• No results found

milieubelasting van de gebruikshoeveelheid

4.3 Berekening van het N-bodemoverschot bij grondteelten

4.4.4 Afvoer van P met gewas

De P-afvoer is op dezelfde wijze berekend als de N-afvoer, met uiteraard P-specifieke gewasfactoren in de productie- opname relaties en specifieke P-gewasgehalten (paragraaf 4.3.5).

4.5

Berekening van het N-overschot bij substraatteelten

Voor het bepalen van het overschot voor substraatteelten, wordt als basis de berekeningswijze aangehouden zoals gepresenteerd in Tabel 21. In Tabel 21 wordt het N-overschot berekend door de N-afvoerposten af te trekken van de N-aanvoerposten. Een voorbeeld van de verschillende aan- en afvoerposten van deze berekeningswijze voor het overschot van substraatteelten staat in Tabel 24 en wordt kort toegelicht. Voor de berekening van het P-overschot wordt dezelfde rekensystematiek gebruikt.

Tabel 24. N-balans (kg per ha per jaar) in jaar n (start is 1 januari van jaar n, eind = 31 december van jaar n) voor WOG-substraatteelt glastuinbouw en type lozing met een willekeurig getallenvoorbeeld.

Compleet

(bruto)

Gecorrigeerd voor kruisposten (netto)

Type lozing

Aanvoer N bij opstart jr n substraatsysteem * streefconcentratie

35

irrigatiewater regenwater via depositie kasdek 25

aanvullend leidingwater 0

drainwater, via hergebruik 225

kunstmest 1800 bemesting1 1825 TOTAAL 2085 1825 Afvoer gewas (daadwerkelijke afvoer), jr n Opbrengst x gehalte' 1500 1500 N opstart jaar n + 1 35 irrigatiewater drainwater 225 denitrificatie 250 250 Aanvoer- Afvoer N-overschot, jr n 75 75

waarvan: spui 33 33 puntlozing

lek 21 21 diffuse lozing

spoel 21 21 puntlozing

1 Onder bemesting wordt hier de aanvoer van stikstof met het irrigatiewater verstaan, zoals stikstof uit regen-

water, leidingwater en het eventueel toepassen van hergebruik van drainwater.

In navolging van de berekening van het N-overschot bij bedekte grondteelten is de tijdseenheid voor de berekening een jaar (1 januari - 31 december). De aanvoer van N bij de opstart van het systeem is dezelfde hoeveelheid die aan het einde van de teelt in het systeem achterblijft. Op de balans kan deze hoeveelheid expliciet gemaakt worden maar hoeven niet gekwantificeerd te worden voor het bepalen van het overschot. Een belangrijk aspect van deze N-balans is het gebruik van drainagewater. In het drainwater bevindt zich een hoeveelheid stikstof die aangevoerd is bij de post kunstmestbemesting. Deze kunstmestbemesting is niet benut en krijgt een herkansing om opgenomen te worden: het wordt wederom aangeboden aan het gewas. Hier is geen sprake van een extra bemesting door drain-

water. De gecorrigeerde aanvoer van stikstof is daardoor de aanvoer zonder de hoeveelheid stikstof in het drain- water. Depositie is, om dezelfde redenen als bij de bedekte grondteelten niet meegenomen (paragraaf 4.3). Het N-overschot wordt in twee type lozingen in het milieu gebracht. Bij spui en spoelwater is sprake van een punt- lozing. Er wordt in één keer een hoeveelheid op het oppervlaktewater of het riool geloosd. Bij lekwater is sprake van een diffuse lozing. Hiervan wordt verondersteld dat het op termijn zijn weg zal vinden naar het grond- dan wel oppervlaktewater, afhankelijk van de hydrologie onder het bedrijf. Afwijkingen van deze systematiek worden toege- licht per gewas in paragraaf 4.5.3.

4.5.1 Het opstartniveau

Het opstartniveau van stikstof (kg ha-1) voor de teelten is berekend op basis van het volume water in de mat (m3 ha-1)

en de wensconcentratie van stikstof in de mat (mmol l-1) voor de betreffende teelt (Tabel 16 en paragraaf 3.4.3).

4.5.2

Aanvoer van N met regen-, leiding- en drainwater

In de berekeningen is ervan uitgegaan dat er geen N-aanvoer optreedt via regen- en leidingwater. Tevens is drain- water niet in de berekeningen opgenomen, behalve dat drainwater gespuid wordt als de drempelwaarde voor de Na- concentratie overschreden wordt.

4.5.3

Afvoer N met gewas

De N-afvoer is op dezelfde manier berekend als bij de grondteelten, zie paragraaf 4.3.5.

Opmerkingen per gewas

Tomaat: de afvoer is berekend uit de relatie productie-gewasopname. De jaarproductie is gebaseerd op recente metingen op het modern geleide bedrijf. De productie van een bedrijf met assimilatiebelichting en een nieuw kastype bedraagt 75 kg m-2 versproductie. In het oude kastype met assimilatiebelichting is dit 60 kg m-2. De productie voor

bedrijven zonder assimilatiebelichting is lager en bedraagt 67 en 50 kg m-2 voor respectievelijk het nieuwe en oude

kastype.

