van het nieuwe kabinet af in hoeverre deze regeling blijft bestaan.

o Er zijn voldoende aanbieders van bankfinanciering. Over het algemeen is bekend dat de financiering via de bank moeizaam verloopt. In een interview met het Financieel Dagblad zegt de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) bijvoorbeeld dat bedrijven naar alternatieven voor bankfinanciering moeten zoeken. Dat is nodig omdat de banken door strengere kapitaals- en liquiditeitseisen (Basel III) mogelijk minder speelruimte krijgen. Het CPB heeft de argumenten van de gevolgen van Basel III op een rij gezet en geeft aan dat een negatief effect voor de lange termijn niet zeker is. Bovendien hoeven de strengere eisen niet per se welvaartsverlagend te werken7. Het CPB

wijst erop dat er door de strengere regels mogelijk betere projecten opgezet gaan worden. Tevens kan de

bankbelasting die Nederland mogelijk gaat heffen een rol spelen. Volgens de voorzitter NVB: ‘Geld wordt duurder, en banken mogen minder risico’s lopen. Vooral bij innovatieve bedrijven, waar de risico’s hoog zijn, is de sector

noodgedwongen terughoudend.’

o De bank wil vooral ‘kant en klare projecten’ en wil geen rol spelen in de ontwikkeling en voorfase van projecten. De omvang van de projecten is daarbij van belang. Banken willen alleen grote projecten financieren met een omvang tussen de € 10 en € 15 miljoen. De reden is dat de transactiekosten (structureren projecten en afdekken risico’s) dan relatief laag zijn. Voor ‘kleine’ projecten zou financiering via de bank mogelijk zijn als de financiering via een

‘standaard-product’ kan worden aangeboden waarbij de bank zelf nauwelijks kosten hoeft te maken.

 Van de meeste private financiers is geen specifieke rendementseis bekend. Over het algemeen kan gesteld worden dat de geëiste rendementen hoger liggen dan door de duurzame projecten gerealiseerd worden (zie ook hoofdstuk 2). Bij wijze van uitzondering kunnen er financiers zijn die vanuit het perspectief van maatschappelijk verantwoord ondernemen een lagere rendementseis hebben. Dit betekent dat rendement en risico niet op elkaar aansluiten. Van de pensioenfondsen zijn wel rendementseisen bekend die liggen tussen 9 en 12%. De voorwaarde voor pensioenfondsen is dat het risicoprofiel

46

acceptabel is en de kasstromen van projecten zeker zijn. Banken verlangen een relatief laag rendement, maar willen weinig risico. Het vereiste rendement ligt bovendien contractueel vast en is niet afhankelijk van de resultaten.

 De meeste kapitaalverschaffers financieren direct projecten en investeren niet zozeer in fondsen. Een uitzondering zijn de pensioenfondsen die investeren via speciaal opgezette private fondsen. Private kapitaalverschaffers investeren nauwelijks in publieke fondsen, tenzij de financier is aangesteld als beheerder. Een voorbeeld is het EEE-F van de EIB waarbij de Deutsch Bank niet alleen beheerder, maar één van de kapitaalverschaffers is.

 In bijlage 6 is een ‘kansenkaart’ opgenomen van verschillende private financieringsbronnen. Het gaat hier om een selectief aantal bronnen en het overzicht is niet bedoeld om volledig te zijn.

 In de onderstaande grafiek is een overzicht gegeven van de kapitaalverschaffers waarbij gekeken is naar de omvang van projecten en het vereiste rendement:

15

10

5

Omvang project (mln EUR)

% ve rw ac h t re nd em ent

20 Business angels (EV)

Banken (VV)

Pensioenfondsen (EV) Venture capital(EV)

Private equity (EV)

Particuliere financiering (EV/VV)

1 2 5 10 20 50 100 200 500

Grafiek 2: Verhouding rendement en omvang – overzicht private financiers

Toelichting bij de grafiek:

In de grafiek staan de schattingen van de eisen die private financiers stellen waarbij gekeken is naar het verwachte rendement en de omvang van de projecten die financiers verwachten. Met nadruk gaat het hier om een globale schatting. De grafiek is vooral bedoeld om de verschillende soorten financiers inzichtelijk te maken.

47