• No results found

De acht lessen van Wij in de wijk

In document Wij-in-de-wijk.pdf 3.3 MB (pagina 63-68)

met beperkte sociale netwerken en een beperkte actieradius. In de achterliggende decennia is het aanbod van maatschappelijke voorzieningen verschraald. Onze casussen bevestigden dit verlies.

Gebiedsmakelaar Paul Chin vertelde dat Amsterdam Zuidoost momenteel laagdrempelige ontmoetingsplekken ontbeert. Geluk-kig is er nu de Buurtwerkkamer De Handreiking. Ook In Hilversum Oost zijn ontmoetingsplekken verdwenen (aldus sociaal werker Roselien Ramkhelawan). Vandaar het belang van het wijkcentrum St. Joseph, katalysator van tal van wijkcontacten en verbindingen.

In Amstelveen noteerden we dezelfde boodschap: een gemis aan ontmoetingsplekken waar verschillende groepen elkaar kunnen ontmoeten. Ook andere bronnen leren ons dat ontmoetingsplek-ken onmisbaar zijn. Neem bijvoorbeeld de Leeszaal in de wijk het Oude Westen in Rotterdam. De aanleiding om De Leeszaal te realiseren was de sluiting van het bibliotheekfiliaal in de wijk. De boodschap van de initiatiefnemers: accommodaties zijn essentieel om tactische verbindingen te maken tussen personen en groepen.1

De Leeszaal is een voorbeeld van een nieuwe generatie ontmoe-tingsplekken die we anno 2020 in de sociale basis aantreffen. Ze komen door verschillende initiatiefnemers tot stand: door actieve bewoners, sociale ondernemers, maatschappelijke organisaties, niet noodzakelijk vanuit traditionele welzijnsorganisaties of de lokale overheid. De hier bij elkaar gebrachte casussen brachten deze nieuwe generatie ontmoetingsplekken eveneens aan het licht. In Den Bosch fungeerde een serre van een woonzorgcentrum als warme ontmoetingsplek (actieve bewoners waren de initiatief-nemers), in Lemmerweg-West ging het om een tijdelijke mobiele pop-up-voorziening in de vorm van een pipowagen (maatschap-Wat hebben de verschillende casestudies ons geleerd? In

deze afsluitende paragraaf presenteren we een aantal voorlopige lessen. Voorlopig, want aan het eind van dit jaar hopen we de inzichten verder te hebben aange-scherpt. Dat gaan we onder andere doen op basis van reflectiesessies met verschillende partners, zoals actieve bewoners, sociale professionals en beleidsmakers.

Hoe doe je dat, verbinden?

Het afgelopen jaar bracht ons naar Noordoost- en Zuidwest-Friesland, naar Kanaleneiland in Utrecht, Amsterdam Zuidoost (‘De Bijlmer’) en wijken van Den Bosch, Amstelveen en Hilversum. We ontmoetten er heel verschillende groepen in heel verschillende situaties. Het bevestigde hoezeer Nederland een superdiverse samenleving is geworden. Deze groeiende diversiteit, gevoegd bij ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen als vergrijzing en extramuralisering maakt het extra lastig om te werken aan collec-tieve, het individu of één specifieke groep overstijgende projecten in wijken. We leerden dat processen van bonding, bridging en linking niet eenvoudig te sturen zijn. Vooral het verbinden van groepen die ver van elkaar afstaan is lastig. Maar we leerden óók dat het moge-lijk is om contacten en ook overbruggende contacten te stimuleren.

Hoe doe je dat? Wat waren de werkzame elementen en begunsti-gers? We hebben ze in acht lessen samengevat.

