• No results found

Aanpassingen voor migranten in de erkende jeugdinterventies

5.Resultaten inventarisatie jeugdinterventies

5.3 Aanpassingen voor migranten in de erkende jeugdinterventies

Zoals uit de voorgaande overzichten blijkt zijn er 30 erkende jeugdinterventies die in meer of mindere mate aanpassingen hebben om migranten te bereiken en te bedienen. Op basis van informatie zoals vermeld op de website van de databank Effectieve Jeugdinterventies zijn de aanpassingen voor migranten in kaart gebracht. We geven hier een beknopt overzicht van de aard van de aanpassingen.

Interventies gericht op opvoedingsondersteuning

De meeste interventies hebben voorlichtings- en cursusmateriaal voor ouders in verschillende talen.

Het programma Stevig Ouderschap heeft alleen een selectievragenlijst in verschillende talen om te bepalen of een gezin in aanmerking komt voor de interventie.

Interventies die gebruik maken van groepsgewijze opvoedingsondersteuning (Opvoeden en zo en Beter omgaan met pubers) zijn gericht op autochtone én allochtone laaggeschoolde ouders. De methode is daarop afgestemd door bijvoorbeeld het gebruik van veel praktische oefeningen en audiovisueel materiaal.

De gezinsgerichte interventies (Home Start en Moeders informeren Moeders) waarbij ondersteuning bij de gezinnen thuis plaatsvindt, maken waar mogelijk gebruik van bezoekers/begeleiders afkomstig uit dezelfde etnische groep als de moeders en die ook de taal spreken van de moeders. De

ondersteuning binnen deze programma’s is daarnaast afgestemd op vragen en behoeftes van de gezinnen.

Binnen de erkende interventies gericht op opvoedingsondersteuning is Beter omgaan met pubers de enige die in de probleemanalyse en theoretische onderbouwing van de interventie ingaat op diversiteit binnen de doelgroep en die ook aannemelijk maakt dat de interventie voor verschillende groepen zal werken.

Eisen aan de interculturele competenties van uitvoerders wordt in geen van de interventies expliciet gesteld.

Interventies gericht op voorkomen van probleemgedrag

Binnen deze categorie zijn vier erkende interventies die alle zeer verschillend van aard zijn. Deze zullen we daarom afzonderlijk beschrijven.

De Gezonde school en genotmiddelen vindt plaats binnen het onderwijs en is gericht op het voorkomen van middelengebruik dor jongeren. De materialen zijn afgestemd op een multiculturele samenstelling van de doelgroep. In de handboek voor leerkrachten worden richtlijnen geboden voor het omgaan met een multiculturele klas.

Home-party is gericht op moeilijk bereikbare allochtone en autochtone ouders die door andere opvoedingsondersteunende activiteiten niet bereikt worden. De Home-party heeft de vorm van een huiskamerbijeenkomst waar een preventiewerker voorlichting geeft over alcohol, drugs, gokken en roken, afgestemd op de vragen en behoeften van de aanwezige ouders. De werker helpt de ouders ook bepaalde opvoedingsvaardigheden te versterken. Voor het werken met allochtone gezinnen kent de methodiek speciale faciliteiten. In de handleiding worden handvatten gegeven voor het werven en werken met deze gezinnen. Ook zijn er materialen in verschillende talen beschikbaar.

Marokkaanse Buurtvaders is ontwikkeld door en voor Marokkanen. Doel van dit project is het terugdringen van overlast door Marokkaanse jongeren. De buurtvaders zijn zelf van Marokkaanse afkomst en willen de veiligheid in de buurt vergroten door de jeugd aan te spreken op verkeerd gedrag en hen te corrigeren. De probleemanalyse en theoretische onderbouwing van het project maken aannemelijk dat de aanpak bij de doelgroep zal werken.

Video-feedback Intervention to Promote Positive Parenting and Sensitive Discipline (VIPP-SD) is gericht op het voorkomen en verminderen van gedragsproblemen bij jonge kinderen door de opvoedingsvaardigheden van ouders te versterken. Vooralsnog is deze interventie gericht op een algemene populatie opvoeders en kinderen. Specifiek voor Turkse gezinnen is momenteel een versie in ontwikkeling.

Interventies voor ontwikkelingsstimulering

In het kader van de onderwijsachterstandenbestrijding zijn veel interventies ontwikkeld voor kinderen in achterstandssituaties (waaronder zich veel allochtone kinderen bevinden). Hierbinnen kan men onderscheid maken tussen gezinsgerichte en centrumgerichte (VVE) programma’s. Alle programma’s zijn gericht op kinderen van laagopgeleide autochtone en allochtone ouders. De probleemanalyse en theoretische onderbouwing van deze interventies zijn dan ook vooral gericht op de invloed van een lage opleiding van de ouders op de ontwikkelingskansen van hun kinderen. De gehanteerde methodieken zijn daar ook op afgestemd.

De centrumgerichte VVE-programma’s (zoals Kaleidoscoop en Piramide) houden in hun aanpak rekening met de tweetalige ontwikkeling van allochtone kinderen en hebben oudermaterialen in verschillende talen.

