• No results found

Adviezen voor internal auditors afgeleid van dit onderzoek

In document INTERNAL AUDIT & DE BEVESTIGINGSBIAS. (pagina 46-51)

3 DE BEVESTIGINGSBIAS BIJ INTERNAL AUDITORS IN DE PRAKTIJK

4.3 Adviezen voor internal auditors afgeleid van dit onderzoek

Vanuit de wetenschappelijke literatuur is gebleken dat iedereen tot op zekere hoogte beïnvloedbaar is door de bevestigingsbias ongeacht intelligentie (Stanovich & West, 2007, p. 226). De verwachting bestond dan ook dat ook internal auditors, ondanks dat zij objectiviteit hoog in het vaandel hebben, vatbaar zijn voor de bevestigingsbias. In de in dit onderzoek gevormde en getoetste (deel)hypothesen kwam dit naar voren. De resultaten gaven dan ook, naar verwachting, een indicatie dat ook de internal auditor vatbaar is voor de bevestigingsbias en dat dit in het test- en oordeelsvormingsproces naar voren komt via de positieve teststrategie en door middel van selectieve data-interpretatie. Op basis van de

47

literatuur en de resultaten volgen in deze paragraaf vier praktische adviezen om de invloed van de bevestigingsbias zoveel mogelijk te beperken op het werk en de oordeelsvorming van een internal auditor. In de adviezen wordt aangenomen dat een (door de IIA getoetste) internalauditfunctie de auditmethodologie al gedegen toegepast, waarbij op basis van triangulatie een oordeel tot stand zou moeten komen.

4.3.1 Beter bewustzijn

De resultaten van de twee deelhypothesen en de twee experimenten geven een indicatie van dat de internal auditor, net als andere populaties die in de wetenschappelijke literatuur zijn onderzocht en zoals de hoofdhypothese van dit onderzoek onderzocht, ook wordt beïnvloed door de bevestigingsbias in het oordeelsvormingsproces. Internal auditors hechten veel belang aan het begrip objectiviteit, dit komt tot uiting in de definities van het IIA met betrekking tot internal auditing, audits en in standaard 1120 wordt objectiviteit zelf gedefinieerd (IIA Global, 2017); (IIA Global, 2018). Echter komt in deze definities vooral het bewuste aspect van objectiviteit naar voren, te weten de onbevooroordeelde en onpartijdige houding en het voorkomen van belangenverstrengelingen. Uit de resultaten van dit onderzoek komt naar voren dat ook een onbewuste vorm van objectiviteit bestaat, die zorgt dat internal auditors tot andere conclusies komen bij dezelfde vraagstukken zonder dat zij een partijdige houding hebben of belangenverstrengeling plaatsvindt. De objectiviteit zoals in dit onderzoek is gehanteerd

‘een observatie of meting die vrij is van interpretatie door degene die een observatie of meting uitvoert (Van Alphen, 2016, p. 213)’ is daarmee in het geding. Gilovich e.a. (2002) stellen vast dat mensen vaak vasthouden aan de illusie van objectiviteit, terwijl het gebruik van heuristieken onze objectiviteit behoorlijk kan aantasten. Dit zorgt ervoor, zo stelt Kahneman (2011) dat mensen geen maatregelen nemen om aantasting van de objectiviteit te voorkomen. (Kahneman, 2011, p. 157). Internal auditors dienen zich daarom allereerst bewust te zijn van het belang en bestaan van deze onbewuste objectiviteit om activiteiten te kunnen ondernemen om te allen tijde aantasting van hun waardevrije houding te voorkomen.

48 4.3.2 Objectieve teststrategie

Met deelhypothese 1 werd getoetst in hoeverre internal auditors voorkeur hebben voor confirmatie boven falsificatie bij het uitvoeren van testwerkzaamheden. Uit de literatuur blijkt dat mensen geneigd zijn om slechts gegevens te onderzoeken die overeenkomen met bestaande of gevormde overtuigingen (Nickerson, 1998, p. 176). De resultaten geven een indicatie dat dit ook bij internal auditors het geval is. De resultaten van het eerste experiment, de 2-4-6 taak, laten zien dat slechts minder dan een kwart van de proefpersonen in staat was de juiste regel te achterhalen. Opvallend is dat slechts ongeveer een derde van de proefpersonen falsificatie toepaste bij het proberen te achterhalen van de regel. Uit dit eerste experiment kwam naar voren dat de proefpersonen die de juiste regel wel wisten te achterhalen, minstens twee keer falsificatie toepasten. Daarnaast bleek het toepassen van een keer falsificatie niet voldoende om de juiste regel te achterhalen. Maar als er meer dan een keer falsificatie werd toegepast leek dit een garantie voor het achterhalen van de juiste regel. De houding die deze taak vereiste, zo stelt Wason (1960), is de bereidheid om een overtuiging of gevormde hypothese in twijfel te trekken en te falsificeren in plaats van te confirmeren (Wason, 1960, p. 138).

