• No results found

2010 2011 2012 2013 2014 2015 Aandeel niet-westerse allochtonen

In document Arbeidsmarktanalyse VO (pagina 38-40)

In dit hoofdstuk belichten we de kansen en bedreigingen die ontstaan naar aanleiding van

2010 2011 2012 2013 2014 2015 Aandeel niet-westerse allochtonen

van totale uitstroom (%)

6,8 6,8 6,0 6,2 6,8 6,6

Aandeel personen onder 35 jaar van totale uitstroom (%)

27,6 26,6 27,1 27,4 25,2 24,6

Aandeel personen 55 jaar en ouder van totale uitstroom (%)

40,4 43,4 43,6 42,8 44,6 46,4

Bron: Kennisopenbaarbestuur.nl

Uit onderzoek onder uitstromend onderwijzend personeel blijkt dat ze van baan wisselen wegens de aard van het werk zelf (30 procent), de werkomstandigheden (31 procent), de organisatie (24 procent) of om andere redenen. Uitstromend leidinggevend personeel noemt de aard van het werk (48 procent) of de organisatie (43 procent) als een pushfactor.55

Pensionering is een belangrijk aandeel van de uitstroom. In Figuur 2.4 is de leeftijdsontwikkelingen van leraren gevisualiseerd voor de huidige en de toekomstige situatie. Te zien is dat er in 2017 een grote piek aan 50-plussers is, die de komende tien tot vijftien jaar met pensioen gaan. In 2022 is deze piek al kleiner geworden en in 2027 is deze nagenoeg verdwenen.

Figuur 2.4 Ontwikkeling leeftijdsverdeling leraren in het vo in 2017, 2022 en 2027 in het positieve conjunctuurscenario 56

Bron: CentERdata De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel po, vo en mbo 2017-2027. Figuur 18, blz 20. SWOT : Uitstroom personeel

Ongeveer 7,5 procent van het personeelsbestand stroomde in 2015 uit. Het aandeel personeelsleden jonger dan 35 jaar neemt de afgelopen jaren in de uitstroom af.

55

Lubberman J., Kessel N. van, Wester M., Mommers A. (2013) Arbeidsmarktanalyse Voortgezet Onderwijs. Nijmegen: ITS Radboud Universiteit.

56

Adriaens H., Fontein P., Uijl M. den, Vos K. de (2017) De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel po, vo en mbo 2017-2027 Tilburg: CentERdata.

SWOT: Uitstroom personeel

Threat: Redenen om het onderwijs te verlaten en de loopbaan buiten het vo voort te zetten zijn de

aard van het werk zelf, de werkomstandigheden en de organisatie. Met name deze laatste twee redenen zijn punten waar een schoolbestuur invloed op kan uitoefenen.

Threat: Het voortgezet onderwijs heeft te maken met vergrijzing. Over 10 tot 15 jaar wordt een

piek in de uitstroom van oudere leraren verwacht, schoolbesturen dienen zich daar nu op voor te bereiden.

2.2.3 Uitstroom beginnende leraar

DUO deed in 2014 onderzoek57 naar de uitstroom van de beginnende leraren, in de eerste vijf jaar dat zij voor de klas staan. Hierbij wordt door DUO onderscheid gemaakt in drie typen uitstroom:

 Uitstroom uit de sector (hierbij kan een leraar dus nog wel in een andere onderwijssector aan het werk zijn gegaan, bijvoorbeeld van voortgezet naar middelbaar beroepsonderwijs);

 Uitstroom uit het beroep (hierbij kan een leraar dus nog wel in een andere onderwijsfunctie aan de slag zijn);

 Uitstroom uit het onderwijs (deze leraar heeft het onderwijs helemaal verlaten en heeft een baan buiten de onderwijssector gevonden).