LES 1: Zonder ontmoetingsplaatsen gaat het niet

Eerste les: accommodatiebeleid is cruciaal. Wie verbindingen wil faciliteren en stimuleren heeft ontmoetingsplekken nodig. In het bijzonder in wijken waar relatief veel kwetsbare bewoners wonen

1. De terugkeer van

Keizer Karel Park

Amstelveen

8. Nieuwe Buren Lemmerweg-West Súdwest-Fryslân pelijke organisaties waren initiatiefnemer), terwijl in het Utrechtse

Kanaleneiland een enorm oud ROC-gebouw getransformeerd is tot een Krachtstation (sociale ondernemers waren initiatiefnemer). In en vanuit deze plekken worden verbindingen gelegd.

LES 2: De aanwezigheid van een ‘opbouwwerker’

is belangrijk

Tweede les: projecten gericht op bonding, bridging en linking hebben baat bij de aanwezigheid van iemand die intensief met bewoners in contact weet te treden, maar ook thuis is in de lokale politieke en professionele systeemwereld. Iemand die zowel de taal van de straat beheerst als de taal van het beleid met zijn procedures en ambtelijke bureaucratie. In het verleden werd deze functie vervuld door de beroepsgroep van buurtwerkers/

opbouwwerkers. Deze functie bestaat in veel gemeenten niet meer of is getalsmatig teruggebracht. Toch zijn er op verschillende plaatsen tekenen dat de samenlevingsopbouwfunctie aan

herwaardering onderhevig is. Dat spreekt bijvoorbeeld uit de oprichting van Sociaal Collectief Zuidwest Friesland, een relatief jonge stichting die bewust is opgezet om inhoud te geven aan samenlevingsopbouw. In het wijkje Lemmerweg-West speelde een opbouwwerker vanuit deze stichting een

belangrijke rol bij de opzet en uitvoering van het project. Hetzelfde zagen we in Hilversum. Binnen het wijkcentrum St. Joseph

zijn meerdere opbouwwerkers actief. In de andere casussen zagen we een zelfde type functionaris functioneren. Ze heten

‘kwartiermaker’ (Noordoost-Friesland), ‘buurtverbinder’ (Den Bosch), ‘sociale verbinder’ (Hilversum), ‘wijkcoach’ (Amstelveen) of ‘gebiedsmakelaar’ (Amsterdam Zuidoost). We moeten voorzichtig zijn met te stellige uitspraken dat opbouwwerkers niet of nauwelijks meer bestaan, de functie is soms onder andere benamingen voortgezet. Bovendien heeft de functie zich ook verplaatst vanuit maatschappelijke organisaties naar de

initiatiefnemers van het Krachtstation in Kanaleneiland sociale ondernemers die veel kenmerken delen met opbouwwerkers.2

De ‘opbouwwerkers’ die we in de casussen ontmoetten werkten in meer of mindere mate methodisch bij het inhoud geven aan processen van bonding, bridiging en linking. In Hilversum werd bewust gewerkt vanuit de methodiek Asset-Based Community Development (ABCD), een methode gericht op het systematisch in kaart brengen en aanboren van relevante hulpbronnen in de wijk.3 Op andere plaatsen herkenden we elementen van de presentie-be-nadering (Baart 2001)4. Veelal lijkt er sprake te zijn van methodisch patchwork in de zin dat in het werk verschillende methodische be-naderingen gecombineerd worden. Belangrijk is dat professionals een referentiekader meebrengen van waaruit ze beargumenteerd acties ondernemen en kunnen reflecteren over de gang van zaken.

Wat de verschillende beroepskrachten (‘opbouwwerker’, ‘kwar-tiermaker’, ‘buurtverbinder’, ‘sociale verbinder’, ‘wijkcoach’,

‘gebiedsmakelaar’) gemeen hadden, was dat ze bewoners actief opzochten. Samenlevingsopbouw vraagt een actieve opstelling van professionals, een werkwijze waarbij professionals een actieve rol vervullen in het optimaal benutten van de hulpbronnen in de wijk en het realiseren van contacten tussen bewoners. Juist professio-nals kunnen helpen bij die eerste kleine stap richting elkaar, want schroom en verlegenheid staan vaak spontane contacten tussen bewoners in de weg, wat versterkt wordt in een superdiverse samenleving.

