• No results found

Algemene dekkingsmiddelen, overhead en vennootschapsbelasting

In document Metropoolregio Rotterdam Den Haag (pagina 45-49)

4.1 Algemene dekkingsmiddelen

Bij de MRDH kunnen de volgende algemene dekkingsmiddelen worden onderscheiden:

1. Brede doeluitkering Verkeer en Vervoer (BDU) 2. Inwonerbijdrage

3. Financiering BDU

Voor de bekostiging van haar regionaal verkeers- en vervoersbeleid (wettelijke taak) ontvangt de MRDH jaarlijks via het Ministerie van Infrastructuur en Milieu een conform de Uitvoeringsregeling BDU verkeer en vervoer vastgesteld deel van de zogenaamde Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer.

In onderstaande tabel zijn de geraamde te ontvangen jaarbedragen binnen de kaders van deze begroting opgenomen:

Inwonerbijdrage

Het programma Economisch Vestigingsklimaat inclusief de daaraan toe te rekenen

apparaatslasten wordt bekostigd uit een door de deelnemende gemeenten te betalen jaarlijkse bijdrage per inwoner op basis van het door het CBS vastgestelde inwonertal per gemeente op 1 januari van het voorgaande begrotingsjaar.

Per inwoner bedraagt deze bijdrage in 2018 € 2,51. Daarvan mag maximaal € 1,03 worden besteed aan de bekostiging van apparaatslasten. De totale bijdrage voor 2018 is geraamd op € 5.847.700. In hoofdstuk 8 is een specificatie per gemeente opgenomen.

Financiering

De opbrengsten van de financieringsfunctie worden uitsluitend bepaald door de financiering ten behoeve van de regionale OV-bedrijven. De ontvangen rente wordt uitsluitend aangewend voor de bekostiging van de rente die de MRDH ter zake moet betalen aan externe financiers. Daarnaast wordt aan voornoemde OV-bedrijven een risico-opslag in rekening gebracht, die in eerste instantie wordt aangewend voor de vorming van een risicoreserve financieringen en daarna uitsluitend beschikbaar is voor de bekostiging van de programma’s binnen de Vervoersautoriteit.

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de hoofdstukken 5.1 (Financiering) en 5.3 (Weerstandsvermogen en risico’s).

4.2 Overhead

Met ingang van de begroting 2018 dient de overhead apart inzichtelijk gemaakt te worden. In de programma’s wordt alleen dat deel van de apparaatslasten opgenomen dat betrekking heeft op het primaire proces. Dit is het gevolg van een wijziging in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en heeft tot doel om de overhead inzichtelijker te maken en organisaties onderling beter te kunnen vergelijken op hun uitgaven hieraan. De definitie van

overhead volgens het BBV luidt “alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces”.

Volgens de Notitie Overhead van de commissie BBV bestaat overhead in ieder geval uit de volgende functies: 1. Hiërarchisch leidinggevenden; 2. Financiën, toezicht en controle gericht op de eigen organisatie; 3. P&O / HRM; 4. Inkoop; 5. Interne en externe communicatie (niet:

projectcommunicatie en medewerkers die bij een projectbureau werken); 6. Juridische zaken; 7.

Bestuurszaken en bestuursondersteuning; 8. Informatievoorziening en automatisering; 9.

Facilitaire zaken en Huisvesting. 10. DIV; 11. Managementondersteuning.

Het betreft hier zowel de personele als de materiële kosten.

Voor de MRDH betekent dit dat de volgende functies als overhead worden geclassificeerd:

x Alle functies binnen de bureaus Middelen & Control en Strategie & Bestuur;

x Overig management: Secretaris-Generaal, directeur Va, directeur EV, manager OV, manager Verkeer;

x Overig secretarieel: directiesecretariaat Va, directiesecretariaat EV, secretariaat afdeling Verkeer en afdeling OV.

Daarnaast worden de materiële bedrijfsvoeringsbudgetten ook tot de overhead gerekend.

