• No results found

Enquête:

Variabelen kunnen kwantitatief gemeten worden en op vier verschillende meetniveaus onderscheiden worden: nominaal, ordinaal, interval en ratio (Oosterhuis, 2014). De enquête is gebaseerd op een vijfpuntsantwoordschaal (bijlage 2). Dit is een ordinaal meetniveau. In de enquête wordt er gevraagd antwoord te geven op een stelling door het bolletje aan te vinken dat het meest bij de leerling past. Dit correleert in hoeverre een leerling het eens met is een bepaalde stelling.

Er zijn vijf keuzemogelijkheden, cijfer één t/m vijf staat voor het volgende: 1 = helemaal niet waar voor mij

2 = eerder niet waar voor mij

3 = soms wel/soms niet waar voor mij 4 = eerder waar voor mij

5 = helemaal waar voor mij

Er is sprake van categorieën in de verschillende antwoordmogelijkheden. Bovendien zit er een volgorde in de verschillende antwoorden. Door deze duidelijke ordening in de waarden wordt er gesproken van een ordinaal meetniveau. Bovendien wordt er in dit meetinstrument gebruik gemaakt van een ordinale schaal. Dat betekent dat de volgorde duidelijk is, maar de verschillen zijn niet interpreteerbaar. ‘Helemaal waar voor mij’ ligt niet per se net zo ver boven ‘mee eens’ als dat ‘mee eens’ boven ‘soms wel/ soms niet waar voor mij’ is. Hetgeen dat geconcludeerd kan worden, is dat deze leerling het meer eens is met de stelling.

De resultaten van de voor- en nameting worden verwerkt in Excel. De interventiegroep en

controlegroep worden apart van elkaar geanalyseerd. Omdat de enquête en de cognitieve test om ordinale meetwaarden betreft, is het discutabel om de resultaten van de cognitieve test te beschrijven op basis van de gemiddeldes en standaarddeviaties. Daarom wordt er gebruik gemaakt een boxplot waarin de spreiding van de resultaten duidelijk weergegeven werden, de zogenaamde

interkwartielafstand (IQR). Ondanks dat het discutabel is om met de standaarddeviatie te werken, is er gekozen om de zijn gemiddelde scores van de resultaten en de daarbij behorende gemiddelde stijging van de voor- en nametingen van controlegroep en interventiegroep op de woordenschat en de uitsplitsing van woordenschat in passieve en actieve woordenschat weer te geven. Bovendien kan er dan op basis van het gemiddelde, de standaarddeviatie en de groepsgrootte de effectgrootte worden berekend (Tuyckom, Vos & Scheerder, 2011). De effectgrootte is een statistische maat voor hoe sterk het effect van de handeling is op de interventiegroep. Vervolgens wordt deze vergeleken met is de controlegroep. Hierdoor kunnen de resultaten van de boxplot versterkt worden.

De effectgrootte wordt als volgt berekend: Het verschil tussen de gemiddelden van de interventie- en controlegroep, gedeeld door de standaarddeviatie van de controlegroep.

De grootte van het verschil tussen de gemiddelde en de grootte van de standaarddeviatie zijn bepalend voor de uitkomst van de effectgrootte. Hoe groter het verschil tussen de gemiddelden van de groepen, hoe groter de effectgrootte. Hoe kleiner de standaarddeviatie, hoe groter de

effectgrootte.

Effectgroottes groter dan 0,8 of kleiner dan -0,8 worden als groot gezien. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, wordt er een effect per basisbehoefte gemeten.

Als de onderzoeker bijzonderheden bij de enquêtes opmerkt, worden die niet meegenomen in het onderzoek. De bijzonderheden zouden de volgende kunnen zijn:

-missing values: vragen die niet beantwoord zijn

- onbetrouwbare data: Als een leerling opvallend allemaal dezelfde antwoorden heeft aangevinkt en

- meerdere antwoorden aangevinkt: Als er een 1 en 5 ingevuld wordt, wordt deze score niet

meegenomen. Als de leerling 1 en 2 heeft aangevinkt, wordt het gemiddelde genomen (1,5).

Bovendien beargumenteren de leerlingen tijdens de voor-en nameting ook waarom er een bepaald antwoord gegeven wordt. Deze antwoorden worden gecategoriseerd en vergeleken met elkaar. Veel voorkomende antwoorden worden gebruikt in de conclusie, discussie en aanbeveling.

Cognitieve test:

De cognitieve test is een kwantitatief onderzoek. Er wordt gebruik gemaakt van numerieke metingen en analyse. Dit biedt voor de onderzoeker een cijfermatig inzicht over de capaciteiten van de

leerlingen op het gebied van zowel de passieve als de actieve woordenschat. De voormeting wordt afgenomen op een schaal van 5. De nameting op een schaal van 8. De voormeting wordt verrekend naar een schaal op 8.

De inhoud van cognitieve voor- en nameting verschilt. Hierdoor kan de voormeting niet gebruikt worden om de daadwerkelijke groei te laten zien. Wel kan die gebruikt worden om te impliceren welke groep een betere beginsituatie heeft.

Omdat ook de cognitieve test om ordinale meetwaarden betreft, is het discutabel om de resultaten van de cognitieve test te beschrijven op basis van de gemiddeldes en standaarddeviaties. Daarom wordt er gebruik gemaakt een boxplot waarin de spreiding van de resultaten duidelijk weergegeven werden, de zogenaamde interkwartielafstand (IQR). Ondanks dat het discutabel is om met de standaarddeviatie te werken, is er gekozen om de zijn gemiddelde scores van de resultaten en de daarbij behorende gemiddelde stijging van de voor- en nametingen van controlegroep en

interventiegroep op de woordenschat en de uitsplitsing van woordenschat in passieve en actieve woordenschat weer te geven. Bovendien kan er dan op basis van het gemiddelde, de

standaarddeviatie en de groepsgrootte de effectgrootte worden berekend (Tuyckom, Vos &

Scheerder, 2011). De effectgrootte is een statistische maat voor hoe sterk het effect van de handeling is op de interventiegroep. Vervolgens wordt deze vergeleken met is de controlegroep. Hierdoor kunnen de resultaten van de boxplot versterkt worden.

De effectgrootte wordt als volgt berekend: Het verschil tussen de gemiddelden van de interventie- en controlegroep, gedeeld door de standaarddeviatie van de controlegroep.

De grootte van het verschil tussen de gemiddelde en de grootte van de standaarddeviatie zijn bepalend voor de uitkomst van de effectgrootte. Hoe groter het verschil tussen de gemiddelden van de groepen, hoe groter de effectgrootte. Hoe kleiner de standaarddeviatie, hoe groter de

effectgrootte.

Effectgroottes groter dan 0,8 of kleiner dan -0,8 worden als groot gezien. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, wordt er een effect per basisbehoefte gemeten.

Interview:

De kwalitatieve gegevens die uit het onderzoek worden verkregen, wordt door middel van labels gecategoriseerd en samengevat. De verschillende antwoorden van de geïnterviewden worden vergeleken. Antwoorden die overeenkomen worden in de conclusie gebruikt. Oplossingen of verbeterpunten worden meegenomen in de discussie en/of aanbevelingen bij het onderzoek. De verschillende categorieën van labels zijn als volgt:

- Verschil tussen de klassen op gebied van competentiegevoelens: durven, willen, gemakkelijker Engels leren.

- passieve woordenschat - actieve woordenschat