5 Conclusie & Discussie
5.2 Beperkingen & Vervolgonderzoek
5.2.2 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek en voor de praktijk
Tijdens dit onderzoek is gebleken dat er verscheidene mogelijkheden zijn voor vervolgonderzoek. Het eerste wat opviel tijdens dit onderzoek is dat ondernemingen in Europa meer non-GAAP cijfers publiceren bij een hoge winst. In de Verenigde Staten is dit precies tegenovergesteld, zoals ook werd aangeduid in het onderzoek van Marques (2006). Om die reden kan het vervolgonderzoek zich richten op de vraag hoe dit tot stand komt en wat hiervan de oorzaak is.
44
Daarnaast is het aan te raden bij een vervolgonderzoek meer ondernemingen te betrekken welke verschillen in omvang. Het vervolgonderzoek kan dan focussen op het feit of er ook verschillen zitten tussen grote en kleine ondernemingen in het publiceren van non-GAAP cijfers.
Vervolgens is het mogelijk om bij vervolgonderzoek niet alleen te focussen op de eerste tien prestatie-indicatoren in het persbericht, maar om alle prestatie-indicatoren mee te nemen. Hierdoor wordt de data uitgebreid en kan er een betere uitspraak worden gedaan over de mate van gebruik van non-GAAP cijfers.
Ook is het aangeraden om bij een vervolgonderzoek specifiek te kijken wat de impact is op de relatie tussen winst en de mate van gebruik van non-GAAP cijfers, als een onderneming door veel analisten wordt gevolgd. Uit het onderzoek van Guillamon-Saorin et al (2012) en Bewley en Li (2000) komt naar voren dat ondernemingen betere resultaten publiceren in de persberichten. De vraag is of dit ook het geval is als een onderneming door weinig analisten wordt gevolgd. Daarnaast is het interessant om te kijken hoe groot het verschil is tussen ondernemingen die door veel analisten worden gevolgd en ondernemingen die door weinig analisten worden gevolgd.
Een mogelijke aanbeveling voor de praktijk komt vanuit de causaliteitscheck. Hieruit blijkt namelijk dat het publiceren van non-GAAP cijfers zorgt voor een hogere EPS. Dit betekent dat ondernemingen die een (te) lage EPS hebben behaald, meer non-GAAP cijfers moeten publiceren om de EPS te verhogen.
Tot slot blijkt uit de regressie analyse dat ondernemingen met een hoge EPS meer non-GAAP cijfers publiceren, maar dat dit echter afneemt als de onderneming omvangrijker wordt. Uit de causaliteitsanalyse blijkt dat meer gebruik van non-GAAP cijfers zorgt voor een hogere EPS en dat dit verband wordt versterkt als een onderneming omvangrijker is. Hieruit blijkt dat een onderneming, die een snelle groei wil hebben in EPS en van grote omvang is, meer non-GAAP cijfers moet publiceren. Derhalve is de aanbeveling vanuit dit onderzoek voor omvangrijke ondernemingen om meer non-GAAP cijfers te publiceren om zo meer EPS te genereren wat vervolgens weer zorgt voor meer publicaties van non-GAAP cijfers.
45
REFERENTIES
Aerts, W., (2005). Picking up the pieces: impression management in the retrospective attributional framing of accounting outcomes. Accounting, organizations and society 30: 493 – 517.
Ahmed, K., en Courtis, J., (1999). Associations between corporate characteristics and diclosure levels in annual reports: a meta-analysis. British accounting review 31: 35 – 61.
Bewley, K., Li, Y., (2000). Disclosure of environmental information by Canadian manufacturing companies: A voluntary disclosure perspective. Advances in environmental accounting & management 1: 201 – 226.
Bhattacharya, N., Black, E.L., Christensen, T.E., Mergenthaler, R.D., (2004) Empirical evidence on recent trends in pro forma reporting. Accounting horizons 1: 27 – 43.
Black, D.E. , Christensen, T.E., (2009). US Managers’ use of pro forma adjustments to meet strategic earnings targets. Journal of business, finance & accounting 36: 297 – 326.
Bosse, D.A., Phillip, R.A., (2016). Agency theory and bounded self-interest. Academy of management review 41: 276 – 297.
