• No results found

Akoestisch Comfort

In document Indicatie binnenklimaat (pagina 55-58)

Deel II: Theoretisch Kader

Hoofdstuk 8 Akoestisch Comfort

In dit hoofdstuk komt het akoestisch comfort aan bod. Er wordt een afweging gemaakt welke onderdelen van het akoestisch comfort interessant zijn voor dit onderzoek. Met klachtenonderzoek wordt vervolgens de koppeling met de invoer van energieprestatie gemaakt.

§ 8.1 Definitie

De akoestische behaaglijkheid in een gebouw is te definiëren als een toestand, waarin binnen een ruimte een zodanig geluidveld (of combinatie van geluidvelden) heerst dat in die ruimte aanwezige personen geen aanleiding hebben om wijzigingen te verlangen.

§ 8.2 Factoren & Invloeden

Geluid is een, meestal door de lucht, voortplantende trillende beweging welke door het gehoor waargenomen kan worden. Deze geluidstrillingen of -golven bezitten een bepaalde frequentie. De frequentie, uitgedrukt in Hz, bepaalt de toonhoogte: hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon. Het geluidniveau (L) of -volume wordt uitgedrukt in decibel (dB).

Bronnen van ongewenst geluid in het binnenmilieu zijn onder te verdelen in drie groepen: bronnen van geluid in de eigen woning, bijvoorbeeld ventilatoren, cv-installatie, waterleidingen, boiler of geiser, afzuigkap, afwasmachine, wasmachine, centrifuge en koelkast.

bronnen van geluid in de buurwoningen, bijvoorbeeld slaande deuren, loopgeluiden, gebruik van apparatuur (zoals radio/stereo/TV, wasmachine/centrifuge en stofzuiger), huisdieren en waterleidingen.

bronnen van geluid uit het buitenmilieu, bijvoorbeeld het slaan met autoportieren, gelach en geroep en als belangrijkste: het (weg)verkeer.

Wanneer een gebruiker zich oncomfortabel voelt zal hij stappen ondernemen om iets te doen aan de bron van discomfort. Bij geluidsoverlast door ventilatie of andere installaties kan de gebruiker hier directe invloed op uitoefenen. Dit betekend bijvoorbeeld dat de ventilatie een stand lager wordt gezet, of de roosters dicht. Op deze manier heeft het akoestisch comfort door de reactie van de gebruiker ook invloed op het thermisch comfort en het olfactief comfort. De voor dit onderzoek interessante aspecten van het akoestisch comfort zijn vooral degene die door de gebruiker beïnvloed kunnen worden. Het geluid vanuit de installaties van de eigen woning en het geluid van buiten wat met roosters in de gevel beïnvloedbaar is om deze reden interessant.

Voor het geluid van de buren is te weinig informatie beschikbaar om een nuttige indicatie te geven, en vanwege de minimale invloed die de gebruiker hierop uit kan oefenen is dit een minder interessant onderdeel. Naast het geluidsniveau zijn er ook andere geluidsaspecten die voor overlast kunnen zorgen, zoals galm om lage tonen. Voor de bepaling van deze aspecten is zeer gedetailleerde informatie nodig, die vaak pas bij het gebruik van de woning bekend is. Mede om deze reden zijn deze aspecten niet meegenomen in het verdere onderzoek.

§ 8.3 Indicatiemiddelen & Berekeningen

Er zijn voldoende rekenmethodes beschikbaar om geluidwering en geluidsniveaus te kunnen berekenen. De informatie die hiervoor benodigd is erg gedetailleerd en die is vaak tijdens het ontwerp nog niet bekend. Verder is de geluidsproductie en geluidsisolatie ook afhankelijk van

§ 8.4 Klachtenonderzoeken: Installatiegeluid

8.4.1 Ventilatiesysteem

Ventilatiesystemen maken veel geluid, met name balansventilatiesystemen. In een ruime meerderheid van de woningen met balansventilatie wordt niet voldaan aan de toekomstige Bouwbesluiteisen voor installatiegeluid (RIVM, 2010). Oorzaken zijn:

het ontbreken van (adequate) geluidsdempers de plek waar de ventilatie-unit is aangebracht

de opbouw van luchtkanalen (bijvoorbeeld onnodige bochten).