In de beroepskrachten die we hebben ontmoet herkennen we ook de figuur van de ‘best person’ zoals uitgewerkt door Gabriel van den Brink (2012):5 personen die met hun inzet, uithoudingsver-mogen, communicatief talent en charisma de energiebron zijn en blijven van het project. Enigszins oneerbiedig zou je ze ook ‘slimme

Woord vooraf

Keizer Karel Park

Amstelveen

8. Nieuwe Buren Lemmerweg-West Súdwest-Fryslân

9. Reflectie

veelgebruikte formuleringen. De slimme drammer is een mensen-mens die het project op de rails houdt, blijft bellen, mailen, partijen blijft aanspreken en betrekken en die geen moeite heeft met lang-durige processen.6 Het Krachtstation in Kanaleneiland was er nooit gekomen zonder slimme drammer Nathan Rozema.

LES 3: Neem lichte overbruggende contacten serieus

Derde les: overbruggende contacten, ook al zijn ze licht en zwak, doen ertoe. Dit wordt beargumenteerd en onderbouwd in Gra-novetters werk over het nut van sterke en zwakke relaties (‘strong and weak ties’).7 Echt waardevolle vernieuwende ideeën komen eerder van vage kennissen en personen die verder van je af staan.

Van veel bewoners - en dat is vooral een probleem voor degenen aan de onderkant van de samenleving - zijn de sociale netwer-ken weinig krachtig en eenzijdig. Hun sociale omgeving is vooral homogeen, dat wil zeggen zij ontmoeten vooral mensen die hetzelfde weten en kunnen als zij. Zij hebben dan ook baat bij con-tacten buiten hun eigen kring. Daarom benadrukt Putnam (2000) het belang van bridging.8 In zijn woorden: bonding is nodig om te overleven (‘going through’), bridging om vooruit te komen (‘going up’) en om zaken gedaan te krijgen. De kern van Granovetters the-orie is dat een vage kennis beter is dan nabije familie, kennissen of vaste vrienden. Wie vooruit wil komen of op zoek is naar nieuwe informatie kan vaak beter uit zijn kring van gelijkgestemden stap-pen, omdat die doorgaans over dezelfde kennis beschikken. De vage kennis (‘weak tie’) vormt de brug tussen twee werelden.

In verschillende projecten is het slaan van die brug naar andere groepen gelukt. Boeren zijn met burgers in Noordoost-Friesland in gesprek geraakt, in de serre van het Bossche woonzorgcentrum hebben oppas-opa’s en oppas-oma’s elkaar leren kennen en zijn ouders in contact gekomen met de oudere bewoners van het zorgcentrum. Het project met vogelvlotjes in Amstelveen heeft groepen verbonden: schoolklassen, hun ouders, ouderen uit een nabijgelegen seniorenflat, docenten handenarbeid,

natuurliefheb-bers, het wijkteam. Het Krachtstation in Kanaleneiland (Utrecht) brengt diverse werelden bij elkaar (eerste generatie gastarbeiders, studenten, allochtone en ‘witte’ middenklasse et cetera). Buiten het Krachtstation functioneren ze in hun bubbels naast elkaar, daarbinnen zijn er lichte overbruggende contacten in onder andere de ondernemingen van de kinderen en kleinkinderen van de eerste generatie gastarbeiders die er een plek hebben.