Bowen, R.M., Davis, A.K., Matsumoto, D.A., (2005). Emphasis on pro forma versus GAAP earnings in quarterly press releases: determinants, SEC intervention, and market reaction. The accounting review 80: 1011 – 1038.
Bradshaw, M.T., Sloan, R.G., (2002). GAAP versus the street: an empirical assessment of two alternative definitions of earnings, Journal of accounting research 40: 41 – 66.
Brouwer, A.J., (2013). ‘Profit, performance, perception’: a research into the use of alternative performance measures in the European Union. Geraadpleegd
46
Brown, N.C., Christensen, T.E., Elliott, W.B., (2012). The timing of quarterly ‘pro forma’ earnings announcements. Journal of business finance & accounting 39: 351 – 359.
Brown, L.D., Shivakumar, K., (2003). Comparing the value relevance of two operating income measures. Review of accounting studies 8: 561 – 572.
Cheng, C.S.A., (2016). Discussion of ‘IFRS non-GAAP earnings disclosures and fair value measurements. Accounting and finance 56: 99 – 112.
Christensen, T.E., Drake, M.S., Thornock, J.R., (2014) Optimistic reporting and pessimistic investing: Do pro forma earnings diclosures attract short sellers? Contemporary accounting research 31: 67 – 102.
Cohn, M., (2016). SEC questions widespread use of non-GAAP measures. Accounting today Debits & Credits: April 18, 2016.
Coleman, D., Usvyatsky, O., (2015). Trends in Non-GAAP Disclosures. Audit analytics: http://www.auditanalytics.com/blog/trends-in-non-gaap-disclosures/ Geraadpleegd d.d. 13-11-2016.
Committee of European Securities Regulators. (2005). CESR Recommendations on Alternative Performance Measures. Geraadpleegd D.D. 29-9-2016 middels:
https://www.esma.europa.eu/system/files_force/library/2015/11/05-484.pdf?download=1
Cormier, D., Lapointe-Antunes, P., Magnan, M., (2011). Revisiting the relevance of reliability of non-GAAP reporting: the case of the income trusts. Contemporary Accounting Research 28: 1585 – 1609.
Curtis, A.B., McVay, S.E., Whipple, B.C., (2014). The disclosure of non-GAAP earnings information in the presence of transitory gains. The accounting review 89: 933 – 958.
Doyle, J.T., Jennings, J.N., Soliman, M.T., (2013). Do managers define non-GAAP earnings to meet or beat analyst forecasts? Journal of accounting and economics 56: 40 – 56.
47
EFRAG, (2009). Performance reporting: A European discussion paper. Pro-active accounting activities in Europe.
Eisenhardt, K.M., (1989). Agency Theorie: An assessment and review. Acadamy of management review 14: 57 – 74.
Elshafie, E., Yen, A., Yu, M., (2010). The association between pro forma earnings and earnings management. Review of accounting and finance 9: 139 – 155.
Entwistle, G.M., Fetlham, G.D., Mbagwu, C., (2012). Credibility attributes and investor perceptions of Non-GAAP earnings exclusions. Accounting perspectives 11: 229 – 257.
ESMA (2015). ESMA Guidelines on Alternative Performance
Measures: https://www.esma.europa.eu/press-news/esma-news/esma-publishes-final-guidelines-alternative-performance-measures geraadpleegd d.d. 5-8-2016
European Securities and Markets Authority, (2015). ESMA Guidelines on alternative performance measures. Geraadpleegd d.d. 29-9-2016 Middels:
https://www.esma.europa.eu/sites/default/files/library/2015/10/2015-esma-1415en.pdf
Francis, J.R., Khurana, I.K., Pereira, R., (2005) Disclosure incentives and effects on cost of capital around the world. The accounting review 80: 1125 – 1162.
Guillamon-Saorin, E., (2010). Press release disclosures in Spain and the UK. International business review 19: 1 – 15.
Guillamon-Saorin, E., Osma, B.G., Stones, M.J., (2012). Opportunistic disclosure in press release headlines. Accounting and business research 42: 143 – 168.
Hitz, J.M., (2010). Press release disclosure of ‘pro forma’ earnings metrics by large German corporations – empirical evidence and regulatory recommendations. Accounting in Europe 7: 63 – 86.
Isidro, H., Marques, A., (2013). The effects of compensation and board quality on non-GAAP diclosures in Europe. The international journal of accounting 48: 289 – 317.
