• No results found

Algemene wijzigingsregels

In document Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 (pagina 29-32)

13.1 Wijziging naar andere bestemmingen bij bedrijfsbeëindiging en bij be-stemmingsvlakken met de aanduiding 'vrijkomende agrarische bebouwing'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een be stemmingsvlak op gronden als bedoeld in artikel 3 (Horeca) en binnen een bestemmingsvlak met de aanduiding 'vrijkomende agrarische bebouwing', geen bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bestemmingsvlak respectievelijk die aanduiding te wijzigen in een van de hierna genoemde bestemmingen, met inachtneming van de daarbij aangegeven bepa lingen, mits:

a. de naburige agrarische bedrijven daardoor niet extra belemmerd worden en

b. voor zover het betreft de percelen die zijn gelegen aan de Barwoutswaarder, Breeveld, Geestdorp en Rietveld, de uitvoering en instandhouding van de inrichting van het betref fende perceel plaatsvinden op de wijze als bepaald in een inrichtingsplan,

1. waarin de landschappelijke kwaliteiten van de oeverwallen zijn aangegeven conform de richtlijnen en bouwstenen uit de bijlage Versterken overwallen Oude Rijn in het Venster Bodegraven Woerden, en

2. waarover het advies van de landschapsdeskundige is ingewonnen:

bestemming bepalingen Wonen

(het bestaande aantal wooneenheden toege staan)

a. ter plaatse van en aansluitend aan de bestaande bedrijfswoning worden ten hoogste de ten tijde van het wijzigingsbesluit be staande bebouwing en de direct daaraan grenzende gronden binnen het betreffende bestemmingsvlak aangewezen als 'Wo nen' als bedoeld in artikel 6;

b. het bepaalde in artikel 6 (Wonen) is van overeenkomstige toe passing, waarbij de voormalige bedrijfswoning als 'wonen' zal worden aangeduid;

c. het aantal woningen en wooneenheden binnen elk bestem mingsvlak mag niet worden vergroot;

Wonen

(extra vrijstaande wo ning toegestaan via de Ruimte voor Ruimte regeling)

d. in afwijking van het bepaalde onder c, is op de gronden binnen of aansluitend aan een voormalig bestemmingsvlak, één extra vrijstaande woning van 600 m³ met 50 m² erfbebouwing toege staan in een apart bestemmingsvlak, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bestemmingsvlak alle niet

cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² worden gesloopt en/of conform de mogelijkheden voor de ruimte voor ruimte regeling in de bijlage Mogelijkheden ruimte voor ruimterege ling;

e. de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen als bedoeld onder d mogen zich op verschillende percelen bevinden, mits op alle percelen waar wordt gesloopt:

1. alle niet cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen worden gesloopt, en

2. de agrarische of andere bedrijfsactiviteiten zijn beëin digd en vaststaat dat bouwen ten behoeve daarvan niet meer is

bestemming bepalingen toegestaan;

f. het bepaalde in artikel 6 (Wonen) is van overeenkomstige toe passing, waarbij de goothoogte van de woning maximaal 5,5 m mag bedragen en de inhoud van de woning en de oppervlakte van de erfbebouwing overeenkomt met de ruimte voor ruimte regeling in de bijlage Mogelijkheden ruimte voor ruimterege ling;

g. ter plaatse van en aansluitend aan de extra woning met erfbe bouwing worden de direct daaraan grenzende gronden aange wezen als 'Wonen' als bedoeld in artikel 6, waarbij het vlak van de woning wordt aangeduid als 'wonen';

h. op geen van de gevels van de nieuwe woning mag, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane voorkeurswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;

i. aan de hand van een inrichtingsplan dient de meerwaarde voor de ruimtelijke kwaliteit te worden aangetoond, met name ten aanzien van de beeldkwaliteit, landschappelijke inpassing en situering in de weg en lintstructuur;

j. In afwijking van de bepaling onder d, zijn bij sloop van mini maal 2.500 m² niet cultuurhistorisch waardevolle bedrijfsge bouwen twee vrijstaande woningen toegestaan met een inhoud van elk 600 m³, en de daarbij behorende erfbebouwing met een oppervlakte van ten hoogste 50 m², in afzonderlijke bestem mingsvlakken, waarbij de vlakken van de woningen worden aangeduid als 'wonen'.

13.2 Wijziging verplaatsing aanduidingen 'wonen' en 'bedrijfswoning'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat de aanduiding 'wonen' of 'bedrijfswoning' wordt verplaatst, vergroot of verkleind voor herbouw van de be staande woning op een andere locatie, mits:

a. het niet gaat om een woning in een monumentaal pand, cultuurhistorisch waardevol bijgebouw of karakteristiek hoofdgebouw,

b. de aanduiding binnen het bestemmingsvlak blijft,

c. de aanduiding zoveel mogelijk aan de voorzijde van het bestemmingsvlak blijft en op ten hoogste 20 m afstand van bijgebouwen wordt geplaatst

d. vaststaat dat de bestaande woning wordt gesloopt binnen een nader te bepalen redelijke termijn na het voor bewoning geschikt zijn van de nieuwe woning,

e. de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;

f. de overige erfbebouwing achter de voorgevelrooilijn van de herbouwde woning blijven;

g. voor zover het betreft de percelen die zijn gelegen aan de Barwoutswaarder, Breeveld, Geestdorp en Rietveld, de uitvoering en instandhouding van de inrichting van het betref fende perceel plaatsvinden op de wijze als bepaald in een inrichtingsplan,

1. waarin de landschappelijke kwaliteiten van de oeverwallen zijn aangegeven conform de richtlijnen en bouwstenen uit de bijlage Versterken overwallen Oude Rijn in het Venster Bodegraven Woerden, en

2. waarover het advies van de landschapsdeskundige is ingewonnen;

men.

13.3 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen indien en voor zover dringende redenen, die na het ter inzage leggen van het plan te hunner kennis zijn gekomen, hiertoe aanleiding geven en voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt:

het wijzigen van bestemmings en aanduidingsgrenzen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmingsvlakken en aanduidingen met niet meer dan 10%

wordt verkleind of vergroot.

In document Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 (pagina 29-32)