• No results found

3.4 Vergelijking boxplots van indicatiewaarden van plantengemeenschappen

3.4.2 Analyse ecologische diagrammen

In deze paragraaf geven we een korte samenvatting van de expert-beoordelingen van de

indicatiesystemen per vegetatiegemeenschap. Beoordeeld is of de relatieve ligging van de associaties binnen een gemeenschap op de milieugradiënt voor trofie (trofie-as) plausibel en onderscheidend is.

3.4.2.1 Waterplantgemeenschappen

Deze groep betreft associaties uit de vegetatieklasse r05 (Potametea).

WW: De brakke systemen (r05AA01, r05AA03, r05AA03) scoren te laag op de as van trofie (te

voedselarm), terwijl r05BB01 als laagveengemeenschap te hoog zit op de as en vergeleken met andere systemen juist voedselarmer is.

r05BC02 zit te laag op de as en r05CA02 en r05CA03 zijn voedselarmer ten opzichte van de overige gemeenschappen.

Bij Ellenberg en ITERATIO kloppen de verhoudingen tussen de verschillende associaties, waarbij opgemerkt wordt dat Ellenberg soms meer nuance geeft dan ITERATIO. Bij ITERATIO zijn veel minder soorten bepalend voor de berekening van de gemiddelde indicatiewaarden van opnamen, zeker bij over het algemeen soortenarme waterplantgemeenschappen, waardoor de boxplot-diagrammen in enkele gevallen een erg smalle bandbreedte hebben.

3.4.2.2 Venen, heischrale graslanden en heiden

Deze groep betreft associaties uit de vegetatieklasse r09 (Parvocaricetea), r10 (Scheuchzeretea), r11 (Oxycocco-Sphagnetea), r19 (Nardetea) en r20 (Calluno-Ulicetea).

WW doet het slecht. Met uitzondering van klasse r09 tonen de associaties van de overige klassen te

weinig onderlinge verschillen. Alles is in elkaar gedrukt. r10, r11, r19, r20 te voedselarm. r09BA01 zit veel te hoog in het trofiebereik, hetgeen ook geldt voor r09BA06 (is weliswaar basenrijk, maar toch voedselarm). r09BA05 zit te laag op de trofie-as.

ITERATIO: r09BA05 en r09BA06 tonen duidelijker verschil dan Ellenberg.

r09AA02 iets voedselarmer dan r09AA01 en r09AA03, hetgeen beter wordt weergegeven door

Verschillen tussen associaties van de klasse r10, r11, r19 en r20 worden door zowel bij ITERATIO als

Ellenberg goed weergegeven.

r19AA04 (heischraal grasland in Zuid-Limburg) scoort bij ITERATIO het hoogst ten opzichte van de andere associaties van klasse r19. Het is echter lastig te beoordelen of dit correct is.

3.4.2.3 Graslanden

Deze groep betreft associaties uit de vegetatieklasse r12 (Plantaginetea majoris), r14 (Koeleria-

Corynephoretea), r15 (Festuco-Brometea) en r16 (Molinio-Arrhenatheretea).

WW: De associaties van klasse r14 zijn te veel in elkaar gedrukt; er is te weinig nuanceverschil.

Associaties van klasse r12 en zeker r12BA02 zitten te laag op de trofie-as in vergelijking met klasse 16.

In tegenstelling tot ITERATIO zitten r12BA02 en r12BA04 bij Ellenberg lager op de as dan r12BA03. Volgens de experts geeft Ellenberg hier het juiste beeld.

r14AA01 (grasland op stuifzand) komt op meest schrale gronden voor en wordt door zowel Ellenberg als ITERATIO goed geplaatst.

r14BC01 (stroomdalgrasland) wordt door Ellenberg beter geplaatst dan ITERATIO, die de associatie te hoog op de trofie-as plaatst.

r16BC02, een door koeien beweid kalkgrasland, wordt door zowel Ellenberg als ITERATIO binnen klasse r16 het laagst op de trofie-as geplaatst, hetgeen volgens de experts correct is.

3.4.2.4 Bossen

Deze groep betreft associaties uit de vegetatieklasse r42 (Alnetea glutinosae), r43 (Vaccinio-

Betuletea), r44 (Vaccinio-Piceetea) en r45 (Quercetea robori-petraeae) en r46 (Querco-Fagetea). WW doet het aardig bij de arme bossen (klassen r43, r44, r45) wat betreft de plaatsing op de trofie-

as, maar laat te weinig verschillen zien tussen de associaties. Bij de rijke bossen (klasse r46) kloppen de verhoudingen echter niet. Zo moeten r46AA01 en r46AA02 hoger op de trofie-as liggen ten opzichte van de andere associaties van de klasse. Bij Ellenberg en ITERATIO wordt dit wel goed weergegeven.

Overigens plaatsen Ellenberg en ITERATIO de bosgemeenschappen goed op de trofie-as en worden de onderlinge verschillen correct weergegeven.

3.4.3

Conclusie

Beide experts concluderen dat WW-NO3 niet voldoet als het gaat om relatieve verschillen in trofie tussen associaties onderling goed weer te geven, terwijl Ellenberg-trofie en ITERATIO-trofie dat wel goed doen en elkaar weinig ontlopen. WW-NO3 geeft over het algemeen te weinig nuance (laat te weinig verschillen zien tussen associaties) en soms zijn gerelateerde associaties in een verkeerde ranking plaatst.

Let op! Deze expertbeoordeling doet geen uitspraak over de kwaliteit van de WW-NO3 als indicator voor de beschikbaarheid van NO3 voor planten. Zoals al elders in dit rapport is benadrukt, wordt de

nutriëntenbeschikbaarheid voor planten niet alleen door NO3 (of door een ander macronutriënt)

bepaald, maar door een combinatie van macronutriënten. Probleem is echter dat die combinatie in ruimte en tijd kan verschillen.

3.5

Trofie-indicaties in relatie tot biomassa en mestgift

3.5.1

Inleiding

Zoals in de inleiding van dit rapport al is aangegeven, geeft de bovengrondse biomassa, aangemaakt tijdens één groeiseizoen, een proxy voor de nutriëntenbeschikbaarheid voor planten. Helaas is het zo dat vegetatieopnamen met daaraan gerelateerde biomassabepalingen maar weinig voorhanden zijn. Bovendien zijn dergelijke datasets nagenoeg alleen beschikbaar voor graslanden. Het is bijvoorbeeld moeilijk om voor bosvegetatie te bepalen wat er tijdens één groeiseizoen aan biomassa is bijgekomen, tenzij er een beperking is tot alleen de kruiden in de ondergroei. Bovendien moet voor ogen worden gehouden dat het bepalen van biomassa veel tijd kost.

32 |

WOt-technical report 191

Voor deze rapportage hebben we de hand kunnen leggen op drie datasets. Eén dataset betreft een bemestingsexperiment in Polen, waarover gepubliceerd is door Van Dobben et al. in 2017, één dataset met gegevens over mestgiften in graslanden op veen in Zuid-Holland en Utrecht (Van Strien et al. 1988) en als derde dataset 127 vegetatieopnamen met biomassabepaling geselecteerd uit de

Ecological Condition Database (https://www.givd.info/ID/EU-00-006).

Bij de dataset van Van Strien (et al.) zijn geen biomassabepalingen uitgevoerd, maar zijn de

mestgiften per opname bekend. We veronderstellen dat er een direct verband is tussen de mate van mestgift en de gemiddelde trofie/NO3-indicatie van de vegetatieopnamen.