LES 4: Kneuterigheid verdient een standbeeld

Les vier: verbindingen ontstaan binnen overzichtelijke kleinscha-lige initiatieven. In de H-buurt van Amsterdam Zuidoost hoorden we: ‘Wie één mens redt, redt de wereld.’ Ofwel: door individuele personen verder te helpen, bereik je ook iets groters. De les is hier dat gemeenten, maatschappelijke organisaties en bewonersorgani-saties niet alleen moeten focussen op bereik en representativiteit, maar juist ook oog moeten hebben voor kleine initiatieven die op het eerste gezicht weinig voorstellen, maar wezenlijk zijn voor een groepje mensen. In de zeven casussen gaat het om kleine initiatie-ven. Activiteiten rond een buurtwerkkamer, een wijkcentrum, een pipowagen in een klein wijkje, een serre van een woonzorgcen-trum. In Noordoost-Friesland begon het allemaal met drie mensen in de theaterkerk van Dokkum. Het verkleinwoordje in de naam Vogelvlotjes in het Keizer Karelpark in Westwijk (Amstelveen) maakt ook al exemplarisch duidelijk dat het om een kleinschalig project gaat. De voorzitter van het wijkplatform, Frauke Ricklefs, nauw betrokken bij dit project, hield ons voor dat je dit type pro-jecten niet moet ‘opblazen’ en ‘groter maken’. Het project heeft al veel personen en partijen bij elkaar gebracht, wees daar tevreden mee. In Hilversum is de conclusie dat ‘het wijkcentrum overal is’, o.a. in het huis van buurtbewoner Ria de Jong die bijna als kleine dependance fungeert. Het stapelings- en opschalingseffect zien we ook in Noordoost-Friesland, waar boerenkracht en burgerkracht elkaar op verschillende niveaus weten te vinden om ecologische belangen en economische belangen op elkaar af te stemmen.

1. De terugkeer van

Keizer Karel Park

Amstelveen

8. Nieuwe Buren Lemmerweg-West Súdwest-Fryslân Serveer kleine initiatieven dus niet af als niet ter zake doende en

kneuterig. Het is belangrijk dat gemeenten en maatschappelijke organisaties niet over deze kleine projecten heen kijken en daar waar mogelijk gepaste ondersteuning bieden. Lokale kennis is hier essentieel. Wijkwerkers zijn de aangewezen personen om relevante verbinding en samenhang tussen deze veelheid aan kleine projec-ten aan te brengen.

LES 5: Kinderen en opa’s en oma’s verbinden

Les 5: intergenerationele projecten stimuleren op effectieve wijze verbinding. In Lemmerweg-West is gewerkt met een logboek.

Uit de registraties werd snel duidelijk dat vooral kinderen van de aangereikte activiteiten gebruik maakten. Hun ouders hadden er minder behoefte aan, maar waren blij dat op ‘hun’ grasveldje voor de deur voor hun kinderen laagdrempelige gratis activiteiten georganiseerd werden. Ook al deden ze niet mee, via hun kinde-ren raakten ze wél in gesprek met ouders met wie ze eerst geen contact hadden. In Den Bosch en Amstelveen zagen we hetzelfde mechanisme. Bewoners van het zorgcentrum in Den Bosch bloeiden op door de aanwezigheid van kinderen en via hun (klein)kinderen kwamen jonge gezinnen en oppas-opa’s en op-pas-oma’s met elkaar in contact. Grootouders hebben ook een ontwapenend effect op onbekenden. Opa’s en oma’s verbinden.

In Amstelveen is het succes van het vlotjesproject vooral ook te danken aan de combinatie basisschoolleerlingen en oudere buurtbewoners.

LES 6: Streef gedeeld eigenaarschap na (‘ons project’) Les 6: verbindingsprojecten waarvan bewoners, lokale overheid en maatschappelijke organisaties zich eigenaar voelen, hebben de meeste kans van slagen. In de casussen die we hier bij elkaar hebben gebracht zijn we geen opdringerige of onverschillige over-heid tegen gekomen, eerder een overover-heid die zoekt naar nieuwe

ropese verzorgingsstaten is de lokale overheid van oudsher sterk vervlochten met innovatieve initiatieven, dat geldt ook voor het sociaal-maatschappelijke domein. We hebben dat in de verschil-lende projecten kunnen vaststellen. Overal was de lokale overheid als actor aanwezig, ook in projecten die door bewoners en sociale ondernemers waren geïnitieerd. Natuurlijk waren er verschillen in betrokkenheid, maar er was géén onverschilligheid. Er was in meer of mindere mate overeenstemming over het belang ervan. Die overeenstemming zorgt voor energie en ondernemingszin.

