• No results found

amp; 4 behandelen het accuraat meten van SW propagatiesnelheden

In document Cardiac Shear Wave Elastography (pagina 133-135)

8Second, although first steps are made in Chapter 8, studies in human and

Hoofdstuk 3 amp; 4 behandelen het accuraat meten van SW propagatiesnelheden

na klepsluiting. In Hoofdstuk 3 laten we zien in varkens met een open borstkast dat de SW propagatie snelheden na AVC sterk beïnvloed worden door het handmatig geselecteerde propagatiepad over het interventriculaire septum. De gemeten verschillen in propagatiesnelheden hebben waarschijnlijk fysiologische oorzaken. Echter, wanneer alleen propagatiepaden op de linkerkamer zijde van het septum werden geselecteerd, werden nog steeds grote intra-scan variaties gemeten. Deze variaties zijn mogelijk veroorzaakt door meetonzekerheden, en daarom kan de standaardfout gereduceerd worden door te middelen over verschillende propagatiepaden binnen individuele metingen. Op deze manier wordt er rekening gehouden met meetonnauwkeurigheden en met fysiologische variaties. Dit is belangrijk voor klinische diagnose, zodat een toegenomen myocard stijfheid kan worden gedetecteerd in een vroeg stadium van het ziekteproces. Dit hoofdstuk laat bovendien zien dat wanneer een deel van de SW-beweging in het weefsel wordt geselecteerd, dat sneller na klepsluiting plaatsvindt, hogere propagatiesnelheden worden gemeten (mediaan toename van maximaal 31% was gemeten). Dit laat zien dat er een meer gestandaardiseerde methode nodig is voor het meten van SWs. In Hoofdstuk 4 hebben we onze studie naar intra-scan variaties uitgebreid naar een meer algemene herhaalbaarheidsstudie van de SWs na AVC en MVC in gezonde vrijwilligers. De gemeten inter-scan variaties waren slechts iets hoger dan de intra-scan variaties, en de test-retest variaties waren ook in hetzelfde bereik als de

inter-scan variaties. Een milde handgriptest was gebruikt om de effecten van grotere hemodynamische variaties te onderzoeken. We hebben echter geen significant effect gemeten. Dit suggereert dat de variaties gemeten binnen gezonde vrijwilligers met

alleen milde hemodynamische variaties, worden gedomineerd door

meetonnauwkeurigheden in plaats van door fysiologische oorzaken. Daarom kan de precisie voor klinische diagnose verbeterd worden door te middelen over verschillende hartslagen. Bovendien zijn er in dit hoofdstuk significant hogere snelheden gemeten na AVC met een klinisch systeem met een op maat gemaakte hoge-beeldsnelheid modus vergeleken met een klinisch systeem met een klinische modus. De afwijkende propagatiesnelheden zijn waarschijnlijk veroorzaakt door verschillen in de dataverwerking. Kortom, Hoofdstuk 3 & 4 laten beide zien dat de gebruikte methode invloed heeft op de gemeten SW propagatiesnelheden. Daarom is een universele en robuuste methode gewenst voor klinische toepassing.

Het is momenteel niet bekend welke type golven worden geïnduceerd na klepsluiting, en dus welk echocardiografisch beeld het meest geschikt zou zijn voor

het meten van deze SWs. Daarom hebben we in Hoodfstuk 5 de SW

propagatiesnelheden na AVC in een parasternale lange-as opname vergeleken met metingen in een apicale vier-kamer opname in gezonde vrijwilligers. Numerieke simulaties van Lamb golven in een elastische plaat laten zien dat verschillende propagatiesnelheden gemeten kunnen worden voor de longitudinale en transversale

