• No results found

1.2 Ligging 6

1.3 Doel 7

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 8

2.1 Beschrijving toekomstige situatie 8

2.2 Aanpak 9

Hoofdstuk 3 Beleidskader 10

3.1 Rijksbeleid 10

3.2 Provinciaal beleid 11

3.3 Gemeentelijk beleid 13

Hoofdstuk 4 Motivering 18

4.1 Voortoets MER-beoordeling 18

4.2 Landschap en cultuurhistorie 19

4.3 Archeologie 22

4.9 Luchtkwaliteit 26

4.10 Externe veiligheid 27

4.11 Water 27

4.12 Duurzaamheid 28

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid 30

5.1 Economische uitvoerbaarheid 30

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 30

Hoofdstuk 6 Procedure 31

6.1 Coördinatieregeling 31

6.2 Publicatie 31

6.3 Vooroverleg conform artikel 3.1.1 van het Besluit omgevingsrecht 31

6.4 Inspraak en zienswijzen 32

Bijlagen bij de toelichting 33

Bijlage 1 Tekening op schaal 34

Bijlage 2 Landschappelijk inrichtingsplan 36

Bijlage 3 Advies Ervenconsulent 57

Bijlage 4 Beschikking Natuurbeschermingswetvergunning (17 mei 2016) 60

Bijlage 5 Rapportage quickscan flora en fauna 69

Bijlage 6 Vervolgonderzoek flora en fauna 93

Bijlage 7 Ontwerpbesluit omgevingsvergunning 114

Planregels 121

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 122

Artikel 1 Begrippen 122

Artikel 2 Wijze van meten 123

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 124

Artikel 3 Van toepassing verklaring 124

Hoofdstuk 3 Algemene regels 125

3

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel 125

Artikel 5 Algemene gebruiksregels 126

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 127

Artikel 6 Overgangsrecht 127

Artikel 7 Slotregel 128

Bijlagen bij de regels 129

Bijlage 1 Landschappelijk inrichtingsplan 130

4

T oelichting

5

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het perceel Van Teylingenweg 198 in Kamerik heeft de bestemming 'Agrarisch – landschappelijke waarden'. Het perceel omvat het bestaande bouwvlak. Op het perceel is een stal aanwezig gesitueerd aan de rand van het bouwvlak. Naast het bouwvlak ligt een waardevol landschapselement. De gronden van dit waardevol landschapselement hebben de bestemming 'Bos – Waardevol landschapselement'. De gemeente heeft een verzoek ontvangen om het bouwvlak aan te passen en de bestemmingsgrens van de bestemming 'Bos – Waardevol landschapselement' te wijzigen. Dit om voldoende ruimte te bieden voor uitbreiding van de bestaande melkveestal. Met dit wijzigingsplan wordt het agrarische bouwvlak en het bestemmingsvlak 'Bos – Waardevol landschapselement' overeenkomstig aangepast.

De initiatiefnemer heeft een grondgebonden veehouderijbedrijf. Momenteel wordt er samengewerkt in een maatschap met de broer van de initiatiefnemer. Op de planlocatie wordt het jongvee opgefokt en het droogvee gehuisvest. Het is de bedoeling het bedrijf als zelfstandig melkveehouderijbedrijf voort te zetten en de maatschap te beëindigen. In aanvang zullen er ongeveer 75 stuks melkvee met bijbehorend jongvee gehouden worden. Om deze aantal dieren te huisvesten en het dierwelzijn te optimaliseren is

staluitbreiding noodzakelijk.

Vanwege woningen en caravans van derden rondom het bedrijf zijn de uitbreidingsmogelijkheden beperkt.

In eerste instantie lijkt het verlengen van de stal de eerste mogelijkheid, maar dit geeft geen

mogelijkheden voor een juiste indeling m.b.t. dierwelzijn en biedt ook geen ruimte voor een melkstal e.d..

De beste optie om de stal te vergroten is richting de noordzijde waar het waardevolle landschapselement gepositioneerd is. Bij het ontwerp van de stal is rekening gehouden met de noodzakelijke afstanden tot bestaande woningen en caravans.