48
Isidro, H., Marques, A., (2015). The role of institutional and economic factors in the strategic use of non-GAAP disclosures to beat earnings benchmarks. European accounting review 24: 95 – 128.
Kiosse, P., V., (2009). Discussion of US Managers’ use of ‘pro forma’ adjustments to meet strategic targets. Journal of business finance & accounting 36: 327 – 335.
Lo, K., Ramos, F., Rogo, R., (2017). Earnings management and annual report readability. Journal of accounting and economics 63: 1 – 25.
Lougee, A.B., Marquardt, C.A., (2004). Earnings informativeness and strategic disclosure: an empirical examination of “pro forma” earnings. The accounting review 79: 769 – 795.
Marques, A., (2006). SEC interventions and the frequency and usefulness of non-GAAP financial measures. Review of accounting studies 4: 549 – 574.
Merton, R.K., (1948). The self-fulfilling prophecy. The Antioch review 8: 193 – 210.
Miller, J.S., (2009). Opportunistic disclosures of earnings forecasts and non-GAAP earnings measurements. Journal of business ethics 89: 3 – 10.
Siegel, M., (2016). FASB: For the investor: The use of non-GAAP
metrics: http://www.fasb.org/jsp/FASB/Page/SectionPage&cid=1176164442130
Geraadpleegd D.D. 26-7-2016
US SEC (2016). Non-GAAP financial
measures https://www.sec.gov/divisions/corpfin/guidance/nongaapinterp.htm
Geraadpleegd D.D. 27-5-2016.
Venter, E.R., Emanuel, D., Cahan, S.F., (2014). The value relevance of mandatory non-GAAP earnings. Abacus 50: 1 – 24.
49
Vijitha, P., Nimathalasan, B., (2014). Value relevance of accounting information and share price: A study of listed manufacturing companies in Sri Lanka. Merit research journal of business and management 2: 1 – 6.
Young, S., (2014). The drivers, consequences and policy implications of non-GAAP earnings reporting. Accounting and business research 44: 444 – 465.
50
APPENDIX A LIJST ONDERNEMINGEN
Onderneming Land code
A P Moller - Maersk A DK
Air Liquide FR
Airbus Groupe SE FR
Associated British Foods GB
AstraZeneca GB Atlas Copco A SE BASF DE BG Group GB BHP Billiton GB BMW DE BP GB BT Group GB Bayer AG DE
British American Tobacco GB
Christian Dior FR Compass Group GB Continental DE Daimler AG DE Danone FR Deutsche Post DE Deutsche Telekom DE Diageo GB E.ON DE
Electricite de France (EDF) FR
Enel IT Eni IT Ericsson B SE GlaxoSmithKline GB Glencore GB Heineken NV NL
Henkel Kgaa ORD DE
Hennes & Mauritz B SE
Iberdola ES
Imperial Tobacco Group GB
Inditex ES Koninklijke Philips NV NL L'Oreal FR LVMH FR National Grid GB Nestle CH Nokia FI Novartis (REGD) CH Novo-Nordisk B DK Orange FR
Reckitt Benckiser Group GB
Richemont A (Br) CH
Rio Tinto GB
Roche Hldgs (GENUS) CH
Royal Dutch Shell A GB
SABMiller GB
SAP DE
Sanofi FR
51 Shire GB Siemens AG DE Statoil ASA NO Syngenta CH Telenor A/S NO Tesco GB Total FR Unilever GB Vinci FR Vivendi FR Vodafone Group GB Volkswagen DE WPP GB
52
APPENDIX B AFSPRAKEN DATAVERZAMELING
Appendix Afspraken DataverzamelingAan Lezers van het onderzoek
Van Mark Beuker, Leon Zwakenberg, Jelte Eppinga, Liset Pepping & Tom van der Woude
Datum 15 November 2016
Betreft Afspraken omtrent de dataverzameling
Note vooraf:
Voor de dataverzameling van de afhankelijke variabele, zijn de prestatiemaatstaven in de persberichten door vijf studenten geclassificeerd voor 73 ondernemingen voor de periode 2011 tot en met 2015. Hiervoor zijn afspraken gemaakt omtrent het verzamelen van deze gegevens. Deze afspraken zijn vastgesteld naar aanleiding van twee bijeenkomsten gehouden op 14 oktober 2016 en 3 november 2016. De gemaakte afspraken zullen hier worden uiteengezet en bestaan uit de volgende punten:
• Afspraken omtrent de definitie van de prestatiemaatstaven (inclusief de vijf categorieën).