componenten van de deeltjes beweging, wanneer meerdere Lamb golven

tegelijkertijd geïnduceerd zijn. Omdat de apicale weergave met name gevoelig is voor longitudinale en de parasternale weergave voor transversale bewegingen, kan dit dus ook leiden tot het meten van verschillende propagatiesnelheden in beide echocardiografische weergaves. We verkregen inderdaad hogere snelheden in de apicale vergeleken met de parasternale opnames (mediaan van 5.1 m/s vs. 3.8 m/s), maar deze propagatiesnelheden waren niet aan elkaar gecorreleerd. Bovendien werd een onverwacht groot bereik van waardes tussen gezonde vrijwilligers gemeten in de apicale vergeleken met de parasternale opnames (3.5 – 8.7 m/s vs. 3.2 – 4.3 m/s). Daarom kunnen deze resultaten niet verklaard worden op basis van onze hypothese dat symmetrische en antisymmetrische Lamb golven tegelijkertijd geïnduceerd worden na AVC, of dat een superpositie van verschillende golfmodi wordt gemeten in een individuele echocardiografische opname. Desalniettemin, omdat er alleen veelbelovende klinische studies in parasternale beelden gerapporteerd zijn, en omdat we een lagere mediaan propagatiesnelheid – overeenkomend met kleinere golflengtes die nauwkeuriger gemeten kunnen worden – en een lagere variabiliteit tussen vrijwilligers hebben gemeten voor de parasternale weergave in dit hoofdstuk, wordt momenteel voor mogelijke klinische toepassing de voorkeur gegeven aan parasternale opnames. Echter, studies in de toekomst moeten aantonen of apicale opnames misschien extra informatie kunnen geven over de eigenschappen van het myocard.

In Hoofdstuk 6 wordt het effect van een veranderende stijfheid in tijd op golfpropagatie fundamenteel onderzocht. Immers, op het moment van klepsluiting is het myocard waarschijnlijk aan het ontspannen of samentrekken. We laten zien dat

de amplitude en periode van een golf proportioneel toenemen met het ontspannen van het medium in tijd. Bovendien kan er een gereflecteerde golf ontstaan op een moment van discontinuïteit in acceleratie. Echter, dit laatste effect wordt niet verwacht en is niet geobserveerd in vivo, omdat relaxatie geleidelijk plaatsvindt. De toename in golfamplitude en periode hangt af van de relaxatiesnelheid van het myocard, en kan daarom theoretisch gebruikt worden voor de diagnose van abnormale relaxatie en/of contractie. Echter, deze effecten zijn waarschijnlijk klein en hebben we niet kunnen observeren in vivo.

In Hoofdstuk 7 & 8 zijn de SW propagatiesnelheden na AVC en MVC vergeleken met SWs die extern geïnduceerd zijn met behulp van een akoestische stralingsdruk (ARF) tijdens de gehele hartcyclus. Dit is gedaan in varkens met respectievelijk een open en een gesloten borstkast in de twee hoofdstukken. In Hoofdstuk 7 hebben we, ondanks de verschillen in SW en SW-bron eigenschappen, vergelijkbare propagatiesnelheden gemeten voor de natuurlijke en ARF-gebaseerde SWs op het moment van klepsluiting langs hetzelfde propagatiepad. Bovendien laten we zien dat de natuurlijke SWs plaatsvinden op momenten tussen de hoogste en laagste ARF-gebaseerde propagatiesnelheden, die corresponderen met systole en diastole respectievelijk. De propagatiesnelheden na klepsluiting waren ook statistisch hoger dan de ARF-gebaseerde snelheden in diastole. Kortom, de resultaten suggereren dat natuurlijke SWS corresponderen met een myocardstijfheid met een waarde tussen die van relaxatie en contractie in.

In Hoofdstuk 8, in varkens met een gesloten borstkast, hebben we vergelijkbare experimenten uitgevoerd als in het vorige hoofdstuk. Hierbij hebben we vullingsdrukken gevarieerd, dobutamine intraveneus toegediend, en een infarct geïnduceerd in het myocard. De voorlopige resultaten laten zien dat SW

propagatiesnelheden niet alleen afhankelijk zijn van intrinsieke

myocardeigenschapen, maar ook van hemodynamische belasting.

We onderzochten echo-particle image velocimetry (echoPIV), een alternatief voor het gebruik van shear wave elastografie voor het vroegtijdig diagnosticeren van cardiale dysfunctie, in Hoofdstuk 9. De bloedstromingspatronen met hoge diastolische snelheden in de linkerkamer waren gemeten in een patient met hartfalen, met behulp van ultrageluid in combinatie met ultrageluid contrast-agent microbellen. 2D bloedstromingspatronen met hoge snelheden waren gemeten. Bovendien, vergelijkbare snelheden voor de trans-mitrale stroming was gemeten met echoPIV als met reguliere klinische pulsed wave Doppler.

In document Cardiac Shear Wave Elastography (pagina 133-135)