1.2 Ligging

De planlocatie is gelegen aan Van Teylingenweg 198 te Kamerik en ligt aan de noordkant van Kamerik in het landelijk gebied van Woerden. De locatie is kadastraal bekend onder gemeente Kamerik, sectie L, nummer 930. In de volgende figuur is de topografische ligging van de locatie weergegeven.

Uitsnede topografische k aart locatie.

6

Bron: PDOK viewer.

De locatie is gelegen in het landelijk gebied van gemeente Woerden. De omgeving van de locatie bestaat voornamelijk uit agrarisch polderlandschap. De verkavelingsstructuur betreft een strokenverkaveling met een relatief grootschalige opzet. De onderlinge kavels worden gescheiden door kavelsloten, weteringen en/of lijnen in het landschap.

In de nabije omgeving van de locatie zijn enkele agrarische bedrijven, een niet-agrarisch bedrijf en enkele burgerwoningen gelegen. Wat verder van de locatie zijn enkele burgerwoningen in een bebouwingslint gelegen.

1.3 Doel

Het voorliggende plan heeft als doel om voldoende ruimte te bieden voor:

1. een doelmatige uitbreiding van de bestaande stal;

2. compensatie van een even groot Waardevol landschapselement.

7

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving toekomstige situatie

De initiatiefnemer is voornemens op de locatie de grondgebonden melkrundveehouderij uit te breiden naar een omvang van ongeveer 75 melkkoeien met bijbehorend jongvee. Om de voorgenomen uitbreiding mogelijk te maken is uitbreiding van de huidige stalruimte noodzakelijk. De initiatiefnemer wenst derhalve de bestaande melkveestal uit te breiden.

Een deel van de voorgenomen staluitbreiding komt binnen een gebied te liggen dat is aangemerkt als een waardevol landschapselement. Dit gebied heeft de bestemming 'Bos - Waardevol landschapselement'. Om de gewenste uitbreiding mogelijk te maken is het noodzakelijk een deel van dit gebied te verplaatsen.

Hierbij zal het deel van het waardevol landschapselement dat met de voorgenomen uitbreiding verloren zou gaan volledig worden gecompenseerd aangrenzend aan het huidige waardevol landschapselement.

Om de bouw van de gewenste stal mogelijk te maken is, naast verplaatsing van het waardevol landschapselement, vergroting van het bouwvlak noodzakelijk. Het huidige bouwvlak is ongeveer 0,92 hectare groot. Het is wenselijk het bouwvlak ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling te vergroten naar een omvang van ongeveer 1 hectare.

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een situatietekening gemaakt met daarop de voorgenomen staluitbreiding en het te compenseren landschapselement. In de volgende figuur is een uitsnede van deze tekening opgenomen (niet op schaal) die de gewenste ontwikkeling weergeeft. De situatietekening maakt onderdeel uit van de milieutekening die voor het voorgenomen project is opgesteld.

Voor de volledige milieutekening op schaal wordt verwezen naar bijlage 1 van deze toelichting.

Uitsnede situatietek ening met voorgenomen ontwik k eling.

Bron: DLV Advies.

Voor wat betreft de verplaatsing en compensatie van het waardevol landschappelijke element is door een

8

landschapsdeskundige een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld waarop de gewenste verplaatsing en realisatie van extra landschappelijke elementen is weergegeven. Een uitsnede van deze tekening (niet op schaal) is in de volgende figuur weergegeven. Voor het volledige landschappelijke inrichtingsplan zoals door de landschapsdeskundige is opgesteld wordt verwezen naar bijlage 2 van deze toelichting.

Uitsnede tek ening landschappelijk inrichtingsplan.

Bron: Laneco Landschaps & Ecologisch Advies.

2.2 Aanpak

De plankaart (verbeelding) van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld wordt aangepast. Na deze herziening is het bouwvlak voor het perceel Van Teylingenweg 198 zodanig aangepast dat vergunning kan worden verleend voor de uitbreiding van de bestaande stal.

De herziening beperkt zich tot het vergroten van het agrarische bouwvlak en het aanpassen van de

bestemmingsgrens van het naastgelegen 'Bos – Waardevol landschapselement' en de bestemming 'Water' ten behoeve van het aanleggen van extra water.