Succesvolle verbindingsprojecten zijn geënt op de lokale context, maar hebben zowel op horizontaal niveau (partners) als op ver-ticaal niveau (met subsidiegevers, veelal overheden) samenwer-kingsrelaties. Het vormgeven van deze horizontale en verticale betrokkenheid vraagt gericht link-werk (linking) van betrokken wijkwerkers én van de lokale overheid. Veel kwetsbare bewoners hebben verbroken of gecompliceerde contacten met instanties.

In projecten gericht op verbinding (bonding en bridging) tussen groepen bewoners, is er vaak te weinig aandacht voor de linking-component. Het is belangrijk om die aandacht te versterken.

Bewoners kunnen zich aan elkaar optrekken, maar juist ook aan relevante instanties.

LES 7: Verstoor de aanwezige verbanden niet Les 7. Wees reëel. Accepteer dat mensen graag onder

gelijkgestemden willen verkeren. We hebben tot op zekere hoogte een ‘natuurlijke’ neiging tot segregatie. Deze neiging verdient tegenspel, zeker in het licht van groeiende sociaaleconomische tegenstellingen, polarisatie en processen van ruimtelijke uitsortering en toenemende segmentering. We kunnen ons volledig gescheiden werelden niet permitteren. We hebben een

‘wij’ of een aantal ‘wij’s’ in de wijk nodig. Maar wie zijn ambities om te verbinden koste wat kost wil realiseren, komt zichzelf

Woord vooraf

Keizer Karel Park

Amstelveen

8. Nieuwe Buren Lemmerweg-West Súdwest-Fryslân

9. Reflectie

Frank van Klingeren (1919-1990), ontwerper van De Meerpaal in Dronten - nu een rijksmonument - beoogde met zijn architectuur te ‘ontklonteren’. In zijn zienswijze zouden mensen niet in de

‘klontjes’ van hun eigen milieu, sociale laag, leeftijdscategorie, etnische groep of opleidingscategorie moeten blijven kleven.

Bij oplevering bestond het gebouw vooral uit een enorme open ruimte. Doel daarvan was dat de verschillende gebruikers zich met elkaar zouden verbinden, los zouden komen van hun ‘klont’, maar de hokjesgeest van de gebruikers was groter dan de ideologische opvattingen van de architect. Heel snel verrezen er allerlei muren en schotjes in het gebouw.

Soms is het al grote winst dat bonding-kapitaal is versterkt. Het ideaal van inclusiviteit betekent niet dat we iedereen bij elkaar moeten brengen, maar dat we er op moeten letten dat niemand buiten de boot valt. De eis van bridging belast projecten soms te veel, zeker in het geval van projecten waar vrijwilligers bij betrokken zijn. De Dominicaanse en Ghanese gemeenschappen in de H-buurt van Amsterdam Zuidoost laten zich niet gemakkelijk verbinden met andere groepen, juist omdat hun interne bonding-kapitaal zo sterk is. Zij hebben vaak genoeg aan zichzelf om überhaupt het hoofd boven water te houden. In Hilversum is er sprake van enkele ‘vaste kliekjes’ in het wijkcentrum St. Joseph.

Daar wordt tegengas aan gegeven, maar tot op zekere hoogte ook geaccepteerd. De groep heeft tenminste een veilige warme plek.

Van daaruit zijn wellicht mogelijkheden tot verbinding te realiseren.