• Afspraken wanneer prestatiemaatstaven wel en niet meegenomen worden (met betrekking tot eventuele dubbeltellingen).
• Afspraken inzake alinea indeling (in het kader van de ranking).
• Afspraken omtrent het steekproefsgewijs controleren van elkaars dataverzameling
Definitie prestatiemaatstaf
Voor dit onderzoek dient een prestatiemaatstaf aan de volgende vijf punten te voldoen:
• Is een financiële maatstaf die iets zegt over de prestaties van een onderneming. Dit is te herleiden naar de winst- en verliesrekening van de onderneming in plaats van de balans (uitzondering: tenzij een ratio);
• Moet gebaseerd zijn op geldeenheden en procentuele veranderingen (eveneens in geld); • Moet betrekking hebben op het betreffende boekjaar en geen toekomst;
• Moet allen een prestatiemaatstaf gerelateerd zijn aan de onderneming zelf en niet aan de markt (meerde bedrijfsonderdelen zijn toegestaan);
• Moet gerelateerd kunnen worden aan één van de vijf categorieën. In de categorie other kunnen alleen ratio’s vallen die niet in de vier andere categorieën passen.
53
“Een GAAP prestatiemaatstaf die voldoet aan de gestelde eisen van de jaarrekening onder de IFRS-standaarden”.
Voor de non-GAAP prestatiemaatstaven hanteren wij de volgende definitie (Bowen et al., 2005):
“Een non-GAAP prestatiemaatstaf geeft de resultaten weer die essentiële componenten uitsluiten van de GAAP resultaten’’.
Het verschil tussen de prestatiemaatstaven vindt dus zijn oorsprong in het feit of deze verplicht in de jaarrekening opgenomen dient te worden (GAAP) of niet (non-GAAP). Wanneer bijvoorbeeld Sales twee keer in een persbericht is opgenomen, eenmaal als bedrag en eenmaal als constant exchange rate, dan dient de eerste opgenomen te worden als GAAP en de tweede als non-GAAP.
Op basis van de hierboven aangegeven uitleg, ziet de indeling van de prestatiemaatstaven er als volgt uit, de ingevulde maatstaven zijn voorbeelden uit de data van dit onderzoek:
GAAP Non-GAAP
Income-based Net income Upstream EBITDA
Revenue-based Sales Organic growth
Cashflow-based Operating cashflow Free cashflow
Share-based Dividend per share Non-IFRS diluted EPS
Other Deferred tax assets
recognised
Net liquidity in Automotive Division
Voor de categorisatie is gebruik gemaakt van de definities die gegeven zijn in de IFRS.
Opnemen van de prestatiemaatstaf
Een prestatiemaatstaf is meegenomen als deze betrekking heeft op het volledige jaar. Hierbij is een prestatiemaatstaf die betrekking heeft op verschillende sectoren, landen of segmenten meerdere keren meegenomen. Indien er ook gegevens van enkel Q4 zijn gepubliceerd, zijn deze buiten beschouwing gelaten en eveneens resultaten uit tabellen. De regel voor gebroken boekjaren is: het jaar waarin het gebroken boekjaar eindigt is het verslaggevingsjaar. Wanneer
54
een gebroken boekjaar eindigt op 31-03-2015, hebben wij dit persbericht meegenomen voor het jaar 2015.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat wij enkel de cijfers van het afgelopen boekjaar geclassificeerd hebben en dus niet de toekomstige cijfers. Hier is voor gekozen, omdat de toekomstige cijfers een onzekerheid met zich mee brengen die wij niet in ons onderzoek willen verwerken.
Daarnaast is uit de bijeenkomsten naar voorgekomen dat prestatiemaatstaven in sommige gevallen meerdere keren worden uiteengezet. Ter voorkoming van dubbeltellingen zijn de volgende afspraken gemaakt. Wanneer een prestatiemaatstaf nogmaals in een persbericht is toegelicht wordt deze niet meegenomen. Tenzij de prestatiemaatstaf voor de groep en voor een bedrijfsonderdeel wordt toegelicht wordt deze wel twee keer meegenomen.