Dit experiment vond plaats in een gestandaardiseerde setting, waar het falsificeren van de gevormde hypothese, met de juiste houding, redelijk eenvoudig uit te voeren was. Namelijk door het benoemen van drie getallen die niet overeenkwamen met de al genoemde regel. In een minder systematische omgeving, waarin de internal auditor zich vaker bevindt gedurende een audit, vergt het falsificeren van bestaande overtuigingen meer inspanning. De internal auditor dient daarom steeds bewust te kiezen voor het in twijfel trekken van zijn of haar overtuigingen voordat oordeelsvorming tot stand komt. Een vraag die gesteld kan worden voordat een oordeel tot stand komt is: ‘Heb ik bewust gezocht naar alternatieve mogelijkheden/ visies?’.

Dit is tevens een aanknopingspunt voor vervolgonderzoek, in dit onderzoek zou kunnen worden onderzocht in hoeverre de resultaten veranderen wanneer proefpersonen de opdracht krijgen om minstens twee keer falsificatie toe te passen en zichzelf de vraag te stellen of zij bewust gezocht hebben naar alternatieve mogelijkheden. Met als doel het voorkomen van beïnvloeding door de bevestigingsbias in het oordeelsvormingsproces.

49 4.3.3 Onwetende houding

Uit de resultaten van het eerste experiment, de 2-4-6 taak, blijkt dat internal auditors kenmerken laten zien van overmoedigheid. Volgens de literatuur komt overmoed tot uiting door het te snel trekken van conclusies op basis van onvoldoende of zwak bewijsmateriaal (Fellner & Krügel, 2012, p. 143). Meer dan driekwart van de proefpersonen was na het stellen van drie dezelfde en confirmerende testvragen al volledig zeker van hun oordeel, terwijl uit de resultaten blijkt dat het gemiddeld aantal pogingen gebruikt door de proefpersonen met een juist oordeel acht pogingen is. Vanuit de literatuur is gebleken dat overmoed de bevestigingsbias in de hand kan werken en tevens het effect van de bevestigingsbias kan vergroten (Fellner & Krügel, 2012, p.145). Om overmoedigheid en het te snel trekken van (foutieve) conclusies te voorkomen, dient een internal auditor ten eerste voldoende vragen te stellen en ten tweede dienen deze vragen de reeds gevormde hypothesen niet alleen te confirmeren, maar ook in twijfel te trekken: te falsificeren dus. Internal auditors dienen weg te blijven van aannames, elke aanname dient te worden geverifieerd door zowel confirmatie als falsificatie. Dit is ook essentieel in de praktijk waar informatie asymmetrie bestaat en de auditee niet altijd de behoefte kent of de capaciteit heeft om uit zichzelf de gehele waarheid of gang zaken op tafel te leggen (ACCA, 2017, p. 8). Dit komt doordat de auditee op zijn of haar beurt ook vanuit zijn of haar eigen kader vertelt. Het is daarom van groot belang om veel vragen te stellen van zowel confirmerende als falsificerende aard. Het te snel trekken van conclusies en/ of het vertonen van kenmerken van overmoed kunnen schadelijke oordelen tot gevolg hebben, het kan personen namelijk blind maken voor de risico’s die zijn verbonden aan het oordeel (Kumar & Goyal, 2015, p. 92).

Een mogelijke verklaring voor de resultaten uit het tweede experiment, twee complexe vraagstukken, zou ook overmoedigheid in relatie tot de bevestigingsbias kunnen zijn. Uit de resultaten blijkt dat de proefpersonen bij de experimentele cases minder goed in staat waren om de data juist te interpreteren dan bij de controle cases. Uit onderzoek van Ehrlinger, Mitchum & Dweck (2016) is gebleken dat overmoedige mensen meer aandacht geven aan en voorkeur hebben voor makkelijke taken en op basis hiervan tot foutieve conclusies komen (Ehrlinger e.a., 2016, p. 94). In het geval van dit onderzoek was de makkelijker te interpreteren data onbruikbaar en zorgde tevens voor een verkeerde denkrichting.