9

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de SVIR geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en

mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de SVIR maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door de Rijksoverheid worden ingezet.

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de

internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. De Rijksoverheid brengt het aantal procedures en regels stevig terug en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. Het Rijk wil de beperkte beschikbare middelen niet

versnipperen. Het investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio’s rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen zoekt het Rijk samenwerking met marktpartijen en andere overheden.

Zo lang er geen sprake is van een nationaal belang zal het rijk de beoordeling en uitvoering van ontwikkelingen dus aan de provincies en gemeenten overlaten. De uitgangspunten uit de SVIR zijn juridisch verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro is aangegeven welke gebieden, of projecten, van nationaal belang zijn en aanvullende toetsing behoeven.

Om te bepalen of sprake is van strijdigheid met de belangen uit de SVIR dient daarom verder getoetst te worden aan het Barro. Verdere toetsing aan ruimtelijke en milieutechnische belangen vindt plaats aan het provinciaal beleid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de

inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet.

In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels

opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan

bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

Het besluit bepaalt tevens:

"Voor zover dit besluit strek t tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van k racht is, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerk ingtreding van dit besluit een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."

Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe

ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren.

Het Barro draagt bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal

10

belang en "vermindering van de bestuurlijke drukte". Belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen worden door het Barro op voorhand onmogelijk gemaakt.

Daar staat tegenover dat de regelgeving voor lagere overheden weer wat ingewikkelder is geworden.

Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een nieuwe, dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen.

In het Barro zijn de projecten van nationaal belang beschreven. Deze projecten zijn in beeld gebracht in de bij het Barro behorende kaarten. De locatie is niet in een van de aangewezen projectgebieden gelegen.

Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van strijdigheid met de nationale belangen.

3.1.3 Ladder duurzame verstedelijking

Ingevolgde artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de zogenaamde Ladder voor duurzame verstedelijking, dient de toelichting bij een bestemmingsplan, waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt maakt, een beschrijving te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Een stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd:

"ruimtelijk e ontwik k eling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van k antoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijk e voorzieningen."

Bij de voorgenomen ontwikkeling is, op basis van deze definitie, geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Verdere toetsing aan de Ladder duurzame verstedelijking is daarmee niet vereist.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie

De provincie Utrecht heeft op 12 december 2016 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (herijking 2016) vastgesteld. De structuurvisie bevat de visie van de provincie op het ruimtelijk beleid in hoofdlijnen en biedt de kaders voor de verdere beleidsontwikkelingen.

Het grondgebied van de provincie is opgedeeld in verschillende typen gebieden waarbij per (deel)gebied eigen beleidsuitgangspunten gelden. Zoals te zien in de volgende figuur is de locatie gelegen in een gebied dat is aangemerkt als 'Westelijk Veenweidegebied'.

Het Westelijk veenweidegebied (in het Groene Hart) is overwegend open agrarische weidegebieden waarin de verschillende fasen van de ontginning helder leesbaar zijn, met patronen en structuren die door de eeuwen heen nagenoeg ongewijzigd zijn gebleven. Grote delen ervan zijn daarom cultuurhistorisch waardevol.

Net zoals overal in het landelijk gebied van de provincie wordt ook hier gewoond en gewerkt. Toch stralen deze gebieden rust en ruimte uit. Ze lenen zich daarom vooral voor rustige vormen van recreatie, zoals wandelen, fietsen, kanoën en toervaren. Dankzij de openheid en hoge waterpeilen zijn delen van deze gebieden in trek bij weidevogels. De kracht voor de natuur ligt verder vooral besloten in de rijkdom aan water, moerasgebieden en natte graslanden. In het gebied liggen daarom belangrijke toekomstige natuurgebieden uit het Akkoord van Utrecht.

Er zijn twee belangrijke uitdagingen in de veenweidengebieden: het bieden van ruimte voor de ontwikkeling van de melkveehouderij, inclusief schaalvergroting, en het substantieel afremmen van de bodemdaling.

Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van schaalvergroting van een melkveehouderij. Dit past binnen de uitgangspunten van het veenweidegebied, mits de ontwikkeling de maatregelen tegen bodemdaling niet in de weg zal staan. De voorgenomen ontwikkeling zal geen nadelige invloed hebben op de

bodemgesteldheid en/of de waterhuishouding. De ontwikkeling zal de maatregelen tegen bodemdaling daarmee niet in de weg staan.

11

De locatie is daarnaast gelegen in de cultuurhistorische hoofdstructuur waarbij het gebied waarin de locatie is gelegen is aangemerkt als 'Agrarisch cultuurlandschap'.

Het agrarisch cultuurlandschap ligt in het Groene Hart. Vanwege de historisch kenmerkende gebouwen, structuren, bebouwingslinten, landschappen en verkavelingspatronen, vindt de provincie het belangrijk dat cultuurhistorische waarden bij de planontwikkeling een rol spelen. Daarom verdienen de cultuurhistorische waarden van deze agrarische cultuurlandschappen aandacht in ruimtelijke plannen. Het gaat bijvoorbeeld om natuurontwikkeling, veranderende kernranden, functieverandering van vrijkomende agrarische

gebouwen en percelen, en agrarische schaalvergroting.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in schaalvergroting van een agrarisch bedrijf. Daarbij wordt een landschappelijk waardevol element voor een deel verplaatst. Het landschapselement wordt daarbij geheel gecompenseerd. Hiermee wordt de historische waarde van het betreffende landschappelijke element niet geschaad.

Gezien het voorgaande kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de

beleidskaders zoals zijn verwoord in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (herijking 2016) van de provincie Utrecht.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Op 12 december 2016 heeft de provincie Utrecht, tegelijkertijd met de Provinciale Ruimtelijke

Structuurvisie, de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 Provincie Utrecht (herijking 2016) vastgesteld.

De verordening bevat een vertaling van het ruimtelijke beleidskader uit de structuurvisie naar concrete regels, waarmee de ruimtelijke beleidsvisie van de provincie juridisch is verankerd.

Ten aanzien van agrarische bedrijven gelden vanuit de verordening specifieke regels. Deze zijn afhankelijk van het gebied waarin een bedrijf is gelegen. De locatie is gelegen in een gebied dat is aangemerkt als 'Agrarische bedrijven'. Binnen dit gebied mogen agrarische bedrijven in feite groeien tot een omvang van maximaal 1,5 hectare. Grondgebonden agrarische bedrijven mogen in dit gebied, onder voorwaarden, groeien tot maximaal 2,5 hectare.

Het huidige bouwvlak is ongeveer 0,92 hectare groot. Bij de gewenste ontwikkeling zal het bouwvlak ter plaatse worden uitgebreid naar ongeveer 1 hectare. Het bouwvlak zal daarmee niet groter worden dan 1,5 hectare, wat past binnen de mogelijkheden uit de verordening. Als voorwaarde daarbij geldt dat gehouden dieren op niet meer dan één bouwlaag gehouden mogen worden. Dit is bij de gewenste ontwikkeling ook niet het geval, waarmee de gewenste omvang en uitbreiding past binnen het beleid uit de verordening.

De locatie is gelegen in de cultuurhistorische hoofdstructuur, nader gespecificeerd als een agrarisch cultuurlandschap. Het agrarisch cultuurlandschap is vervolgens weer onderverdeeld in verschillende deelgebieden. De locatie is gelegen in het deelgebied 'Kockengen-Kamerik-Zegveld'.

Het gebied Kockengen-Kamerik-Zegveld is een typisch twaalfde-eeuws cope-ontginningslandschap dat nog behoorlijk intact is. Het is een schoolvoorbeeld van onder centrale regie uitgevoerde, zeer regelmatige cope-ontginning en vormt (met het in Zuid-Holland doorlopende deel) het grootste aaneengesloten complex daarvan in Nederland. Het betreft een binnen Europa unieke veenontginning, met vaste dieptematen, een regelmatig patroon van (veelal verbrede) sloten en een ritme van (dwars)kaden en boerderijlinten met oriëntatie op de ontginningsbasis. Zowel enkelzijdige als dubbelzijdige linten komen voor, met een veelal half open karakter. Er worden drie deelgebieden onderscheiden: het schaakbordpatroon van zeer

regelmatige ontginningsblokken rond Kockengen (cope), de waaiervormige verkaveling van Zegveld (opstrek) en het gebied rond Kamerik met ten opzichte van de ontginningsbasis verschoven boerderijlinten.

