5 Resultaten vegetatie
6.1.5 Aanbevelingen voor het natuurbeleid
• Voor uitvoering van herstelmaatregelen in basenrijke systemen (zowel duinen als pleistoceen) dient bij toekenning van de uitvoeringssubsidie als eis worden gesteld dat een hydro-ecologische systeemanalyse wordt uitgevoerd en dat het herstelplan wordt getoetst door het deskundigenteam Natte Schraallanden. • Voor duurzaam herstel van bedreigde natte schraallanden van basenrijke
omstandigheden in de pleistocene delen van Nederland is een ruimere
begrenzing van natuurreservaten noodzakelijk. Het herstel van blauwgraslanden, kalkmoerassen en zwak gebufferde vennen stagneert, waardoor de meest
bedreigde Rode-lijstsoorten niet duurzaam veilig kunnen worden gesteld. Het onderzoek geeft aan dat de herstelmogelijkheden vooral ernstig worden beperkt door te diepe ontwatering in de omgeving van het resrvaat en door
overbemesting van het intrekgebied van het grondwater dat uittreedt in het reservaat.
• De huidige OBN-maatregelen zijn beperkt tot maatregelen binnen de
natuurgebieden. Deze lokale aanpak is in veel gevallen onvoldoende gebleken, vooral niet voor blijvend herstel van bedreigde natte schraallanden. De
knelpunten kunnen worden opgelost door grote delen van beekdalen in plaats van kleine onderdelen daarvan te begrenzen en in te richten als natuurgebied of door het nemen van milieumaatregelen die leiden tot geschikte milieucondities in de kleine reservaten.
• Hoge mestgiften in de intrekgebieden van natuurreservaten frustreren het herstel van doeltypen van voedselarme omstandigheden. Hoge nitraatdosering leidt tot hoge sulfaatgehalten in het toestromende grondwater. Deze sulfaatvervuiling leidt tot eutrofiëring die met OBN-maatregelen binnen de terreinen niet kan worden tegen gegaan. Het huidige mestbeleid leidt dus tot onvoldoende reductie van de grondwatervervuiling. Voor duurzaam herstel van zeldzame doeltypen in pleistoceen Nederland is daarom een stringenter mestbeleid noodzakelijk; als eerste dient met spoed de EU-nitraatrichtlijn te worden geïmplementeerd. • Pionierstadia van doeltypen hebben zich enorm goed hersteld dankzij OBN-
maatregelen. Pioniervegetaties verdwijnen echter onder invloed van natuurlijke successie. Voor duurzaam behoud van deze pionierstadia met vele Rode-
lijstsoorten is daarom voortzetting van OBN-maatregelen noodzakelijk. Het betreft hier maatregelen die met een frequentie van ca. 5 tot 20 jaar worden uitgevoerd (bv cyclisch plagbeheer) en waarvoor bij de terreinbeheerders geen financiering uit reguliere middelen bestaat. Daarom is voor pionierstadia voortzetting van het OBN van levensbelang.
• Voor het evalueren van effecten van herstelmaatregelen op oude successiestadia is langdurige monitoring noodzakelijk. Zonder zulke monitoring kan niet worden vastgesteld aan welk soort maatregelen het beleid prioriteit moet geven.
Tabel 6 Overzicht van ervaringen met maatregelen in natte schrallanden binnen de onderzochte terreinen. De kansrijkdom van maatregelen is afhankelijk van het doeltype, het buffermechanisme tegen verzuring en het organisch stofgehalte in de bodem na het nemen van de maatregelen.
Maatregelen Praktijkrijp voor EGM?
korte termijn (0-10 jaar)
(middel)lange termijn
Oeverkruid- en zure kleine zeggengemeenschappen
humusarm hoog hoog ja
humusrijk laag laag niet doen
humusarm hoog matig, gevoelig voor
meteorologie ja
humusrijk laag laag niet doen
humusarm laag nihil niet doen
humusrijk nihil nihil niet doen
Basenminnende kleine zeggengemeenschappen
humusarm hoog hoog nee in pleistoceen, ja in duinen
humusrijk hoog hoog nee in pleistoceen, ja in duinen
humusarm hoog hoog bij SO4-arm
grondwater, laag bij SO4-rijk grondwater
nee in pleistoceen, ja in duinen
nee in pleistoceen, ja in duinen alleen maaien (frequentie eens per 1-4
jaar) en herstel hydrologie
alleen doen voor overleven van soorten op plekken die fungeren als
verspreidingsbron voor kansrijke plekken
humusarm matig bij SO4-arm
grondwater en laag bij SO4-rijk grondwater
laag niet doen
laag laag niet doen
alleen maaien (frequentie eens per 1-4 jaar) en herstel hydrologie
nihil nihil niet doen
Blauwgrasland
humusarm hoog hoog bij SO4-arm
grondwater, laag bij SO4-rijk grondwater
nee
ja ingeval van SO4-arm grondwater alleen maaien (frequentie eens per
jaar) en herstel hydrologie
alleen doen voor overleven van soorten op plekken die fungeren als
verspreidingsbron voor kansrijke plekken
humusarm plaggen/afgraven, herstel hydrolologie, maaibeheer (frequentie eens per jaar)
hoog matig bij SO4-arm grondwater, laag bij SO4-rijk grondwater
nee
plaggen/afgraven, herstel hydrolologie, maaibeheer (frequentie eens per jaar)
laag laag niet doen
alleen maaien (frequentie eens per jaar) en herstel hydrologie
laag laag niet doen
Natte heiden
humusarm hoog hoog bij voldoende
hoge zomergrond- waterstanden, laag bij lage zomergrond- waterstanden
ja
Kansrijkdom
kalkarm, geen toestroming van matig basenrijk grondwater
plaggen/afgraven, herstel hydrolologie, maaibeheer in droge jaren
Organisch stofgehalte na maatregel
kalkrijk, eventueel aanvoer van basenrijk grondwater
plaggen hele hoogtegradiënt herstel hydrolologie (waterstanden), plaggen/afgraven, herstel hydrolologie, maaibeheer (frequentie eens per 1-4 jaar)
Buffermechanisme na maatregelen
kalkarm, sterke toestroming matig basenrijk grondwater
kalkarm, zwakke toestroming matig basenrijk grondwater
hoog bij SO4-arm grondwater, laag bij SO4- rijk grondwater
humusrijk kalkarm, sterke toestroming van
basenrijk grondwater
humusrijk
plaggen/afgraven ,herstel hydrolologie, maaibeheer (frequentie eens per 1-4 jaar)
kalkarm, matige toestroming van basenrijk grondwater
matig bij SO4-arm grondwater en laag bij SO4-rijk grondwater
humusrijk
plaggen/afgraven, herstel hydrolologie, maaibeheer (frequentie eens per jaar)
hoog bij SO4-arm grondwater, laag bij SO4- rijk grondwater
kalkarm, sterke toestroming van basenrijk grondwater
matig bij SO4-arm grondwater en laag bij SO4-rijk grondwater
humusrijk kalkarm, matige toestroming van
basenrijkgrondwater
plaggen/ afgraven, herstel hydrologie, in geval van ontwikkeling op voormalige landbouwgrond eventueel maaien nvt, bij toestroming van grondwater