• No results found

Aansprakelijkheid in de agrarische sector

Kader 3.4 Aansprakelijkheid in de agrarische sector

De richtlijn productaansprakelijkheid (85/374/EEG) is op 25 juli 1985 door de Raad van de Europese Gemeenschappen vastgesteld. In Nederland is de regeling productaansprakelijkheid opgenomen in het Burgerlijk Wetboek en op 1 november 1990 in werking getreden. Door de- ze regeling is het voor een benadeelde consument makkelijker geworden om een producent aan te spreken indien er sprake is van een gebrekkig product. Voor de overige gevallen, die buiten de regeling productaansprakelijkheid vallen, zal de benadeelde een beroep moeten blijven doen op de onrechtmatige daad. Aanvankelijk waren landbouwgrondstoffen en produc- ten van de jacht uitgesloten, maar op 10 mei 1999 zijn die ook onder de regeling gebracht. Hierdoor kan ook een agrarische ondernemer eerder door consumenten worden aangespro- ken wanneer hij een gebrekkig product op de markt heeft gebracht.

Veel belangrijker dan het risico door een consument aansprakelijk te worden gesteld, is in de praktijk het risico door een professionele wederpartij aansprakelijk te worden gesteld. De General Food Law (GFL) van 2002 verplicht iedere producent van levensmiddelen en diervoeder om over systemen te beschikken met betrekking tot traceerbaarheid van zijn pro- ducten. Door middel van deze systemen kan een gebrekkig product eenvoudig uit de markt worden gehaald (product-recall). De GFL heeft niet de aansprakelijkheid van de producent veranderd, maar de aanwijsbaarheid van de producent die het probleem heeft veroorzaakt. De wijze waarop aansprakelijkheid contractueel wordt vastgelegd kan grote (financiële) ge- volgen opleveren voor een agrarische ondernemer. Het aansprakelijkheidsrisico kan enerzijds worden beperkt met behulp van kwaliteitssystemen die de kans op schade verkleinen en an- derzijds door overeenkomsten (al dan niet in algemene voorwaarden). Zowel de toeleveran- ciers als de afnemers van agrarische ondernemers hebben hun aansprakelijkheid grotendeels beperkt in hun algemene voorwaarden of zelfs uitdrukkelijk bij hun wederpartij neergelegd (garantie). Vanuit de verwerkende industrie wordt in toenemende mate geëist dat agrarische ondernemers de verantwoordelijkheid nemen voor en zich verzekeren tegen de kosten van recall wanneer de verwerker tot recall moet overgaan ten gevolge van een onzuiverheid in de agrarische grondstof.

Agrarische ondernemers hebben hun contractuele rechtsverhoudingen vaak minder goed verzorgd dan hun relaties. In geval van een aansprakelijkstelling van één van de ketenpartners zal de schade daarom kunnen worden afgewenteld op de agrarische ondernemer.

35 Harmonisatie van beleid

Het geschetste landbouw-, milieu- en voedselbeleid van de EU wordt aangevuld door harmonisatie van beleid op specifieke terreinen. Vooral in verband met het functioneren van de interne markt ('level playing field') zijn tal van gemeen- schappelijke regelingen ontwikkeld, onder meer op het gebied van: plantenziek- ten (fytosanitair), dierziekten (veterinair), dierenwelzijn, intellectueel eigendom (kwekersrecht, fokkerij), natuur en biodiversiteit (bescherming van planten en dieren, waaronder vogels). Deze regelingen vormen een wezenlijk deel van de randvoorwaarden voor de agrarische bedrijvigheid in de praktijk.

3.5 Nieuwe wet- en regelgeving

Hoewel de Europese integratie soms hapert, is de grote lijn niettemin dat het belang ervan (verder) groeit. De rol van de nationale overheid (en daarnaast van provincies, gemeenten, waterschappen, productschappen en dergelijke) moet echter niet worden onderschat, al was het maar omdat die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het EU-beleid. In deze paragraaf lichten we de ontwikke- ling van nieuwe Europese wet- en regelgeving toe. Hierbij onderscheiden we drie fasen: voorbereiding, besluitvorming en implementatie.

