• No results found

Aard maatregelen voor toelating tot de regeling

In document E VALUATIE R EGELING G RATIS VOG (pagina 65-69)

Paragraaf 6.1.1 heeft een beeld gegeven van het aantal maatregelen ter voorkoming van seksueel grensoverschrijdend gedrag. In deze paragraaf gaan we in op de aard van de maatregelen voor toelating tot de regeling: welke van de twintig in de toolkit ‘In veilige handen’ genoemde

39 De beleidsregels zijn begin maart 2015 gepubliceerd. Daarom is in de populatie onderscheid gemaakt in de periode voor 1 maart en na 1 maart 2015.

40 Gemiddelde groep 1 (voor 1 maart aangemeld) = 10,2; Gemiddelde groep 2 (na 1 maart aangemeld) = 8,9; t-waarde = 5,30; df = 1483; p > 0,001

41 Gemiddelde groep (geen schendingen meegemaakt) = 9,7; Gemiddelde groep (schendingen meegemaakt) = 11,2; t-waarde = -4,18; df =1387; p > 0,001

maatregelen nemen de vrijwilligersorganisaties? We bouwen deze paragraaf op aan de hand van de vijf thema’s waarover de maatregelen verdeeld zijn.

Thema 1: seksueel grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar maken

Het eerste thema gaat over het bespreekbaar maken van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit kan door er aandacht aan te besteden op de (bestuurs)vergaderingen, de omgang met minderjarigen en/of mensen met een verstandelijke beperking met vrijwilligers te bespreken en door aandacht te hebben voor het herkennen van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Tabel 6.2: seksueel grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar maken (meerdere antwoorden mogelijk)

Maatregelen: Percentage (N=1.455)

 Bespreken seksueel grensoverschrijdend gedrag op vergaderingen 76%

 Omgaan doelgroepen bespreken met vrijwilligers 76%

 Organisatie heeft aandacht voor herkennen 67%

Tabel 6.2 maakt zichtbaar dat drie kwart (76%) van de vrijwilligersorganisaties het thema seksueel grensoverschrijdend gedrag bespreekt op de (bestuurs)vergadering. Ook drie kwart (76%) van de organisaties bespreekt de omgang met minderjarigen of mensen met een verstandelijke beperking met vrijwilligers. Twee derde (67%) van de organisaties heeft voor toelating tot de regeling

aandacht voor het herkennen van seksueel grensoverschrijdend gedrag door vrijwilligers. Thema 2: risico’s in kaart brengen en preventie regelen

Het tweede thema gaat in op het in kaart brengen van mogelijke risico’s van seksueel grensoverschrijdend gedrag door een vrijwilliger en het regelen van preventie in de vorm van omgangsregels en/of het hanteren van een gedragscode.

Tabel 6.3: risico’s in kaart brengen en preventie te regelen (meerdere antwoorden mogelijk)

Maatregelen: Percentage (N=1.433)

 Mogelijke risico’s zijn besproken 62%

 Werken met omgangsregels voor vrijwilligers 77%

 Actief onder aandacht brengen van omgangsregels 65%

 Beschikken over een gedragscode 64%

 Zorgen voor naleven van de gedragscode 59%

Uit tabel 6.3 blijkt dat zes van de tien (62%) vrijwilligersorganisaties voor toelating tot de regeling de mogelijke risico’s van seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen de organisatie hebben besproken. Ruim drie kwart (77%) van de organisaties beschikt over omgangsregels voor

vrijwilligers en bijna twee derde (65%) brengt deze omgangsregels ook daadwerkelijk actief onder de aandacht van de vrijwilligers. Van de organisaties beschikt voor toelating tot de regeling 64% over een gedragscode. Zes van de tien (59%) organisaties zorgen ook actief voor het naleven van de gedragscode.

Thema 3: vrijwilligers werven en bewustwording

Het derde thema is de manier waarop de vrijwilligersorganisaties hun vrijwilligers werven en of zij bij de werving aandacht hebben voor seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit kan door een kennismakingsgesprek te houden, het onderwerp daar te bespreken en het aanvragen van een VOG bespreekbaar te maken. Het checken van referenties en het ondertekenen van een gedragscode is ook een maatregel die kan worden ingezet bij het werven van vrijwilligers. Tabel 6.4 geeft weer welk percentage van de organisaties deze maatregelen heeft voor toelating tot de regeling.

Tabel 6.4: vrijwilligers werven en bewustwording (meerdere antwoorden mogelijk)

Acht van de tien (79%) vrijwilligersorganisaties voeren voor toelating tot de regeling een kennismakingsgesprek met nieuwe vrijwilligers. In het kennismakingsgesprek zijn de gewenste omgangsvormen echter minder vaak een gespreksonderwerp: 28% van de organisaties bespreekt dit. Voor toelating tot de regeling was het overleggen van een VOG bij iets meer dan de helft (53%) van de vrijwilligersorganisaties een gespreksonderwerp in het een kennismakingsgesprek met de nieuwe vrijwilliger en de helft van de organisaties vraagt ook daadwerkelijk aan een nieuwe vrijwilliger om een VOG te overhandigen. De referenties van een nieuwe vrijwilliger worden minder vaak gecheckt: 28% van de vrijwilligersorganisaties geeft aan dit te doen. Het laten ondertekenen van een gedragscode noemt 21% van de toegelaten organisaties als maatregel voor toelating.

