In de onderstaande analyse wordt kort de belangrijkste aspecten van de CROW 250 fasen A en B
uitgelicht. Deze fasen zijn het meest van toepassing op de PAS:128 en geven invulling aan de
randvoorwaarden en eisen aan het uitvoeren van een detectieonderzoek. Fasen C t/m E zijn enkel
van toepassing voor het daadwerkelijk verrichten van graafwerkzaamheden anders dan proefsleuven
graven. Deze vallen dus buiten de scope van de PAS:128.
Fase A: Oriënteren en voorbereiden.
Fase A bestaat uit een drietal stappen, elk hieronder kort toegelicht. Per stap worden de
belangrijkste elementen uitgelicht. Deze zijn uiteindelijk verwerkt in het PvE.
Stap A1: verzoeken om gebiedsinformatie.
- Inventariseer of in het plangebied op graafpolygonen (graaflocaties) netten aanwezig zijn op
basis van gebiedsinformatie verkregen door een oriëntatieverzoek of graafmelding in te
dienen bij het Kadaster (KLIC).
Belangrijk is dat uit deze stap de KLIC gegevens voor de graafpolygonen verkregen worden. Op basis
van deze documenten kan Survey type D uitgevoerd worden. Ook belangrijk is dat de intentie tot het
verrichten van graafwerkzaamheden gemeld wordt aan het kadaster, beheerder(s) van openbare
ruimte en netbeheerders. Dit allen kan gerealiseerd worden door tijdens survey type D vooraf altijd
een oriëntatiemelding te plaatsen. Verder in het traject, voorafgaand aan daadwerkelijk
graafwerkzaamheden hoeft pas een graafmelding dan gemaakt te worden.
Stap A2: beoordelen ontvangen gebiedsinformatie.
- Beoordeel de verkregen KLIC gebiedsgegevens.
De CROW 250 stelt dat er redelijkerwijs vanuit gegaan mag worden dat informatie verkregen uit KLIC
melding nauwkeurig en betrouwbaar is. Gesprekken met grondroerders en uit Beuken et al. (2011)
blijkt dat KLIC gegevens vaak incompleet zijn. In de gebiedsinformatie vermelde aanwezige
infrastructuur ligt vaak welk binnen 1m van aangegeven locatie, echter krijgt men vaak te maken met
zogenaamde verzonken infrastructuur (afgestoten en niet officieel meer in beheer).
Dit spreek de verwachtingen vanuit de WION tegen. Conform Art. 4 WION vindt informatie
uitwisseling tussen opdrachtgevers, grondroerders, bestuursorganen en netwerkbeheerders plaats
via een elektronisch informatiesysteem. Art. 5 en 6 WION specificeren dat deze informatie beheerd
wordt door het Kadaster en netbeheerders wijzigingen in netten en aanleg van nieuwe netten tijdig
doorgeven zodat deze door het Kadaster in de correcte beheerpolygonen opgenomen worden.
Hieruit zou redelijkerwijs afgeleid kunnen worden dat er vertrouwd kan worden dat de door het
Kadaster verstrekte informatie volledig en nauwkeurig is. Een uitgebreid onderzoek naar de kwaliteit
van deze gegevens zou dus overbodig lijken. De praktijk wijst echter anders en aangeraden wordt om
conform CROW 250 de volgende stap door te lopen.
De opdrachtgever of grondroerder beoordeelt de verkregen gebiedsinformatie op volledigheid,
duidelijkheid en betrouwbaarheid (De Groot et al, 2008). Dit wordt gerealiseerd door:
- De actualiteit van verstrekte gegevens te beoordelen
- Vast te stellen of de netbeheerder opmerkingen heeft gemaakt over de nauwkeurigheid van
de liggingsgegevens.
- Na te gaan of de netbeheerder voorzorgsmaatregelen treft of heeft getroffen en welke
maatregelen de grondroerder hier aansluitend op moet treffen.
- Na te gaan of de netbeheerder zakelijke rechten gevestigd heeft welke een aangepaste
werkwijze vereist.
Maak contractuele afspraken.
Wanneer de opdrachtgever het uitwerken van het plan uitbesteed aan derden, moet volgens De
CROW 250 contractueel afspraken gemaakt worden over de aanvraag, overdracht en beoordeling
van informatie. Opgenomen moet worden wie verantwoordelijkheid draagt voor de aanvraag van
gebiedsinformatie, welke informatie al beschikbaar is voor de ontwerpende partij en welke
aanvullende informatie nog verzameld moet worden. In de PAS:128 moet dit opgenomen worden in
de project planning hoofdstuk 4.
Stap A3: Afstemmen ontwerp op netten.
Deze stap is enkel van toepassing binnen projecten waar nieuwe netten ontworpen worden of
bestaande verlegd worden. Activiteiten hieronder uitgelicht hoeven dus enkel uitgevoerd te worden
wanneer er detectieonderzoek in het kader van een nieuw aan te leggen net, of een te verplaatsen
net wordt uitgevoerd.
Maakt contractuele afspraken.
In de CROW 250 wordt een drietal relaties onderscheidden betreft de verantwoordelijkheden voor
het afstemmen van het ontwerp op bestaande netten:
1. Indien een derde partij het ontwerp opstelt zal de opdrachtgever deze partij verplichten het
ontwerp af te stemmen met op locatie aanwezige netten en in hierover overleg te treden
met de netbeheerder.
2. De grondroerder kan, wanneer contractueel bepaald, verantwoordelijk dragen voor het
afstemmen van het ontwerp met bestaande netten en bijbehorend overleg met de
netbeheerder.
3. Wanneer de grondroerder zorg draagt voor het plan voor de graafwerkzaamheden zal deze
ook de afstemming op bestaande netten en het overleg met de netbeheerder uitvoeren.