Afspraken alinea indeling en ranking prestatiemaatstaven
Voor de ranking is het onderzoek van Bowen et al. (2005) gevolgd. Dit model meet de ranking van de emphasisscore op twee manieren. Ten eerste kijkt het model naar de locatie van de prestatiemaatstaf in het persbericht. Hierdoor krijgt elke prestatiemaatstaf een score van 4 tot en met 1 toegedeeld, waarbij 4 de hoogste en 1 de laagste emphasisscore is. Door de uitkomst van de emphasis te meten zal het absolute belang van elke prestatiemaatstaf inzichtelijk zijn. Ten tweede kan de emphasisscore inzicht geven in de emphasis verschillen tussen de APMs en de reguliere GAAP prestatiemaatstaven. Hierbij is de ranking als volgt ingedeeld:
Uit het onderzoek en onze besprekingen kwam sterk naar voren dat managers de meest belangrijke prestaties zo hoog mogelijk in het persbericht plaatsen. Derhalve is gekozen voor deze indeling. Daarnaast is de eerste tekst (na een puntsgewijze heading/key figures) meteen alinea één en kan één zin ook volstaan als één alinea.
Locatie in het persbericht
(van boven naar beneden) Emphasis score Emphasis ranking overzicht
Gerapporteerd in de headline, key figures en samenvatting op de website
4 Meeste Emphasis
Gerapporteerd in de eerste alinea 3 ↑↓
Gerapporteerd in de tweede alinea 2 ↑↓
55
Steekproefsgewijze controle dataverzameling
Naast de afspraken die gemaakt zijn inzake de dataverzameling, heeft er een onderlinge controle plaatsgevonden. Waarbij de te controleren persberichten willekeurig door een derde medestudent zijn bepaald. Voor de controle heeft eerst een medestudent de steekproef van een vijftal persberichten random gekozen. Waarna de andere medestudent de vijf persberichten geheel heeft gecontroleerd inzake mogelijke interpretatieverschillen en invoerfouten. Indien fouten zijn opgemerkt is dit gecommuniceerd naar de medestudent toe. Waarna een extra controle heeft plaatsgevonden om mogelijk herhaalde interpretatieverschillen en/of invoerfouten te voorkomen.
Daarnaast is voor alle discutabele prestatiemaatstaven (N:21) met de groep gekeken in welke (sub-) categorie de prestatiemaatstaf geplaatst moet worden. Na overleg over de discutabele prestatiemaatstaven is de definitieve dataset vastgesteld.
APPENDIX C REGRESSIE ROBUUSTHEID
In deze appendix is de regressieanalyse opgenomen behorende bij de robuustheidsanalyse omtrent het vervangen van de EPS door ROE. Zie voor bijbehorende uitleg paragraaf 4.5
Regressie resultaten (1) (2) (3)
Panel A: Hypothese 1a, 2 en 3 (n = 323)
Constante 46,695 *** 38,064 35,829
ROA -0,361 ** -0,507 ** -0,474 **
Industrie 3,153 3,291 3,056
Vermogensstructuur 0,99 0,081 0,042
Omvang van de onderneming 0,458 0,442
ROE 0,084 * 0,197 * Omvang * EPS -0,055 * R² 0,028 0,033 0,127 Aangepaste R² 0,019 0,018 0,110 Verandering in R² 0,028 ** 0,005 0,086 F waarde 1,289 * 2,486 *** 3.684 *** Minimum VIF 1,041 1,121 1,167 Maximum VIF 1,211 1,212 1,265 Panel B: Hypothese 1b (n = 323)
56 Constante 37,541 *** 30,654 *** ROA -0,274 ** -0,212 * Industrie 3,262 2,897 Vermogensstructuur 0,072 0,220 *** EPS 0,249 *** R² 0,021 0,076 Aangepaste R² 0,012 0,064 Verandering in R² 0,021 * 0,055 *** F waarde 1,157 * 3,568 *** Minimum VIF 1,041 1,048 Maximum VIF 1,121 1,131
Opmerkingen: ***, **, * Correlatie is significant op respectievelijk 1%, 5% en 10% niveau (tweezijdig). Correlaties zijn gebaseerd op 324 observaties (tweezijdige test).