Voorbereiding

Europese regelgeving is meestal het resultaat van jaren durende voorbereidin- gen en onderhandelingen. Voorstellen voor nieuwe Europese regels worden door de Europese Commissie ontwikkeld. Dit kan enige maanden tot verschei- dene jaren in beslag nemen, waarbij onderzoek wordt gedaan en belanghebben- den worden gehoord. De Europese Commissie brengt in een aantal gevallen zogenaamde groenboeken (bijvoorbeeld Groenboek hervorming gemeenschap- pelijk visserijbeleid) en witboeken (bijvoorbeeld Witboek Voedselveiligheid) uit, waarin zij haar voorlopige gedachten publiceert en betrokkenen oproept binnen een bepaalde termijn te reageren.

Besluitvorming

Tot december 2009 werden besluiten over het Europese beleid genomen in het kader van de zogenaamde 'pijlerstructuur'. Met het Verdrag van Lissabon zijn de drie pijlers, met hun verschillende besluitvormingsprocedures, als zodanig opgeheven. De vroegere codecisieprocedure is nu uitgangspunt geworden. Volgens deze 'gewone wetgevingsprocedure' beslissen het Europees Parlement

36

en de Raad van de Europese Unie gezamenlijk. De procedure voorziet in twee opeenvolgende lezingen van een voorstel van de Europese Commissie door het Parlement en de Raad. Als de twee medewetgevers het blijvend oneens zijn, wordt een bemiddelingscomité gevormd met vertegenwoordigers van het Parlement en de Raad, die worden bijgestaan door de Commissie om tot over- eenstemming te komen. Deze overeenkomst wordt in derde lezing voorgelegd aan het Parlement en de Raad, met het oog op uiteindelijke goedkeuring. Als de bemiddeling mislukt, is het de Raad verboden om het gemeenschappelijke standpunt te bekrachtigen. Daarmee wordt de druk verhoogd om in de bemid- delingsprocedure tot een akkoord te komen, aangezien anders het wetgevings- proces mislukt.

Door het Verdrag van Lissabon is het Europees Parlement (EP) op veel meer terreinen medewetgever geworden, onder meer op het gebied van landbouw, structuurfondsen en handelsbeleid. Het EP mag nu ook over de hele begroting meebeslissen. Voorheen mocht dit alleen over de 'vrijwillige uitgaven', en bijvoor- beeld niet over de landbouwuitgaven. Voor de nationale parlementen is er een 'gele kaart'-procedure gekomen: als één derde van de nationale parlementen een voorstel van de Europese Commissie afwijst, omdat men vindt dat het beter nationaal dan Europees kan worden geregeld, moet de Commissie haar voor- stellen 'opnieuw in overweging nemen' en, als ze toch doorzet met het voorstel, duidelijk maken waarom dat voorstel nodig is. Er is ook een 'oranje kaart'-proce- dure: als meer dan de helft van alle nationale parlementen een voorstel van de Commissie niet wil, dan moet de Commissie besluiten of het voorstel van tafel gaat. Zet de Commissie alsnog door, dan kan de Raad van Ministers met 55% van de stemmen, of een meerderheid in het Europees Parlement, het hele voor- stel schrappen.

Tijdens het debat over de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon in 2009 heeft de Tweede Kamer gekozen voor de instelling van een parlementair voorbehoud. Dit betekent dat de Tweede Kamer bij belangrijke Europese onder- werpen de regering verzoekt niet in te stemmen met een voorstel voordat het parlement hierover een debat met de regering heeft gevoerd. Concreet bete- kent dit dat de regering de Tweede Kamer extra goed en uitgebreid moet infor- meren over de voortgang van het desbetreffende onderwerp. De zogenaamde BNC-fiches zijn hierbij een belangrijk middel (zie kader 3.5).

37 Implementatie

Om Europese regels effect te laten hebben, moeten de lidstaten soms hun eigen regelingen en wetten aanpassen. De invoering van Europese maatregelen gebeurt meestal door het Nederlandse ministerie dat over het onderwerp van de Europese maatregel gaat. Per geval wordt bekeken hoe een regel wordt omgezet. In sommige gevallen zal de invoering door middel van een formele wet moeten gebeuren, in andere gevallen kan volstaan worden met ministeriële regelingen of besluiten.