Roos: de afvoer is berekend uit de relatie productie-gewasopname. De productie van het modern geleide bedrijf met assimilatiebelichting is gebaseerd op metingen en praktijkexperimenten en inschattingen van experts en bedraagt 14 kg m-2 versproductie (200 stuks á 70 gram). De versgewichtproductie van het modern geleide bedrijf met assimi-

latiebelichting maar met een oud kastype bedraagt 11 kg m-2 en de bedrijfstypen zonder assimilatie hebben een

versgewichtproductie van 10 en 8 kg m-2 voor bedrijven met respectievelijke het nieuwe en oude kastype.

Lelie: van Lelie zijn geen relaties bekend tussen productie en gewasopname. De productie is gebaseerd op gege- vens van Pasterkamp et al. (2003), Van Dam et al. (2004) en Van den Bos (1987; 1997) en van praktijkgegevens van enkele kwekers en van Hans Kok (PPO-gewasonderzoeker lelie). Uitgaande van een modern geleid bedrijf met assimilatiebelichting en een nieuw kasdek, produceert één geplante bol 1 oogstbare tak. Met de 1,8 miljoen geplante bollen ha-1 jr-1 (45 bollen m-2 en 4 teelten jr-1) worden daarom evenveel takken geoogst. Het gemiddelde takgewicht is

gesteld op 100 g versgewicht met een drogestoffractie van 0,16 g/g en een N-gehalte 1650 mmol kg-1 drogestof.

De N-afvoer met takken voor dit moderne bedrijf komt daarmee op 665 kg N ha-1 jr-1. De P-afvoer voor dit moderne

bedrijf is berekend met een P-gehalte van 97 mmol kg-1 drogestof. Voor een bedrijf zonder belichting is het takge-

wicht op 90 gram versgewichtper tak gesteld. Een bedrijf met een oud kasdek en assimilatiebelichting (bedrijfstypen S3 en S4) worden minder takken geproduceerd, 36 takken per m2 en 4 teelten per jaar, met een takgewicht van

100 gram per tak. Een bedrijf met een oud kasdek en geen belichting produceert eveneens 36 takken per teelt maar met een takgewicht van 90 gram per tak. De zo berekende N- en P-afvoer bedraagt 541, 599 en 486 kg N ha-1 en

Tabel 25. Berekende netto N- en P-afvoer (kg ha-1 jr-1)voor de verschillende bedrijfstypen en de verschillende

gewassen voor substraatteelten.

Tomaat Roos Lelie

Bedrijfstype

N-afvoer P-afvoer N-afvoer P-afvoer N-afvoer P-afvoer

S1 (nieuw, ja, kust) 1509 421 9492 143 665 87 S2 (nieuw, ja binnen) 1509 421 949 143 665 87

S3 (oud, ja, kust) 1163 322 771 116 541 70

S4 (oud, ja, binnen) 1163 322 771 116 541 70

S5 (nieuw, nee, kust) 1352 377 678 102 599 78

S6 (nieuw, nee, binnen) 1352 377 678 102 599 78

S7 (oud, nee, kust) 1021 282 551 83 486 63

S8 (oud, nee, binnen) 1021 282 551 83 486 63

1 Bedrijfstype niet meegenomen in de berekeningen.

4.5.4 Denitrificatie

Bij de bedekte teelten waarbij gebruik gemaakt wordt van recirculerende grondloze systemen op basis van voedings- oplossing, is vaak sprake van een aanzienlijk tekort op de balans (tientallen procenten) als het gaat om stikstof als denitrificatie buiten beschouwing gelaten wordt. Een beknopte literatuurstudie naar denitrificatie in grondloze syste- men op basis van voedingsoplossing staat in bijlage IA. De conclusies zijn hieronder kort samengevat.

De pH is de meest bepalende factor voor denitrificatie bij substraatteelten. Substraatteelten worden in Nederland pH neutraal geteeld, rond een pH van 7, maar het kan ook wat lager zijn, rond de 6. Daarom is ook voor substraatteelt een bandbreedte aangehouden voor de berekening van de denitrificatie. Er is een berekening gemaakt bij een hoge 20% en een lage, 12% denitrificatie van de input, waarbij in het Duitse onderzoek spui- en lekverliezen niet voorkwa- men en derhalve niet tot de input gerekend zijn. In deze studie wordt ook over de spui- en lekverliezen denitrificatie berekend. De uiteindelijke percentages voor de berekening van de denitrificatie bij substraatteelten zijn 25 en 14% over alle aangevoerde stikstof.

De zo uitgevoerde berekening resulteert alleen in een hogere benodigde N, de N-aanvoer wordt hoger. De hoeveel- heid stikstof in de spui- en lekverliezen en de berekende concentraties van het effluent, veranderen door een ander percentage denitrificatie niet.

4.5.5

Spui- en lekverliezen

Zoals vermeld in paragraaf 3.4.4 zijn forfaitaire waarden gehanteerd voor de berekening van de lekverliezen van 2%. De verliezen door spui zijn voor ieder gewas en bedrijfstype uitgerekend met een balansberekening op weekbasis (paragraaf 3.4.4).

4.6

Berekening van het P-overschot bij substraatteelt

4.6.1 Het opstartniveau

Het opstartniveau van fosfor (kg ha-1) voor de teelten is berekend op basis van het volume water in de mat (m3 ha-1)