• No results found

Afscherming en geslotenheid

In document Bestuurlijke rapportage (pagina 57-61)

gefêteerd moest worden maar dat voelde ik wel zo.’

4. De vastgoedfraude in perspectief

4.3. Afscherming en geslotenheid

De vastgoedsector is een betrekkelijk gesloten sector. Niet in formele zin overigens: Iedereen kan zich als belegger of ontwikkelaar op de markt begeven. In toenemende mate treden naast

institutio-58

de markt acteren, en doen dit In toenemende mate (Nelen 2009: 76). In sociologische zin is er wel degelijk sprake van een betrekkelijk gesloten wereld. Althans van een kleine wereld waarin coalities van verschillende bedrijven elkaar goed kennen en waarin zoals eerder al is gesteld onderling vertrouwen en goede relaties belangrijke ingrediënten zijn voor het sluiten van zakelijke transacties. Deze geslotenheid werkt zowel naar buiten als naar binnen. Geslotenheid naar buiten betekent dat de maatschappelijke, bestuurlijke en toezichthoudende omgevingen 'buitenstaanders' zijn; zij kunnen moeilijk doorgronden wat er precies binnen het commercieel vastgoed gebeurt.

Geslotenheid heeft ook een binnenkant: binnen de sector weten de betrokkenen niet altijd wat er gaande is. Er zijn 'public secrets', er zijn geruchten en roddels, maar iedereen houdt zich afzijdig. In de literatuur over de wereld van het commercieel vastgoed worden beide aspecten van gesloten-heid genoemd. Unger e.a. (2010) zijn het meest uitgesproken. Zij typeren het commercieel vastgoed als een wereld waarin sprake is van 'geslotenheid' en gebrek aan 'structureel toezicht'. Zij noemen de sector een ‘ideale voedingsbodem voor criminele ondernemers of ondernemende criminelen’ (2010: 242). Eichholz (2006) is evenwel van mening dat er in de commerciële vastgoed-sector zowel intern als extern voldoende toezicht aanwezig is om misstanden bloot te leggen.

Onze ervaringen stemmen wat somberder. In de eerste plaats geven onze respondenten (toezicht-houders) zelf niet hoog op van de mogelijkheden van extern toezicht. De respondenten van de verschillende toezichthoudende diensten menen dat het onmogelijk is om van buitenaf effectief controle uit te oefenen. Zij zijn van mening dat effectieve controle alleen van binnenuit de sector kan komen en vanuit de betrokken bedrijven. Zij denken bij wijze van spreken eerder aan de klokkenluider dan dat zij geloven in de macht van de externe toezichthouder.

In de tweede plaats geven de gebeurtenissen rondom het vastgoed fraude ook weinig reden tot optimisme over de kracht van intern en extern toezicht. De vastgoedfraude heeft jaren plaatsgevon-den zonder dat opspoorders, journalisten, leplaatsgevon-den van raplaatsgevon-den van commissarissen, notarissen, taxa-teurs of andere betrokkenen nauwelijks argwaan kregen. Van binnenuit zijn er - op enkele uitzonde-ringen na - nauwelijks kritische geluiden geuit over (mogelijke) misstanden. Interne toezichthouders (interne accountants, leden van de raad van commissarissen) waren niet goed op de hoogte van wat gaande was. De zaak is niet via een melding of aangifte van een van deze betrokkenen aan het licht gekomen, maar door iemand die er veel verder van af stond, een controlerend belastingambtenaar.

Is de vastgoedfraude dan zo geraffineerd opgezet of zegt het ontbreken van kennis bij de externe en interne toezichthouders iets over hun slechte positie? Uit het dossier komt een gemêleerd beeld naar voren. Het is duidelijk dat Van V. c.s. zich goed afschermden van anderen. In de eerste plaats fysiek binnen hun eigen organisatie, door slechts In geringe mate contacten te onderhouden met zijn collega's binnen het Bouwfonds en Philips Pensioenfonds (zie verder paragraaf 3.1). In de tweede plaats hebben de vastgoedfraudeurs weinig op schrift gesteld, dat tot argwaan of verden-king kon leiden. Het feit dat de meeste fraudeurs 'gewoon' werkzaam waren in goede banen droeg ook bij aan de verhulling van criminele activiteiten. Tenslotte werden mogelijke criticasters of klokkenluiders op een effectieve manier tot zwijgen gebracht (zie paragraaf 3.4). Deze omstandig-heden hebben zonder twijfel bijgedragen aan de geheimhouding, en maken enigszins begrijpelijk waarom niet eerder van binnenuit aan de bel werd getrokken of van buitenaf kritische vragen werden gesteld of onderzoek werd gestart. Met andere woorden: de omvang en lange duur van de vastgoedfraude wijst onmiskenbaar in de richting van het toezicht.

Zonder al te generaliserend te willen zijn, moet worden vastgesteld dat 'het' toezicht op alle fronten te kort schoot. Daarin hebben Van V. c.s. soms zelf direct de hand in gehad door 'eigen' mensen te laten benoemen op controlefuncties. In Bouwfonds en Philips Pensioenfonds was in feite een machtsvacuüm ontstaan tussen de sleutelpersonen en hun organisaties. Van effectieve interne

controle op hun handelen was geen sprake meer. Dat heeft niet alleen met handigheidjes van deze personen te maken; in het algemeen kan worden gesteld dat In het commercieel vastgoed geen sterk ontwikkelde cultuur van controle en verantwoording bestaat. Evenmin zijn er duidelijke codes en normen ontwikkeld die ertoe kunnen dienen dat beslissers in het vastgoed verantwoording afleggen en ter verantwoording kunnen worden geroepen (zie paragraaf 3.2). Er zijn in de sector weinig 'stakeholders' die zich echt bekommeren om het verhogen van transparantie. Zo zijn er bijvoorbeeld geen specifiek belanghebbende partijen die geïnteresseerd zijn in de benchmarking van de rendementen van de pensioenfondsen. En wie controleert de beleggingsactiviteiten van Fortis of de kosten gemaakt voor de ontwikkeling van de Coolsingel-toren, die nooit gebouwd werd?

In tal van opzichten wordt de mist niet opgeklaard door interne en externe toezichthouders. Zij weten niet wat er aan de hand is, en de vraag is of ze het altijd wel willen weten.

In document Bestuurlijke rapportage (pagina 57-61)