• No results found

Analyse Bijzondere Bijdrage Sociale Zekerheid

Het Globaal Plan voerde drie sociale bijdragen in. Gepensioneerden betalen een solidariteitsbijdrage en zelfstandigen in hoofd- en bijberoep betalen een hogere sociale zekerheidsbijdragen. Werknemers betalen jaarlijks een Bijzondere Bijdrage voor de Sociale Zekerheid. De bijzondere bijdrage, ingevoerd sinds 1 april 1994, is een combinatie van een sociale en fiscale inhouding56. Die regeling houdt in dat het uiteindelijke en definitieve bedrag van de bijzondere bijdrage door de administratie der directe belastingen wordt berekend op het gezinsinkomen (het belastbare netto-inkomen), maar dat er in afwachting daarvan door de werkgever reeds een maandelijkse inhouding dient te gebeuren op het nettoloon van de betrokken werknemer(s). Na de uiteindelijke fiscale afrekening vordert de fiscale administratie eventueel een bijkomende betaling, of stort zij het te veel betaalde terug.

Deze bijdrage is bestemd voor de financiering van de regelingen van de sociale zekerheid der werknemers.

De bijzondere bijdrage sociale zekerheid is van toepassing op werknemersvlak op alle werknemers die geheel of gedeeltelijk onder de socialezekerheidswetgeving vallen. Bij gehuwden en wettelijke samenwonenden waarvan slechts een van de echtgenoten of een van de wettelijk samenwonende partners een werknemer is en de andere echtgenoot een zelfstandig beroep uitoefent, wordt eveneens de bijzondere bijdrage berekend.

In deze nota gaan we niet verder in op de problemen bij de inning van deze bijdragen buiten de gezinsneutraliteit o.a. de inning bij belastingvrije doctoraatsbeurzen, bij internationale tewerkstellingen57,…

3.1. Maandelijkse inhouding als voorschot

3.1.1. Principe

De werkgever verricht een maandelijkse inhouding op het loon dat voor de berekening van de sociale bijdragen in aanmerking komt. Deze inhouding gebeurt op het nettoloon, m.a.w. na aftrek van de werknemersbijdrage voor sociale zekerheid en na aftrek van de bedrijfsvoorheffing. De werkgever moet de maandelijks ingehouden bedragen per kwartaal aangeven en doorstorten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Globaal Beheer.

Het bedrag van de inhouding varieert naar gelang van de grootte van de driemaandelijks bij de RSZ aangegeven loonsom ( = het kwartaalloon) en de gezinstoestand van de betrokken werknemer.

Het bedrag moet jaarlijks vermeld worden op een belastingfiche 281.10 zodat de afrekening in de personenbelasting kan gebeuren.

56 Wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, B.S. 31 maart 1994, p. 8866; Koninklijk besluit van 31 maart 1994 tot uitvoering van artikel 109 §5 van de wet van 30 maart 1994, B.S. 31 maart 1994, p. 8914; Koninklijk besluit van 15 juni 1995 tot uitvoering van art. 106 §3 van de wet van 30 maart 1994, B.S. 2 augustus 1995, p. 22428.

57 Indien in het kader van gelijktijdige tewerkstelling in meerdere EER landen voor meerdere werkgevers in België sociale zekerheidsbijdragen afgedragen moeten worden voor de volledige tewerkstelling, dan moet eveneens de buitenlandse werkgever bijzondere bijdrage innen en storten. De belastingplichtige betaalt hierdoor tweemaal BBSZ bijdragen. De belastingplichtige kan dit via de aangifte personenbelasting regulariseren maar dit wordt bemoeilijkt doordat de buitenlandse werkgever in principe de verplichting niet heeft een fiscale inlichtingenfiche 281.10 op te stellen.

3.1.2. Bedrag inhouding

Omdat voor de bepaling van het bedrag van de bijdrage rekening wordt gehouden met de hoogte van het driemaandelijks aan de RSZ aangegeven loon, kan pas bij de laatste loonbetaling van het kwartaal het juiste bedrag worden vastgesteld.

Daarom wordt voor de twee eerste maanden van elk kwartaal met de maandgrenzen rekening gehouden en gebeurt in de laatste maand van het kwartaal de kwartaalafrekening op basis van kwartaalgrenzen.