Bij ventilatiesysteem C zorgt de afzuiging voor minder overlast, deze bevindt zich immers op minder geluidsgevoelige plaatsen. De toevoer door de ventilatieroosters in de gevel kan wel voor geluidsoverlast zorgen. Bij harde wind kunnen vooral bij de standaardroosters tochtgeluiden optreden. Bij de zelfregelende roosters kunnen de versies die door een motortje bestuurd worden (elektronische) voor overlast zorgen, vooral bij wisselende windomstandigheden zal het rooster zich regelmatig aan passen. Het openen en sluiten van de kleppen in de roosters kan dan voor geluidsoverlast zorgen.

8.4.2 Warmteopwekkingstoestel

Een conventionele verwarmingsketel (cv-ketel) maakt een minimaal geluid, en levert geen overlast op. Bij de toepassing van andere opwekkingstoestellen kan dit geluidsniveau hoger liggen. Vooral bij warmtepompen zijn er regelmatig klachten over geluidsoverlast. Naast de geluidsproductie van de warmtepomp speelt ook de plaatsing een rol. Een ketel wordt regelmatig op een minder gevoelige locatie in het huis geplaatst zoals de zolder. Afhankelijk van het type warmtepomp kan het een vereiste zijn om deze op de veel gevoeligere begane grond te plaatsen. De weinig toegepaste mini-WKK bevindt zich qua geluidniveau tussen de cv-ketel en de warmtepomp, met een lage kans op akoestisch discomfort

§ 8.5 Klachtenonderzoeken: Gevelgeluidwering

8.5.1 Ventilatiesysteem

Bij ventilatiesysteem C is er een open verbinding tussen de buitenzijde en de binnenzijde van de gevel. Zonder extra maatregelen die het geluid dempen en/of omleiden zoals suskasten kan dit tot geluidsoverlast leiden.

8.5.2 Luchtdichtheid

Geluid verplaatst zich via de lucht door de gevel. Bij een hoge luchtdichtheid is er sprake van een hoge gevelgeluidwering. Wanneer geen gevelroosters worden toegepast, of extra maatregelen worden getroffen op dit gebied zijn de volgende zwakke punten vaak de kozijnen en de beglazing.

§ 8.6 Conclusie

Een aantal onderdelen van het akoestisch comfort zijn verweven in andere aspecten van het comfort, en hierdoor erg relevant voor het onderzoek. Voor een aantal andere aspecten is niet de benodigde informatie beschikbaar. Dit betekend dat voor een deel van het akoestisch een indicatie gegeven kan worden, maar dat dit door de verwevenheid wel genoeg waarde toevoegd.

Hoofdstuk 9 Regelbaarheid

Bij verschillende aspecten van het comfort komt naar voren dat de invloed die de gebruiker uit kan oefenen op zijn omgeving ook grote invloed kan hebben op het algemene gevoel van comfort. In dit hoofdstuk worden de onderdelen bekeken die in een woning de regelbaarheid bepalen.

§ 9.1 Bouwkundig

9.1.1 Zonwering

Het toepassen van buitenzonwering geeft de gebruiker de mogelijk om de mate waarin de zon naar binnen schijnt te regelen. Dit heeft effect op het visuele en thermische comfort. Binnenzonwering kan op dezelfde aspecten van het comfort helpen, maar in mindere mate.

§ 9.2 Installatietechnisch

9.2.1 Ventilatiesysteem

Het RIVM heeft een significant verschil gevonden in de beoordeling van de regelbaarheid die gebruikers geven aan hun ventilatiesysteem. Gebruikers zijn meer tevreden over de mate waarop zij de ventilatie kunnen regelen bij systeem C dan bij systeem D. Wanneer het ventilatiesysteem gezoneerd is uitgevoerd, zal de gebruiker ook meer invloed uit kunnen oefenen op het systeem.

9.2.2 Verwarmingssysteem

Het type afgifte heeft invloed op de regelbaarheid. Radiatoren zijn per stuk open en dicht te draaien. Bij een warmtepomp met vloerverwarming is de regeling van de verwarming over het algemeen genomen centraler geregeld. Wanneer deze warmtepomp echter ook de optie heeft om vrije koeling toe te passen geeft dit de gebruiker een andere vorm van regelbaarheid.

§ 9.3 Conclusie

Uit onderzoek komt naar voren dat ventilatiesysteem C de gebruiker een groter gevoel van regelbaarheid geeft. De andere invloeden op de regelbaarheid zijn niet uit onderzoeken naar voren gekomen, maar kunnen geconcludeerd worden uit de mogelijkheden die de onderdelen en installaties bieden. Door een combinatie te maken van deze verschillende onderdelen kan een indicatie gegeven worden van de mate waarin de gebruiker regelbaarheid zal ervaren.

In document Indicatie binnenklimaat (pagina 55-58)