Als wellicht meer aandacht was besteed aan het relatief complexere bewijsmateriaal, de 2x2-contingentietabel, waren de proefpersonen mogelijk wel in staat om het juiste antwoord te geven.

50

Hoewel er uit dit tweede experiment te weinig bewijs is om te constateren dat er een indicatie is dat bovenstaande verklaring bij internal auditors het geval is, is het goed je bewust te zijn van het feit dat elke vorm van bewijsmateriaal evenredig behandeld dient te worden. Dit is zoals in de Bayesiaanse benadering, die suggereert dat individuen openstaan voor het verwerken van alle relevante informatie en onbevooroordeeld zijn bij het interpreteren van dergelijke informatie (Akerlof & Dickens, 1982, p.

311). Een vraag die gesteld kan worden voordat een oordeel tot stand komt, is: ‘Heb ik elk bewijsmateriaal evenredig behandeld?’.

Ook dit is een aanknopingspunt voor vervolgonderzoek, in dit onderzoek zou kunnen worden onderzocht in hoeverre internal auditors, in relatie tot overmoed, bewijsmateriaal evenredig behandelen door middel van experimenten. Met als doel het voorkomen van beïnvloeding door de bevestigingsbias in het oordeelsvormingsproces.

4.3.4 Diversiteit

Uit de resultaten van zowel het eerste en het tweede experiment, blijkt dat proefpersonen bij dezelfde vraagstukken tot andere oordelen komen. Ook blijkt uit het eerste experiment, tabel 9, dat de proefpersonen allemaal verschillende regels benoemen. Wellicht waren proefpersonen in teams wel tot de juiste oordelen gekomen, wanneer duidelijk werd dat verschillende mogelijkheden bestonden en wanneer zij elkaars rationale zouden horen achter de denkrichting die werd gehanteerd bij het oplossen van de vraagstukken. Voorwaarde is wel dat mensen met verschillende visies bij elkaar worden gezet.

Volgens Schwind, Buder, Cress en Hesse (2012) wordt de bevestigingsbias verklaard door de

‘Cognitieve dissonantietheorie van Festinger’. In het licht van deze theorie wordt vastgesteld dat informatie die de overtuiging van een individu tegenspreekt kan leiden tot cognitieve dissonantie en dit zorgt op zijn beurt voor een ongemakkelijk of negatief gevoel (Schwind e.a., 2012, p. 789).

Individuen, zo stellen zij, proberen zoveel mogelijk deze toestand te beperken en geven hiermee voorkeur aan informatie die overeenkomt met aanvankelijke overtuigingen. Vanuit deze gedachtegang komt het vaak voor dat mensen op zoek zijn naar en teams vormen met mensen die dezelfde gedachtepatronen en visies hebben. Dit zorgt ervoor dat beïnvloeding door de bevestigingsbias wordt versterkt.

51

De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan met betrekking tot team diversiteit. Dit impliceert het samenvoegen van verschillende culturele achtergronden, functies en denkwijzen in een team. Uit onderzoek van Rock en Grant (2016) blijkt dat het hebben van een gemengd team de objectiviteit van oordelen vergroot (Rock & Grant, 2016, p. 2-4). Voorwaarden is wel dat betrokkenen op een evenredige wijze hun visie kunnen inbrengen. Een methode die gehanteerd zou kunnen worden is de Delphi methode, waarbij op een systematische manier visies worden verzameld en verwerkt.

Rock en Grant (2016) concluderen dat diverse teams zich meer focussen op de feiten, de feiten beter worden verwerkt en ten slotte innovatiever zijn dan teams met mensen die hetzelfde denken. De mening en input van andere mensen helpen om eigen vooroordelen op te sporen en aan te pakken, wat op zijn beurt, zo stellen zij, beïnvloeding door biases vermindert. Internal auditors zouden daarom bewust op zoek moeten gaan naar mensen met een andere denkwijze en visie, om tot een zo objectief mogelijk oordeel te komen.

In document INTERNAL AUDIT & DE BEVESTIGINGSBIAS. (pagina 46-51)