• No results found

• Het project zal mogelijk bijkomend afval genereren door verlies aan materieel zoals boeien en touwen.

• Mits het naleven van een aantal voorwaarden zal de bijkomende hoeveelheid afval beperkt zijn.

17.1 Inleiding

In de aquacultuursector wordt veel plastic gebruikt omdat dit een goedkoop, duurzaam en licht materiaal is met een hoge weerstand tegen slijtage dat bovendien niet onderhevig is aan roest (Huntington, 2019). Ook in dit project zal plastic gebruikt worden, onder meer voor het kweektouw.

17.2 Te verwachten effecten

Een deel van dit plastic zal onvermijdelijk in zee terecht komen ten gevolge van slijtage, door verlies

66

tijdens extreme weersomstandigheden of na fragmentatie tot microplastics.

Uit onderzoek in Noorwegen is gebleken dat jaarlijks 25.000 ton plastic uit aquacultuur in zee terechtkomt: drijvende kragen, plastic buizen, netten, voerslangen en touwen (Sundt, 2018).

EUNOMIA schatte dat 15% van het totale plastic afval van visserij en aquacultuur materiaal verloren gaat in het milieu (Sundt, 2018). Ook op onze stranden wordt vaak afval van maricultuurprojecten aangetroffen (data KBIN; OSPAR monitoring). Deze hoeveelheid is slechts een fractie van de miljoen-en tonnmiljoen-en plastic afval die jaarlijks in zee terechtkommiljoen-en miljoen-en emiljoen-en grootteorde kleiner dan wat door visserij-activiteiten in zee terechtkomt. Lokaal kan het project mogelijk een belangrijke bron van afval worden. Een toename, door klimaatverandering, in de frequentie van zware stormen kan dergelijk versterken (Sundt, 2018).

Niet alle plastic afval (vb. losgeslagen boeien of oestermanden) op zee heeft erg negatieve effecten op biota, en vaak betreft het vooral en in eerste instantie een esthetisch probleem. Een mogelijk groter probleem vormen kleinere onderdelen zoals touwen en kweektouwen die in de waterkolom blijven en daar eventueel voor problemen zorgen (vb. aanraking met scheepsschroeven, verstrikking van dieren) en verweren tot microplastics. De afbraak tot microplastics is een proces dat meerdere jaren kan duren. Effecten van microplastics in biota zijn aangetoond bij blootstelling aan hoge concentraties (Van Colen et al., 2020; EPHEMARE, 2019; PLASTOX, 2019). Gezien uiteindelijk het overgrote deel van afval op de zeebodem terecht komt, wordt accumulatie op lange termijn best in zeebodemsediment opgevolgd.

Voor het vermijden van afval worden een aantal voorwaarden en aanbevelingen geformuleerd.

17.3 Cumulatieve en grensoverschrijdende effecten

Afval kent geen grenzen: het blijft lange tijd in het milieu en verplaatst zich vaak over grote afstanden. De bijkomende hoeveelheid afval gegenereerd door dit project zal niet betekenisvol zijn naast andere bronnen, en mits het naleven van de voorwaarden kan de input worden beperkt.

17.4 Besluit

17.4.1 Aanvaardbaarheid

Er kan een lichte verhoging optreden van vervuiling door plastic, inclusief micro-plastic. Verloren gegane boeien of oestermanden vormen geen groot milieuprobleem. Door het naleven van de voor-waarden en het toepassen van algemene principes m.b.t. afval kunnen cumulatieve effecten gemini-maliseerd worden. Het project is, mits het naleven van de voorwaarden, aanvaardbaar voor wat betreft afval.

17.4.2 Voorwaarden

1) De vergunninghouder dient een afvalbeheersplan op te stellen, met maatregelen voor het naleven van de voorwaarden 2 tot 6.

2) Het gebruik van consumables zoals tie-raps moet zoveel mogelijk vermeden worden, en er moet vermeden worden dat ze na gebruik in zee terechtkomen.

3) Er moeten inspanningen geleverd worden om te vermijden dat het project leidt tot een toename van de introductie van afval in het marien milieu. Het ontstaan van micro-plastics moet vermeden worden, bijvoorbeeld door een keuze van materialen van oogstlijnen.

Jaarlijks moet hiervan een evaluatie voorzien worden.

67

4) Kweektouwen en lijnen moeten tijdig vervangen worden om verlies in het milieu te vermijden, en om de hoeveelheid micro-plastics uit verwering ervan te reduceren.

5) Afval dat door externe factoren in het projectgebied terechtkomt, en vastraakt in de struc-turen, dient door de vergunninghouder op een geschikte manier uit het milieu te worden verwijderd.

6) Naast monitoring van macro-afval, en zo lang plastic touwen en netten gebruikt worden, moet een monitoring van micro-afval uitgevoerd worden om op lange termijn de accumu-latie in sediment op te volgen.

17.4.3 Aanbevelingen

1) Voor het vermijden en verminderen van microplastics in zee wordt aanbevolen om plastic gebruikt bij de kweekstructuren te vervangen van zodra een meer milieuvriendelijk (natuurlijk) materiaal beschikbaar is.

2) De vergunninghouder wordt aanbevolen om afval dat op zee aangetroffen wordt in en om het projectgebied, niet project-gerelateerd is en niet vastzit aan de structuren van het project, indien mogelijk zoveel mogelijk te verwijderen.

17.4.4 Monitoring

In het kader van KRMS wordt de GMT met betrekking tot marien zwerfvuil bepaald aan de hand van macro- en microafval.

Monitoring van plastic op en in zeebodem zal plaatsvinden in (of in de nabije omgeving) van de zee-boerderij en in een referentiegebied, in afstemming met de staalname voor benthos. Hierbij zal aan-dacht besteed worden aan project-gerelateerd afval, zowel in de site als in de omgeving (zie moni-toring benthos). Verder zullen enkele gerichte staalnames van sediment gebeuren om de hoeveel-heid en het type van microplastics op lange termijn op te volgen. Bij de keuze van staalnamelocatie wordt rekening gehouden met stromingen en erosie-sedimentatiepatroon. Op beide locaties worden 3 staalnames voorzien. Plastic wordt gescheiden van sediment op basis van densiteit. Conta-minatie tijdens staalname, staalvoorbereiding en scheiding wordt zoveel mogelijk vermeden door het opvolgen van strikte protocols en opgevolgd aan de hand van controlestalen. Polymeertype wordt bepaald door middel van µFTIR of een andere gevalideerde methode. Evaluatie van de resultaten m.b.t. microplastics zal pas mogelijk zijn op lange termijn. Monitoring kan aangepast worden op basis van nieuwe kennis en methodologie.

De monitoringprogramma’s gerelateerd aan aangespoeld afval, drijvend afval en afval op de zeebodem kunnen specifiek aandacht besteden aan afval afkomstig uit aquacultuur.

Onderwerp Timing Uitvoering MD eq BMM

Monitoring afval (micro-;

macro-afval: zie benthos) Jaar 1, 3, 6, 10, 15 en 20 BMM 50 MD/jaar; in totaal 300 MD/20 jaar

Verbruiksmateriaal labo Tijdens monitoring BMM 5000€ (totaal)

68