De hoogte van de inhouding ziet eruit als volgt:

Tabel 11: Eénverdiener: alleenstaande of één-inkomens gezin. (bedragen uitgedrukt in EUR)58

Kwartaalloon Maandloon Maandelijkse inhouding per werknemer op het nettoloon

Minder dan 5.836,14 Minder dan 1.945,38 0

Tussen 5.836,14 & 6.570,54 Tussen 1.945,38 & 2.190,18 7,60 % op het gedeelte boven 1.945,38 Tussen 6.570,55 &

18.116,46 Tussen 2.190,19 & 6.038,82 18,60 + 1,1 % op het gedeelte boven 2.190,18 Meer dan 18.116,46 Meer dan 6.038,82 60,94

Tabel 12: Tweeverdiener: Twee-inkomensgezin. (Bedragen uitgedrukt in EUR)59

Kwartaalloon Maandloon Maandelijkse inhouding per werknemer op het nettoloon

Minder dan 3.285,29 Minder dan 1.095,10 0 Tussen 3.285,29 & 5.836,14 Tussen 1.095,10 & 1.945,38 9,30

Tussen 5.836,14 & 6.570,54 Tussen 1.945,38 & 2.190,18 7,60 % op het gedeelte boven 1.945,38 met een minimum van 9,30

Tussen 6.570,55 &

18.116,46 Tussen 2.190,19 & 6.038,82 18,60 EUR + 1,1 % op het gedeelte boven 2.190,18 met een maximum van 51,64 Meer dan 18.116,46 Meer dan 6.038,82 51,64

58 De bedragen zijn niet index-gebonden.

59 De bedragen zijn niet index-gebonden.

3.2. Jaarlijkse definitieve afrekening

De bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid wordt per gezin én op het volledig gezinsinkomen berekend.

Het gezinsinkomen waarop de bijzondere bijdrage berekend wordt, is het totale belastbare netto- inkomen.

Afzonderlijk belaste inkomsten worden uitgesloten.

In het kader van de zesde staatshervorming werden de belastingaftrekken van giften, woonbonus, kosten voor kinderopvang, met uitzondering van de onderhoudsuitkeringen, omgezet in een belastingvermindering. Dit heeft tot gevolg dat het netto-inkomen of de berekeningsbasis indirect stijgt door de zesdestaatshervorming.

Het uiteindelijk door een gezin te belasten bedrag wordt jaarlijks bepaald door de administratie van de directe belastingen en verrekend in de personenbelasting of de belasting der niet-inwoners (natuurlijke personen).

Tabel 13: Bedrag verrekening. (Bedragen uitgedrukt in EUR)60 Netto-belastbaar inkomen Jaarlijkse (definitieve) bijdrage

minder dan 18.592,02 0

18.592,02 - 21.070,96 9 % op het gedeelte van het gezinsinkomen boven 18.592,01

21.070,97 - 60.161,85 223,10 + 1,3 % op het gedeelte van het gezinsinkomen tussen 21.070,97 - 60.161,85

meer dan 60.161,85 731,28

3.3. Vaststelling

Het maximumbedrag van de bijzondere bijdrage in de personenbelasting is geplafonneerd tot maximum 731,28 EUR per jaar, ongeacht of de bijdragen worden berekend op de inkomsten van 1 of meerdere personen waarvan de inkomsten worden samengevoegd. Het netto-inkomen boven 60.161,85 EUR wordt niet onderworpen aan bijdrage.

De schalen en de berekeningswijzen maken geen onderscheid tussen de samenlevingsvorm.

Dit heeft tot gevolg dat :

- voor gehuwden en wettelijk samenwonenden met een laag inkomen, de berekening nadeliger is t.o.v. feitelijke samenwonenden met een laag inkomen.

Voorbeeld :

Feitelijk samenwonenden hebben elk een netto-inkomen van 18.592,02 EUR (of lager). Zij betalen geen bijzondere bijdrage in de personenbelasting. Indien zij gehuwd of wettelijk samenwonend zijn en zij beiden een netto-inkomen van 18.592,02 EUR of samen een netto-gezinsinkomen van 37.184,04 EUR genieten dan bedraagt de bijzondere bijdrage 432,56 EUR.

- voor gehuwden en wettelijk samenwonenden de berekening voordeliger t.o.v. feitelijke samenwonenden is wanneer ze beiden een hoog inkomen hebben waardoor zij samen de maximumgrens bereiken waarboven geen bijdragen meer worden geïnd ondanks de grotere financiële draagkracht van het gezin door samen de kosten van levensonderhoud te dragen.

Voorbeeld:

60 De bedragen zijn niet index-gebonden.

Feitelijk samenwonenden hebben elk een netto-inkomen van 35.000 EUR. Zij worden elk afzonderlijk belast. Elk betaalt een bijzondere bijdrage in de personenbelasting van 404,17 EUR, of samen 808,34 EUR. Zij zijn gehuwd of wettelijk samenwonend en hebben beiden een inkomen van 35.000 EUR of samen een netto-gezinsinkomen van 70.000 EUR. Het netto-inkomen overstijgt de maximumgrens. De bijzondere bijdrage wordt beperkt tot 731,28 EUR niettegenstaande de (hogere) financiële draagkracht van het gezin.