Thema 4: Meldprotocol en contactpersoon

Het vierde thema betreft maatregelen die vrijwilligersorganisaties kunnen nemen als er

daadwerkelijk sprake is van een vermoeden van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit wordt vaak vastgelegd in een meldprotocol en het eerste aanspreekpunt voor signalen is een

vertrouwens(contact)persoon.

Tabel 6.5: meldprotocol en contactpersoon (meerdere antwoorden mogelijk)

Percentage (N=1406)

 Er is een vertrouwens(contact)persoon 72%

 Meldprotocol is opgesteld 42%

 Meldprotocol wordt daadwerkelijk gebruikt 21%

Van de toegelaten organisaties beschikt voor toelating tot de regeling 72% over een vertrouwens-(contact)persoon waar iemand terecht kan met vermoedens van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Een meldprotocol met vaste afspraken over hoe om te gaan met vermoedens van seksueel grensoverschrijdend gedrag door een vrijwilliger, is minder frequent aanwezig bij de

Maatregelen Percentage (N=1.414)

 Kennismakingsgesprek met nieuwe vrijwilligers 79%

 Gewenste omgangsvormen gespreksonderwerp in kennismakingsgesprek 28%  De VOG is onderwerp van gesprek in kennismakingsgesprek 53%

 Er wordt gevraagd om een VOG bij nieuwe vrijwilliger 50%

 Referenties worden gecheckt 28%

organisaties. Voor toelating tot de regeling heeft 42% van alle organisaties een dergelijk meldprotocol opgesteld. Het opstellen van een meldprotocol betekent niet dat het direct daadwerkelijk wordt gebruikt: 21% van de toegelaten vrijwilligersorganisaties zegt dat het meldprotocol ook daadwerkelijk wordt gebruikt.

Thema 5: Tuchtrecht

Het vijfde en laatste thema gaat over het hebben van een vorm van tuchtrecht binnen de vrijwilligersorganisaties en over de wijze waarop het tuchtrecht geregeld is. Tabel 6.6 geeft het percentage organisaties dat de maatregelen onder dit thema heeft genomen.

Tabel 6.6: tuchtrecht (meerdere antwoorden mogelijk)

Percentage (N=1396)

 Er is een vorm van tuchtrecht 23%

 Het tuchtrecht is geregeld via de koepelorganisatie 27%

 Aangesloten bij Stichting Tuchtrecht Vrijwilligerswerk 2% Voor toelating tot de regeling beschikt 23% van de organisaties over een vorm van tuchtrecht. Iets meer dan een kwart (27%) van de organisaties heeft voor toelating tot de regeling het tuchtrecht via een koepelorganisatie geregeld. Slechts enkele organisaties (2%) zijn aangesloten bij Stichting Tuchtrecht Vrijwilligerswerk. Het aantal organisaties met maatregelen behorend bij het thema tuchtrecht is het laagst van alle thema’s. Het is echter de vraag of dit de werkelijkheid weergeeft. De kans bestaat dat de respondenten niet wisten dat hun organisatie valt onder het tuchtrecht van bijvoorbeeld een koepelorganisatie. Voor organisaties die via hun sportbond aangesloten zijn bij het NOC*NSF geldt bijvoorbeeld dat zij vallen onder het tuchtrecht van de sportbond of van NOC*NSF. Daarnaast sluiten sportverenigingen zich niet aan bij de Stichting Tuchtrecht Vrijwilligerswerk, maar bij hun eigen sportbond of eventueel bij het Instituut Sportrechtspraak.

Andere maatregelen

Naast de twintig hierboven bij name genoemde maatregelen uit de toolkit ‘In veilige handen’, kunnen organisaties eventueel ook andere maatregelen nemen ter voorkoming van seksueel grensoverschrijdend gedrag. In de enquête is de vrijwilligersorganisaties daarom gevraagd of en welke andere maatregelen zij hebben genomen. Onderstaand overzicht geeft de variëteit weer van de andere genomen maatregelen door de organisaties voor toelating tot de regeling. De

maatregelen zijn ingedeeld in dezelfde thema’s als hierboven .

Seksueel grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar maken:

 Het informeren van ouders door middel van een jaarlijks informatieboekje of website;

 Opstellen van een bestuursreglement ‘Grensoverschrijdend Gedrag en Seksuele Intimidatie’;  Gezond met elkaar omgaan en elkaar aanspreken op ongewenst gedrag;

 Instellen van een normen- en waardencommissie.

Risico’s in kaart brengen en preventie regelen:

 Opstellen van een risico-inventarisatie en evaluatie en een plan van aanpak;

 Binnen de organisatie oog hebben voor een pedagogisch veilige situatie waarbij er ook aandacht is voor pesten of ander ongewenst gedrag naast het hebben van aandacht voor seksueel grensoverschrijdend gedrag.

 Periodiek controleren van de ruimtes op aanwezigheid van opnameapparatuur.

Het werven van vrijwilligers:

 Minderjarige coaches/leiders samen met ouders laten ondertekenen van een gedragscode;  Nieuwe vrijwilligers extra observeren en een proefperiode afspreken.

Meldprotocol en contactpersoon:

 Zoeken van aansluiting bij andere ‘codes’ die betrekking hebben op een veiligheid sociaal klimaat, zoals de meldcode voor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.42

Tuchtrecht:

 Direct royeren van leden bij ongewenst overschrijdend gedrag;

 Direct doen van aangifte bij de politie bij seksueel grensoverschrijdend gedrag.

In document E VALUATIE R EGELING G RATIS VOG (pagina 65-69)