• No results found

algemene bepalingen

In document OCMW HOEILAART (pagina 8-11)

Artikel 2

Voor de toepassing van deze rechtspositieregeling wordt verstaan onder:

1. OCMW: het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;

2. OD: het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de OCMW’s;

3. BVR: het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de financieel beheerder van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en latere wijzigingen;

4. het personeelslid: zowel het statutaire personeelslid als het contractuele personeelslid;

5. het statutaire personeelslid: zowel het vast aangestelde statutaire personeelslid als het statutaire personeelslid op proef;

6. het vast aangestelde statutaire personeelslid: elk personeelslid dat bij eenzijdige beslissing van de overheid vast is aangesteld in statutair dienstverband, ook genoemd “in vast verband benoemd”

in afdeling 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de arbeidsovereenkomst, conform de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;

9. de raad: de OCMW-raad;

10. de voorzitter: de OCMW-voorzitter;

11. de aanstellende overheid:

a. de raad, voor de OCMW-secretaris en de financieel beheerder;

b. de raad, voor andere leden van het managementteam dan de personeelsleden vermeld in punt a, behalve als hij zijn bevoegdheid tot aanstelling met toepassing van artikel 52 OD gedelegeerd heeft aan het Vast Bureau;

Art. 52. Met behoud van de toepassing van artikel 161 en titel VII, kan de raad voor maatschappelijk welzijn, bij reglement, zijn bevoegdheden overdragen aan het vast bureau, aan een bijzonder comité of aan de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

In afwijking van het eerste lid, kunnen de volgende bevoegdheden niet worden overgedragen:

1° de aan de raad voor maatschappelijk welzijn toegewezen bevoegdheden, vermeld in titel II, hoofdstuk I, afdelingen I en II, de bevoegdheid tot overdracht, vermeld in het eerste lid, en de aan de raad voor maatschappelijk welzijn toegewezen bevoegdheid tot overdracht, vermeld in artikel 2, in fine, met uitzondering van de bevoegdheden of de dienstverlening waarop de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie of de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van toepassing is;

2° beslissingen die de wet , het decreet of het uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan de raad voor maatschappelijk welzijn voorbehoudt of aan het vast bureau voorbehoudt, ingeval de raad voor

maatschappelijk welzijn die bevoegdheden uitoefent ingevolge artikel 60, § 1, alsmede de toegewezen bevoegdheid van het vast bureau, ingeval de raad voor maatschappelijk die bevoegdheid uitoefent overeenkomstig artikel 60, § 1;

3° beslissingen die aan het advies, de machtiging of de goedkeuring van een toezichthoudende overheid onderworpen zijn;

4° het vaststellen van reglementen;

5° het vaststellen van het meerjarenplan en de aanpassingen ervan, het budget, de budgetwijzigingen en de jaarrekeningen en de geconsolideerde jaarrekening;

6° het vaststellen van de rechtspositieregeling;

7° het oprichten van en het toetreden tot rechtspersonen of aanwijzen van leden van de rechtspersonen vermeld in titel VIII en de besluiten tot deelname in een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm;

8° het aanstellen en ontslaan van de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, de financieel beheerder en de ombudsman, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van die personeelsleden;

9° het goedkeuren van het algemene kader van het interne controlesysteem, vermeld in artikel 99;

10° het vaststellen van wat onder het begrip dagelijks bestuur moet worden verstaan;

11° de bevoegdheden, vermeld in artikel 218;

12° het vaststellen van de wijze van gunning van de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, en het vaststellen van de voorwaarden ervan, behalve als het gaat om één van volgende de opdrachten: a) een opdracht die past binnen het begrip dagelijks bestuur, vermeld in punt 10°; b) een opdracht die nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen;

13° het definitief aanvaarden van schenkingen en het aanvaarden van legaten;

14° het vaststellen van een systeem van klachtenbehandeling;

15° de vaste belegging van kapitalen voor een periode langer dan één jaar;

16° de bevoegdheden , vermeld in artikel 157, 159, 161, § 2, eerste en derde lid, artikel 161, § 3, artikel 162, § 4, artikelen 163, en 165, §2;

17° het nemen van besluiten: a) voor het aangaan van leningen voor een periode langer dan één jaar; b) waarbij de financiële lasten van de opgenomen leningen worden herschikt door die lasten te spreiden over een langere periode;

18° het stellen van daden van beschikking met betrekking tot onroerende goederen, behoudens voor zover de verrichting nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen;

19° (geschrapt);

20° het afsluiten van een afsprakennota, vermeld in artikel 86;

21° het aangaan van andere dadingen met personeelsleden naar aanleiding van een beëindiging van het dienstverband, die de gevolgen van de beëindiging van het dienstverband als voorwerp hebben;

22° de beslissing tot het optreden in rechte overeenkomstig artikel 200;

23° het goedkeuren van beheersovereenkomsten, als vermeld in artikel 271;

In afwijking van het eerste lid, kan de raad voor maatschappelijk welzijn bij reglement de volgende bevoegdheden delegeren aan het vast bureau:

1° het vaststellen van het organogram en de aanduiding in dit organogram van de functies waaraan het lidmaatschap van het managementteam is verbonden;

2° het aangaan van dadingen met personeelsleden naar aanleiding van een beëindiging van het dienstverband, die de gevolgen van de beëindiging van het dienstverband als voorwerp hebben;

3° het vaststellen van wat onder het begrip dagelijks personeelsbeheer wordt verstaan.