De gezinsgerichte programma’s (Instapje, Opstapje en Opstap) hebben op meerdere terreinen voorzieningen getroffen om allochtone gezinnen te bereiken en te bedienen. Er wordt binnen deze programma’s zoveel mogelijk gewerkt met paraprofessionals uit dezelfde doelgroep als de gezinnen die ze begeleiden. Deze zogenaamde ‘çontactmedewerkers’ worden ingeschakeld bij de werving van gezinnen en ze begeleiden de gezinnen thuis in de eigen taal. De programmamaterialen zijn

beschikbaar in verschillende talen en aanbevolen wordt om het programma ook in de eigen taal uit te voeren. De methode is geschikt voor zowel geletterde als ongeletterde ouders doordat de schriftelijke materialen weinig tekst en veel illustraties bevatten. Daarnaast doet de contactmedewerkster alle activiteiten voor zodat de moeders kunnen leren door te observeren. Ook in de randvoorwaarden zijn deze programma’s berekend op verschillende groepen: bij het organiseren van groepsbijeenkomsten voor ouders worden tijd en plaats afgestemd op behoeftes van de doelgroep, de contactmedewerkers krijgen ruim de tijd voor de begeleiding van gezinnen, en zij (de contactmedewerksters) krijgen speciale training en begeleiding.

Interventies voor het bevorderen van de sociaal-emotionele ontwikkeling

Binnen deze categorie zijn er twee erkende interventies, namelijk ‘Big brothers big sisters’ en ‘Rots en Water’.

Big Brothers Big Sisters wil kinderen en jongeren ondersteunen zodat zij beter kunnen functioneren in het dagelijks leven. Aanpassingen voor migranten zijn hierbij beperkt tot voorlichtingsmaterialen voor ouders in verschillende talen.

Rots en Water is gericht op het vergroten van de weerbaarheid van jongens van 13 jaar en ouder binnen het onderwijs. Het is volgens de ontwikkelaars met name geschikt voor jongeren die minder verbaal zijn, waaronder allochtone jongeren.

Interventies voor gezondheidsbevordering

Vier interventies zijn gericht op gezondheidsbevordering van jeugdigen.

De interventies Armoede en gezondheid en Bemoeizorg in de jeugdgezondheidszorg worden beide uitgevoerd binnen de jeugdgezondheidszorg. Voor migrantengezinnen zijn de aanpassingen beperkt tot het inzetten van tolken.

Veiligheidsinformatiekaarten is gericht op het geven van voorlichting over kindveiligheid en beschikt over materialen in verschillende talen.

Jump In is gericht op het vergroten van de lichamelijke activiteit en sportdeelname van

basisschoolkinderen in achterstandswijken. Om de inhoud en het materiaal van Jump In te laten aansluiten bij de taal en wensen van kinderen en ouders van verschillende achtergronden

(bijvoorbeeld voor de informatie voor ouders), zijn er focusgroep interviews en pretesten uitgevoerd.

Sommige voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders kunnen ook worden georganiseerd in de eigen taal.

Interventies gericht op seksualiteit

Twee interventies zijn gericht op seksueel gedrag van jongeren.

Girls’ Talk wil voorkomen dat laagopgeleide autochtone en allochtone meisjes riskant seksueel gedrag vertonen. In het programma is rekening gehouden met de culturele diversiteit van de groepen. Dat wil zeggen dat in de werkvormen, de keuze van ondersteunend materiaal en de didactische noties

rekening is gehouden met een diverse culturele samenstelling van de groepen. In het draaiboek en de opleiding voor counselors worden hiervoor handvatten aangereikt. De culturele achtergrond kan een grote rol spelen in de kennis over, attitude ten opzichte van en ervaringen met seksualiteit en relaties van meiden. Zo zijn Antilliaanse meiden in de regel al jong seksueel actief en redelijk open over seksualiteit, terwijl meiden met een islamitische achtergrond nauwelijks seksuele voorlichting hebben genoten en vaak weinig tot geen seksuele ervaring hebben. In principe is het programma geschikt voor alle etnische groeperingen.

Lang leve de liefde 3 is gericht op het bevorderen van de 'seksuele interactiecompetentie' van meisjes en jongens op het VMBO, teneinde hen beter in staat te stellen hun seksuele contacten veilig,

gelijkwaardig en plezierig vorm te geven. Op het VMBO zit een grote en diverse groep multiculturele jongeren. In Lang leve de liefde 3 wordt meer dan voorheen rekening gehouden met multiculturele klassen. Allochtone leerlingen (jongens) hebben vaak meer ervaring met seks, maar hun kennis blijft nogal eens achter. Er is veel aandacht voor verschillen in normen en waarden rond seksualiteit en de dilemma’s die vooral allochtone jongeren op dit gebied hebben. In het leerlingenmateriaal wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan maagdelijkheid, dilemma’s van allochtone meisjes, bijvoorbeeld of je je ouders vertelt dat je verliefd bent of verkering hebt, hoe je aan anticonceptie komt, de risico’s van onbeschermde anale seks.