Het niet meer toerekenen van de overhead aan de programma’s betekent niet dat de financiële dekking verandert. Het gaat om een andere manier van presenteren. De directe salariskosten van de medewerkers (inclusief management en secretariaat) van de Vervoersautoriteit worden net als in het begrotingsjaar 2017 ten laste gebracht van de rijksmiddelen BDU. De directe salariskosten (inclusief management en secretariaat) van de medewerkers ten behoeve van het programma Economisch Vestigingsklimaat worden net als in de begroting 2017 ten laste van de

inwonerbijdrage EV gebracht.

Zoals in de begroting 2017 reeds aangekondigd geven de ervaringen met de overhead aanleiding om de verdeling van de indirecte apparaatslasten opnieuw tegen het licht te houden. Ook nu in het nieuwe functiehuis een duidelijker onderscheid is gemaakt tussen directe functies en centrale functies. Het relatieve formatiebudget van de beide directies blijkt een hanteerbaar criterium om de indirecte apparaatslasten (personele en materiële overhead) toe te delen. De verhouding van het relatieve formatiebudget is 20% EV / 80% Va. De verdeelsleutels waren tot nog toe 25% EV / 75%

VA. De doorbelasting van de centrale directiefunctie blijft bepaald op 50% EV / 50% Va. Zie voor een toelichting op het nieuwe functiehuis hoofdstuk 5.5 paragraaf bedrijfsvoering.

Bovenstaande uitgangspunten en verdeelsleutels zijn verwerkt in het volgende overzicht van de overhead:

De totale apparaatslasten (overhead en directe personele lasten) worden toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering (zie hoofdstuk 5.5).

Overhead Begroting Begroting Begroting Begroting

(euro's) 2018 2019 2020 2021

Lasten:

Personele overhead Va 2.196.600 2.196.600 2.196.600 2.196.600

Materiële overhead Va 2.267.400 2.267.400 2.267.400 2.267.400

4.464.000 4.464.000 4.464.000 4.464.000

Personele overhead EV 680.400 680.400 680.400 680.400

Materiële overhead EV 566.800 566.800 566.800 566.800

1.247.200 1.247.200 1.247.200 1.247.200

Totaal lasten overhead 5.711.200 5.711.200 5.711.200 5.711.200

Dekking:

Onttrekking fonds BDU 4.464.000 4.464.000 4.464.000 4.464.000

Inwonerbijdrage EV 1.247.200 1.247.200 1.247.200 1.247.200

Totaal dekking 5.711.200 5.711.200 5.711.200 5.711.200

Resultaat 0 0 0 0

4.3 Vennootschapsbelasting

De MRDH is een gemeenschappelijke regeling en daarmee een publiekrechtelijke rechtspersoon.

De Vpb-plicht is afhankelijk van de vraag of de MRDH een onderneming is. De belangrijkste criteria voor het ondernemerschap zijn: deelname aan het economisch verkeer, winstoogmerk, winstverwachting, marktgerichtheid, organisatie van werk en kapitaal, ondernemersrisico en de vraag of met de activiteiten in concurrentie wordt getreden. Duidelijk is dat de MRDH daaraan slechts beperkt voldoet. Dat geldt met name het winstoogmerk, de winstverwachting (zijn er niet in termen van te verwachten structurele overschotten) en de concurrentiepositie. Met betrekking tot het winstoogmerk en de winstverwachting dient ervoor te worden gewaakt, dat er ook geen (deel)activiteiten worden ontwikkeld en uitgevoerd, waarmee structureel winst wordt behaald. Dat is momenteel ook niet het geval. Met betrekking tot de concurrentiepositie staat vast dat de verkeer- en vervoerstaak bij wet is opgelegd en daarmee te kwalificeren is als een overheidstaak.

Ook voor de taak economisch vestigingsklimaat geldt dat hiermee niet in concurrentie wordt getreden.

Conclusie is derhalve dat weliswaar formeel sprake is van Vpb-plicht, maar dat er geen activiteiten worden uitgevoerd die aan Vpb-heffing onderhevig zijn. Daarmee is in de voorliggende begroting dan ook geen rekening gehouden.

In document Metropoolregio Rotterdam Den Haag (pagina 45-49)