Het eerste jaar is het meest bepalend voor de uitstroom van beginnende leraren uit de vo-sector: ruim 20 procent van de leraren is binnen één jaar uitgestroomd uit de sector. Na vijf jaar is dit percentage opgelopen tot 31 procent. Hierbij is nauwelijks verschil in uitstroom tussen mannen en vrouwen. Daarnaast is er ook geen verschil naar omvang van de school. Het schooltype daarentegen laat wel enige verschillen zien in de uitstroom. Brede scholengemeenschappen hebben de laagste uitstroom. De uitstroom is iets hoger op vmbo-scholen en havo/vwo-scholen.

In de begeleiding van de startende leraar signaleerden Van de Grift en Helms-Lorenz (2014) vier gebieden waarop iets gedaan kan worden om de uitstroom te verminderen.58 Dit betreft de werkdruk, de school enculturatie (het introduceren in het reilen en zeilen van de schoolorganisatie), de

professionele ontwikkeling en de begeleiding in de klas. De resultaten van het onderzoek tonen aan dat als aan alle vier de componenten aandacht wordt gegeven, de kans het grootst is dat beginnende leraren behouden blijven voor het onderwijs.

Uit onderzoek in het primair onderwijs blijkt dat inductieprogramma’s voor startende leraren59

het meest effectief zijn wanneer er sprake is van:

1. Leerzaam werk met een daarbij passende werkdruk; 2. Aandacht voor de schoolcultuur en het schoolbeleid;

57

Factsheet Uitstroom van beginnende leraren, platform beleidsinformatie OCW/DUO (oktober, 2014). 58

Van der Grift, Helms-Lorenz & Maulana, ’Begeleiding van beginnende leraren’, RUG (2014). 59

Wessels, K. & de Haan, D. (2015), Begeleiding en professionalisering van startende leerkrachten in het primair onderwijs. Rapportage

3. Begeleiding d.m.v. professionele ontwikkelingsplannen; 4. Feedback en coaching naar aanleiding van observaties; 5. Intervisie met collega’s;

6. Begeleiding door een coach.

Uiteindelijk is het ook van belang dat begeleiding van startende leraren of dat inductieprogramma’s onderdeel worden van het HRM-beleid op de school, en niet instrumenteel worden ingezet. Het dient te zijn ingebed in de professionele omgeving, zodat de begeleiding gewaarborgd is.

SWOT Uitstroom beginnende leraar

Threat: De uitstroom onder beginnende leraren is hoog. Ongeveer 20% van de beginnende

leraren is binnen één jaar uitgestroomd uit de sector.

Opportunity: Beginnende leraren blijven iets vaker behouden voor het onderwijs als ze begeleid

worden op het gebied van werkdruk, school enculturatie (het introduceren in het reilen en zeilen van de schoolorganisatie), professionele ontwikkeling en begeleiding in de klas.

2.2.4 Potentiële uitstroom

Naast de daadwerkelijke uitstroom (Tabel 2.2) is er ook de potentiële uitstroom van personeel dat op zoek is naar een andere functie, al dan niet binnen de sector. Een kwart van de jonge werknemers tussen 25 en 34 jaar zoekt een andere functie en slechts een deel van deze groep (11 procentpunt) zoekt een andere functie in vo-sector.

In totaal is ruim een kwart van het onderwijzend en het leidinggevend personeel op zoek naar een andere functie, een op de tien zoekt deze functie buiten het vo. Het aandeel onderwijs ondersteunend personeel (oop) en ondersteunend en beheerspersoneel (obp) dat een andere functie zoekt is kleiner, circa 6 procent van de ondersteunende functies zoekt deze functie buiten het vo (Figuur 2.5).

Figuur 2.5 In het afgelopen jaar (2015) op zoek naar een andere baan/functie, naar functie

In Figuur 2.6 is voor de docenten het aandeel te zien dat op zoek is naar een ander baan of functie, uitgesplitst naar het aantal jaren dat ze werkzaam zijn binnen het vo. Het aandeel dat een andere

7%

6%

8%

5%

4%

2%

11%

12%

6%

7%

9%

10%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

obp (n=204)

oop (n=288)

onderwijzend personeel (n=2663)

management (n=313)

In document Arbeidsmarktanalyse VO (pagina 38-40)