Met behoud van de toepassing van artikel 161 oefenen de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau of de bijzondere comités de overeenkomstig het eerste en het derde lid toevertrouwde gedelegeerde bevoegdheden persoonlijk, respectievelijk als collectief orgaan uit.

Met behoud van de toepassing van artikel 161 kan de raad voor maatschappelijk welzijn bij de delegatie van een bepaalde bevoegdheid bepalen dat het vast bureau of een bijzonder comité de uitoefening van die gedelegeerde bevoegdheid kan toevertrouwen aan de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van de bevoegdheden vermeld in het derde lid, 2° en 3°. Met behoud van de toepassing van artikel 161 kan de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de uitoefening van die gedelegeerde bevoegdheid toevertrouwen aan andere personeelsleden van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van de bevoegdheden vermeld in het derde lid, 1°, en in artikel 80, vierde lid. De raad voor maatschappelijk welzijn kan de uitoefening van de bevoegdheid tot het aanstellen en ontslaan van het personeel, alsook de bevoegdheid inzake de tucht ten aanzien van het personeel, toevertrouwen aan het vast bureau en de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

In afwijking van de voorgaande bepalingen, kunnen het vast bureau of een bijzonder comité in gevallen van dwingende en onvoorziene omstandigheden op eigen initiatief de bevoegdheden betreffende de vaststelling van de wijze van gunning en de voorwaarden van overheidsopdrachten, het voeren van de gunningsprocedure, de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten uitvoeren. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bepaalt in haar huishoudelijk reglement welk orgaan bevoegd is.

Als bovendien het geringste uitstel onbetwistbare schade zou veroorzaken kan deze bevoegdheid worden uitgeoefend door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Hun besluit wordt meegedeeld aan de raad voor maatschappelijk welzijn die er op zijn eerstvolgende vergadering akte van neemt.

c. het vast bureau, voor de overige personeelsleden, en met toepassing van artikel 105 OD, de OCMW-secretaris;

Art. 105.

De personeelsleden van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn leggen, met behoud van de toepassing van artikel 76, de volgende eed af in handen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn: “Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen.” De weigering tot eedaflegging staat gelijk met verzaking aan de aanstelling. Van de eedaflegging of de weigering ervan wordt er een proces-verbaal opgemaakt.

De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn kan zijn bevoegdheid om de eed af te nemen, vermeld in het eerste lid, toevertrouwen aan een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn of aan de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Bij eventuele delegatie van deze bevoegdheid aan de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan deze laatste de bevoegdheid verder delegeren aan een van de leden van het managementteam, vermeld in artikel 95, tweede lid.

d. de raad, voor aanstellingen van onbepaalde duur, benoemingen en ontslag van onbepaalde duur m.u.v. dringende reden;

e. de secretaris, voor vacantverklaringen, de inhoud van de vacature, de geldigheid van de kandidaturen, de aanduiding van de juryleden, aanstellingen van studenten, aanstellingen van contracten met een duur van minder dan twee jaar, aanstellingen van uitbreidingen van minder dan twee jaar, aanstellingen van vervangingen van minder dan twee jaar, bepaling van de opzegtermijn en/of –vergoeding bij contractuelen, weddevaststellingen, beslissing bij weigering van een arbeidsongeval door de verzekeraar en in dienst nemen van uitzendkrachten;

f. de secretaris en de voorzitter, voor ontslag wegens dringende reden, ontslag in de proefperiode, ontslag van studenten, ontslag van contracten met een duur van minder dan twee jaar en ontslag van een vervangingscontract van minder dan twee jaar;

12. het hoofd van het personeel: de OCMW-secretaris 13. niveau: A, B, C, D of E;

14. graad: benaming voor een groep van gelijkwaardige functies of benaming voor een specifieke functie;

15. functiebeschrijving: de weergave van de functie-inhoud en van het functieprofiel, waaronder de competenties;

16. competenties: de kennis, vaardigheden, persoonlijkheidskenmerken en attitudes die nodig zijn voor de uitoefening van een functie.

17. Voltijds en volledige prestaties: betrekking hebbend op een prestatie van achtendertig uur per week;

18. Vergoeding: een geldelijke tegemoetkoming ter compensatie van kosten die het personeelslid werkelijk maakt;

19. Sociale voordelen: alle voordelen in natura of in contanten die de besturen aan de personeelsleden toekennen;

20. Gezondheidsindex: het prijsindexcijfer dat berekend wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen tegen 100%

worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

21. vormingsverantwoordelijke: personeelsverantwoordelijke

In document OCMW HOEILAART (pagina 8-11)