LES 8: Let op de achilleshiel van geld, tijd en continuïteit Les 8: samenlevingsopbouw kost geld en tijd en vraagt om een lange adem. In de inleiding van deze bundel hebben we erop gewezen dat generalistische eerstelijnsvoorzieningen de afgelopen decennia terugkerend een bezuinigingspost zijn geweest van ge-meenten. Er is ook het afgelopen decennium stevig bezuinigd op accommodaties en op beroepskrachten sociaal werk (CBS 2019).

De hier gepresenteerde casussen maken duidelijk dat contactleg-ging tijd kost en continuïteit essentieel is. We hebben geleerd dat bewoners gebaat zijn bij ontmoetingsplekken én bij wijkwerkers die de tijd krijgen een relatie met hen op te bouwen. Als elke keer de geldkraan dicht gaat, is het risico dat geboekte successen ten aanzien van bridging, bonding en linking weer verspeeld worden.

Zo begint men elke keer weer opnieuw. Bovendien: in het geval van nieuwe initiatieven kost het veel moeite om het vertrouwen bij de bewoners terug te winnen. Continuïteit in ondersteuning van waardevolle kleinschalige projecten is o zo belangrijk bij het verbin-den van mensen en het smeverbin-den van ‘een wij’ in de wijken.

Eind 2020 publiceert Movisie een vervolgpublicatie met nieuwe casussen en aangescherpte inzichten op basis van reflectiesessies.

Noten

1 Specht, Maurice en Joke van der Zwaard (2015), De uitvinding van de Leeszaal. Collectieve tactieken en culturele uitwisselingen. Trancity*valiz.

2 Brink, Gabriel van den, Radboud Engbersen en Ruud Dorenbos (2015), Ondernemerschap en probleemwijken. Duiding van een nieuwe stedelijke dynamiek. Den Haag: Platform31.

3 ABCD staat voor Asset-Based Community Development (ABCD). De methode richt zich expliciet op het betrekken van groepen buurtbewoners die onderling nog weinig contact hebben en nor-maalgesproken buitengesloten worden.

4 Baart, Andries (2001). Een theorie van de presentie. Lemma. 1e druk.

5 Brink, G. van den, M. van Hulst. L. de Graaf en T. van der Pennen (2012), Best persons en hun betekenis voor de Nederlandse achterstandswijk. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

6 Zie ook Sour, Annemarie (2010), (On)zichtbaar Vakwerk. 25 jaar passie en succesvolle strategieën van het opbouwwerk. Rotterdam: Sonor.

7 Granovetter, M. (1985), ‘Economic action and social structure: the problem of embeddedness’. In: American Journal of Sociology, 91, 3, pp. 481-510 8 Putnam, R. (2000), Bowling alone. The collapse and revival of American community. New York: Simons & Schuster.

Colofon

Auteurs: Mellouki Cadat-Lampe, Radboud Engbersen, Judith Jansen, Jasper van de Kamp, Lou Repetur, Martha Talma Productie en coördinatie: Marc Engberts

Eindredactie: Marc Engberts, Rinske Bijl Foto’s: Bert Spiertz (blz 8, 24, 32, 48)

Vormgeving: ontwerpburo Suggestie en Illusie Downloaden: www.movisie.nl

Overname van informatie uit deze publicatie is toegestaan onder voorwaarde van de bronvermelding:

@ Movisie, kennis en aanpak van sociale vraagstukken.

Maart 2020

Deze publicatie is tot stand gekomen dankzij financiering van het

1. De terugkeer van de sociale basis

2. Krachtstation Kanaleneiland

Utrecht 

3. Boeren-burger- initiatief

Noardeast-Fryslân

4. Buurtwerkkamer De Handreiking H-buurt Amsterdam

Zuidoost

5. Het Wijkcentrum St. Joseph

Hilversum-Oost

6. Boefjes en Barista’s Den Bosch - De Muntel

7. Platform

Keizer Karel Park

Amstelveen

8. Nieuwe Buren Lemmerweg-West Súdwest-Fryslân

In document Wij-in-de-wijk.pdf 3.3 MB (pagina 63-68)