• No results found

Hij aarzelde, lachte een beetje verlegen en ging verder

In document Cor de Hoon, Bitter lemon · dbnl (pagina 141-145)

‘De school waar ik mijn vroegste jeugd doorbracht was helemaal verdwenen. Er

was een gebouw voor in de plaats gekomen van beton en glas met stalen ramen. Maar

och, dat betekent voor jullie toch niets. Jullie zijn helemaal gewend aan beton en

glas. Laat ik eerst dat gedicht maar eens voorlezen’. Zijn stem trilde even toen hij

de eerste woorden uitsprak.

Where once we danced, where once we sang, Gentlemen, The floors are sunken, cobwebs hang,

And cracks creep; worms have fed upon The doors. Yea, sprightlier times were then

Than now, with harps and tabrets gone. Gentlemen!

Hij keek even op van zijn boek en liet zijn blik over de aandachtige gezichten glijden.

Enige opwinding maakte zich van hem meester. De jongen in de derde bank van de

tweede rij trok zijn aandacht. Langzam begon de herinnering terug te komen. Het

was lang geleden maar hij wist zeker dat hij de

jongen herkende. Als zijn hoofd maar niet zo'n pijn deed. Hij ging naar de jongen

toe.

‘Ik herken je nu pas’, zei hij verontschuldigend. ‘Je naam kan ik me niet herinneren,

maar je gezicht wel’. Het gezicht van de jongen had een vreemde volwassen

uitdrukking, die niet bij zijn leeftijd paste.

‘Wat is er eigenlijk van jou terecht gekomen?’

‘Ik heb rechten gestudeerd, meneer, maar ik heb mijn studie nooit afgemaakt. Het

duurde me te lang en ik wilde ook nog wel wat van het leven genieten. Ik heb allerlei

baantjes gehad en op het ogenblik ben ik ober in een exclusief restaurant. Het is

interessant werk, je ontmoet er allerlei mensen. Het was wel aanpassen in het begin.

Je doet er veel mensenkennis op’.

‘Ja, ja’, zei Vincent en keek een ogenblik peizend voor zich uit.

‘Jou herken ik ook’, zei hij tegen een jongen achter in de klas. ‘Hoe is het jou

vergaan?’

‘Ik ben dokter geworden, meneer, huisarts’.

‘En bevalt dat?’

‘Och, ik had het me anders voorgesteld, mensenlevens redden en zo, maar het is

voor een groot gedeelte een kwestie van routine. Bloeddruk opmeten, urine

onderzoeken, longen beluisteren, spuiten zetten tegen virussen. Ik denk dat elk beroep

op den duur wel veel routinewerk met zich mee zal brengen’.

‘Ja, dat denk ik ook wel’.

‘Lijkt het U geen goed idee, meneer, om na een aantal jaren van beroep te

veranderen? Iets heel anders te gaan doen?’. ‘Dat lijkt me een heel goed idee. Ik heb

er zelf wc! eens over gedacht om naar Schotland te vertrekken om daar in een whisky

fabriek te gaan werken’.

Er klonk gelach achter uit de klas dat overstemd werd door een zware donderslag.

Hel onweer hing nu vlak boven de stad. De wind bladerde in Vincents boek, de regen

sloeg met vlagen naar binnen. Het leek wel of de temperatuur nog

gestegen was. De hitte bleef natuurlijk nog dagen hangen in het gebouw. Hij haalde

zijn zakdoek uit zijn zak en veegde er mee over zijn gezicht. Die vervloekte hoofdpijn.

Het was juist zo'n interessante les maar door de steken in zijn hoofd kon hij zich

moeilijk concentreren.

‘We have lost somewhat, afar and near, Gentlemen,

The thinning of our ranks each year Affords a hint we are nigh undone, That we shall not be ever again The marked of many, loved of one, Gentlemen’.

Hij had een strofe overgeslagen. Als ze het niet merkten zou hij maar gewoon

doorgaan. Hij keek tersluiks op en meende enige verveling op de gezichten te zien.

Links vooraan zag hij iemand zitten die hij niet eerder opgemerkt had, een jongen

met lang goudkleurig haar dat tot op zijn schouders hing. Hij zat verveeld te kijken

en had zijn benen uitgestrekt tot ver buiten zijn bank. Vincent ging naar hem toe,

stapte over de uitgestrekte benen heen en zei:

‘Vind je het gedicht niet interessant?’

‘Waarom’, zei de jongen enigszins agressief, ‘moeten die ouwe lui altijd terug

kijken naar het verleden? Wat heb je daar aan? Daar verander je de maatschappij

niet mee’.

‘Nee, dat is wel zo’, zei Vincent onzeker geworden.

‘Misschien is dat gedicht toch niet zo geschikt voor jullie. De laatste strofe is erg

mooi, die zal ik nog voorlezen en dan zal ik kijken of ik iets moderners kan vinden.

Hoewel we niet moeten vergeten dat de oude schrijvers ons heel vaak waardevolle

dingen te vertellen hebben. Een goede schrijver is niet aan tijd gebonden’. De jongen

haalde zijn schouders op. Vincent keek hoopvol rond. Hij ontdekte nu weer mensen

die hun haar hadden laten groeien.

And ye, red-lipped and smooth-browed; list Gentlemen;

Much is there waits you we have missed;

Much lore we leave you worth the knowing; Much, much has lain outside our ken; Nay, rush not: time serves: we are going, Gentlemen.

Ze waren nu duidelijk allemaal verveeld. Het zweet brak hem opnieuw uit. Hij ging

naar het raam toe en stak zijn hoofd naar buiten. De wind rukte aan zijn haar, de

regen gutste in zijn gezicht. Achter hem werd de klas onrustig. Iemand riep: ‘Waarom

trekt U uw jasje niet uit, als U het zo warm hebt, meneer?’

Z'n jas uittrekken. Dat had hij nog nooit eerder gedaan, maar het was ook nog

nooit zo warm geweest. Waarom eigenlijk niet? Hij trok zijn jas uil en hing hem over

de leuning van zijn stoel. Toen hij zich weer tot de klas wendde zag hij dat de meeste

leerlingen ook hun jas uitgetrokken hadden, sommige deden hun das af en trokken

hun vest uit. Het leek hen te verjongen.

Irma had zich aangekleed. Eerst had ze zich beledigd gevoeld door Vincent maar

langzamerhand was haar gekrenkte trots overgegaan in ongerustheid. Hij had zich

vreemder gedragen dan gewoonlijk. Waar was hij vandaan gekomen met al dat bloed

aan zijn handen en die smeerboel op zijn kleren. Had ze er wel goed aan gedaan om

hem zo te laten gaan? Ze keek uit het raam. Het was beestachtig weer. Wat kon ze

doen? Hem gaan zoeken? Ze had er geen flauw idee van waar ze moest beginnen,

en wat had zij met Vincent te maken? Dat ze hem uitgenodigd had met haar naar bed

te gaan was meer uit medelijden geweest. Ze wist dat hij dat altijd al gewild had en

ze begreep dat er niets opwindender in zijn leven gebeurde. Het was ook zo'n hete

nacht. Waarschijnlijk zou hij de volgende dag naar haar toe gekomen zijn om zijn

verontschuldigingen aan te bieden.

Ze trok haar regenjas aan en ging naar buiten. Haar auto stond vlak voor de deur.

Ze nam zich voor om in de buurt wat rondjes te rijden en als ze hem niet vond weer

naar huis

te gaan en naar bed. Dan zou ze morgen wel horen hoe het verder gegaan was met

In document Cor de Hoon, Bitter lemon · dbnl (pagina 141-145)