De CROW 250 stelt dat de verantwoordelijke partij het ontwerp en graafwerkzaamheden moet
afstemmen met aanwezige netten op de volgende punten:
- Mogelijke conflicten tussen theoretische horizontale en verticale ligging van netten en
geprojecteerde graafwerkzaamheden.
- Voorzorgsmaatregelen bij aanwezigheid van netten met gevaarlijke inhoud of netten van
grote waarde.
- Bij conflict tussen graafwerkzaamheden en ligging van netten, of bij twijfel over
nauwkeurigheid, moet er overlegd worden met de netbeheerder over precieze ligging.
- Op grond van de situatie moet een afweging gemaakt worden tussen enerzijds het
aanpassen van het ontwerp/graafwerkzaamheden en anderzijds het in overleg met
netbeheerder verplaatsen of buiten spanning stellen van de conflicterende netten. Bij het
verleggen of buiten spanning stellen van netten moet contractueel bepaald worden wie de
uitvoering verzorgd, kosten draagt en op welk tijdstip de werkzaamheden uitgevoerd
worden.
- Gemaakte afspraken moeten schriftelijk vastgelegd worden en er moet in overleg bepaald
worden hoe afspraken geaccordeerd worden.
- Voorafgaand aan besprekingen moet bepaald worden welke partij verslag legt en welke
partijen hiervan afschrift moeten ontvangen.
Fase B: Informatieoverdracht.
Stap B1: Samenstellen informatie.
Tijdens deze stap moeten de volgende handelingen uitgevoerd worden:
- Beoordelen van de actualiteit van de gebiedsinformatie.
- Verder vervaardigen van contractdocumenten.
De verkregen gebiedsinformatie moet per netbeheerder beoordeeld worden op actualiteit. Er is geen
harde grens voor de actualiteit, echter moet een inschatting gemaakt worden a.d.h.v. eerdere
grondroeringen op locatie of de gegevens nog actueel zijn. Wanneer de actualiteit betwijfeld wordt is
het zaak om in overleg te treden met de netbeheerder over vervolg stappen.
Maak contractuele afspraken.
De CROW 250 haalt aan dat wanneer er graafwerkzaamheden op basis van een raamcontract
uitgevoerd worden het eindresultaat expliciet contractueel moet worden vastgelegd. Teneinde het
afstemmen van verwachtingen tussen detectiebedrijf en haar klant is het een goed idee dit principe
over te nemen voor detectieonderzoek. Er zal dan in de projectplanning van de PAS:128 een
expliciete schriftelijke afspraak verwerkt moeten worden welke het eindresultaat duidelijk en
bindend vastlegt. Bij grotere projecten is het tevens handig om heldere en concrete afspraken te
maken betreft eenheidsprijzen, stelpost bedragen en overige verwachte kosten binnen het
detectieonderzoek.
Wanneer er detectieonderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van een grondroerder, moet deze in
bezit zijnde gebiedsinformatie overdragen en het detectiebedrijf attent maken op locatie gebonden
verplichtingen.
Aanbevelingen.
De CROW 250 maakt voor deze stap een tweetal aanbevelingen. Eerst raad de norm aan om een
overzichtstekening te laten vervaardigen van de graaflocatie, welke alle kabel en leidingtekeningen
verwerkt. Ten tweede wordt aangeraden om proefsleuven te graven om de precieze locatie van
netten vast te stellen. Wanneer de theoretische ligging van een net binnen bandbreedte van 1.5m
van de graafpolygoon ligt, moet er verplicht proefsleuven gegraven worden. In overige situaties blijft
het raadzaam om ligging te verifiëren met pijl/proefsleuven. Het is daarom zaak om survey type A
verplicht te stellen wanneer binnen 1.5m gewerkt wordt van netten. In bijlage 5 wordt het
handelingsprotocol voor proefsleuven uitgelicht.
Stap B2: Overdragen informatie.
Overdracht van documenten vind plaats op basis van de eerder opgestelde afspraken. De methode
van overdracht is vrijblijvend voor betrokken partijen, echter is het uit interviews gebleken raadzaam
te zijn dit in digitaal format te doen. Specifiek zijn PDF bestanden algemeen geaccepteerd en worden
vectorbestanden, zoals CAD/GIS bestanden, gezien als een waardevolle aanvulling in onoverzichtelijk
situaties. De PAS:128 moet daarom opnemen dat verworven gebiedsdata vanuit grondroerders
aangeleverd wordt in gewenst format, waar mogelijk digitaal in PDF of vectorbestand.
Stap B3: Beoordelen informatie.
In deze stap specificeert de CROW 250 dat de verkregen documenten beoordeeld moeten worden in
het kader van een onderzoeksplicht van de potentiele aannemer. Hoewel dit niet direct van
toepassing is op interactie tussen detectiebedrijven en haar klanten, kan deze stap wel vertaald
worden om toepasbaar te zijn. Relevant blijft de beoordeling van verkregen gebiedsinformatie,
overzichtstekeningen en eventueel gemaakt schriftelijke afspraken.
- Er moet nagegaan worden of alle verkregen gebiedsinformatie volledig, actueel en duidelijk
is. Bij twijfel of onduidelijkheden moet de opdrachtgever en/of netbeheerder direct
benaderd worden.
- Er moet nagegaan worden of een overzichtstekening deel uit maakt van de overhandigde
documenten, zo niet moet deze alsnog vervaardigd worden conform stap B1 (indien
wenselijk).
- Er moet nagegaan worden of alle gemaakte schriftelijke afspraken duidelijk en volledig zijn
voordat tot uitvoering van detectieonderzoek wordt overgegaan.
In document
Afstemmen van kabel- en leidingonderzoek
(pagina 72-76)