De locatie is daarnaast gelegen in het Groene Hart. Voor het landschap Groene Hart wil de provincie de volgende kernkwaliteiten behouden:

1. openheid;

2. (veen)weidekarakter (inclusief strokenverkaveling, lintbebouwing, etc.);

3. landschappelijke diversiteit;

4. rust & stilte.

Bij ontwikkelingen in het landschap van het Groene Hart staat het bevorderen van de diversiteit op het

12

schaalniveau van de verschillende typen landschap centraal. Daarbij dienen de kernkwaliteiten gerespecteerd en benut te worden om de contrasten tussen de verschillende typen landschap te behouden.

Van belang is dat de ontwikkeling geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het gebied. De voorgenomen wijziging is beperkt van omvang, er komen na wijziging geen gebouwen en geen opslag buiten het bouwvlak te liggen. De bebouwing wordt weliswaar in de breedte uitgebreid maar daar staat tegenover dat het waardevol landschapselement wordt verplaatst. In de bestaande situatie is al sprake van een zekere clustering van bebouwing waardoor de openheid en het karakteristiek verkavelingspatroon niet onevenredig wordt aangetast. Daarmee zal geen sprake zijn van aantasting van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Gezien het voorgaande kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de regels zoals zijn opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 Provincie Utrecht (herijking 2016) van de provincie Utrecht.

3.2.3 Landschapsverordening provincie Utrecht

Op 19 september 2016 heeft de provincie Utrecht de Landschapsverordening provincie Utrecht vastgesteld.

In deze verordening gelden aanvullende bepalingen met betrekking tot wijzigingen aan het landschap.

Daarbij zijn voor bepaalde ontwikkelingen in bepaalde gebieden ontheffingen of aanvullende vergunningen nodig.

In de verordening zijn aanvullende bepalingen opgenomen voor kleinschalige landschappelijke elementen.

Deze bepalingen hebben echter uitsluitend betrekking op gebieden die specifiek als kleinschalige landschappelijke elementen zijn aangemerkt. Het voor een deel te verplaatsen landschapselement is niet als zodanig aangemerkt, waarmee bij de voorgenomen ontwikkeling geen aanvullende bepalingen van toepassing zijn ten aanzien van kleinschalige landschappelijke elementen.

Verder gelden aanvullende bepalingen voor het dempen van waardevolle sloten. Voor het dempen van waardevolle sloten is een ontheffing en/of een aanvullende vergunning nodig. Deze bepalingen zijn echter niet van toepassing voor werkzaamheden binnen een bouwvlak. Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van werkzaamheden binnen een agrarisch bouwvlak, waarmee de aanvullende bepalingen niet van

toepassing zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Hiermee kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de bepalingen zoals zijn opgenomen in de Landschapsverordening provincie Utrecht van de provincie Utrecht.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie Woerden 2009-2030

De gemeente Woerden heeft in juli 2009 de Ruimtelijke Structuurvisie Woerden 2009-2030 vastgesteld. In 2013 heeft de gemeenteraad besloten de structuurvisie op een aantal punten aan te passen. De

belangrijkste wijzigingen sinds het vaststellen van de structuurvisie in 2009 vloeien voort uit het motto van de huidige gemeenteraad. Dit motto luidt: slanke overheid, sterke samenleving.

De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid van de gemeente op hoofdlijnen. De structuurvisie is niet juridisch bindend, maar biedt het ruimtelijk kader bij het opstellen van bestemmingsplannen, waarin de beleidsuitgangspunten worden vastgelegd.

Vanuit de visie is de locatie gelegen in een agrarisch gebied. Het veenweidegebied biedt veel ruimte aan

Vanuit de visie is de locatie gelegen in een agrarisch gebied. Het veenweidegebied biedt veel ruimte aan

GERELATEERDE DOCUMENTEN