• No results found

5 Conclusies en Aanbevelingen

5.2 Aanbevelingen vervolgonderzoek

Een kwantitatieve onderbouwing van de relatie tussen de vegetatie en overstroming is noodzakelijk. Onderzoeksaandacht moet besteed worden aan:

• De hoeveelheid N, P en K in opgeloste en gebonden vorm met het oppervlaktewater wordt aangevoerd dat achterblijft na overstroming, in relatie tot de bijdrage uit interne processen en andere bronnen. Kennis hiervan is noodzakelijk omdat met bodemdeeltjes nutriënten zullen neerslaan.

Wat is het belang van in gebonden vorm aangevoerde nutriënten ten opzichte van op de in opgeloste vorm? Wat is de blangrijkste aanvoerroute?

• De vraag is welke eisen aan de waterkwaliteit (normen voor N, P K, kalk en sulfaatgehalte) gesteld moeten worden om overstroming voor natuurbeheerders aanvaardbaar te maken. Helaas valt daarop op dit moment geen eenduidig antwoord te geven. Dus de normering van waterkwaliteit in relatie tot vegetatie doel in rivierkleigebied/laagveen en beekdal.

Wat is de norm van het N, P K, kalk en sulfaatgehalte van het overstroomde oppervlaktewater voor de doelvegetatie van natuurbeheerders?

• Op korte termijn vormt vooral het gebrek aan kennis over mogelijke risico’s een beperkende factor in de planvorming en planuitvoering. Het verdient aanbeveling om een vergelijkend onderzoek te doen naar de effecten van overstroming op locaties waar nu regelmatig overstroming plaatsvinden, om zo een indruk te krijgen van de relatie tusen overstromingsduur, water- en slibkwaliteit, sedimentatie, productiviteit en soortensamenstelling van de vegetatie.

Literatuur

Armstrong, W., 1978. Root aeration in the wetland condition. Uit: ‘Plant life in anaerobic environments’. D.D. Hock & Crawford (eds): 269-297.

Armstrong, W., R. Brändle & M.B. Jackson, 1994. Mechanisms of flood tolerance in plants -

review. Acta Botanica Neerlandica, 43: 307-358.

Aubroeck, B., W. Huybrechts, P. De Becker, 1998. Verkennend ecohydrologisch onderzoek

van de Demervallei tussen Diest en Werchter. Instituut voor Natuurbehoud. Rapport IN

98.05.

Bakker. J.W., 1967. Schade door inundatie van grasland tijdens de vegetatieperiode. Wageningen, Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding. Nota 391.

Bakker, J.P., C. Brouwer, L. Van den Hof & A. Jansen, 1987. Vegetational succession,

management and hydrology in a brookland (the Netherlands). Acta Botanica Neerlandica, 36:

39-58.

Bal, D., H.M. Bleije, Y.R. Hoogeveen, S.R.J Jansen & P.J. van der Reest. 1995.

Handboek natuurdoeltypen in Nederland. IKC-natuurbeheer. Wageningen.

Baldwin, D.S. & A.M. Mitchell, 2000. The effechts of drying and re-flooding on the sediment

and soil nutriënt dynamics of lowland river-floodplain systems: a synthesis. Regulated Rivers:

Research & Management 16: 457-467.

Beije, H.M., G.J. Baaijens, 1985. Effecten van ingrepen in de waterhuishouding op de vegetatie

in het Beerzedal. Rijksinstituut voor Natuurbehoud rapport 85/20, Leersum.

Beltman, B., T.G. Rouwenhorst, M.B. van Kerkhoven, T. van der Krift & J.T.A. Verhoeven. 2000. Internal eutrofication in peat soils through competition between chloride en

sulphate with phosphate for binding sites. Biogeochemistry 50: 183-194.

Berg, M.E. vd & J.G. Ferweda, 1999. Inundatie en vegetatie in de Millingerwaard. Leerstoelgroep Natuurbeheer en Plantenoecologie, Leerstoelgroep Geografische Informatiesystemen, Leerstoelgroep Waterhuishouding. Landbouwuniversiteit

Boeye, D. 1992. Hydrologie, hydrochemie en ecologie van een grondwaterafhankelijk veen. Proefschrift Universiteit Antwerpen. pp.146.

Boeye, D. , De Blust, G., De Baere, D., van Straaten, D., Paelinckx, D. & Verheyen, R.F. 1990. De Belgische Kempen – mineralenrijke kanalen door een voedselarm gebied. Landschap 7: 33-43.

Boeye, D., V. Van Haesebroeck, B. Verhagen, B. Delbaere, M. Hens & R.F. Verheyen. 1996. A local rich fen fed by calcareous seepage from an artificial river water

infiltration system. Vegetatio 126: 51-58.

Bootsma, M.C., M.J. Wassen & A.J.M. Jansen. 2000. De Biebrza-vallei als ecologische

referentie voor Nederlands beekdalen. Landschap17: 173-189

Bootsma, M.C. 2000. Stress and recovery in wetland ecosystems. proefschrift. Universiteit Utrecht.

Boxman, A.W., A.H.F. Stortelder. 2000. Hoe natter, hoe beter? Vakblad voor natuurbeheer 5: 75-77.

Brock, T.C.M., G. van der Velde & H.M. van der Steeg, 1987. The effects of extreme

water level fluctuations on the wetland vegetation of a nymphaeid-dominated oxbow lake in the Netherlands. Arch. Hydrobiol. Beih./Ergebn. Limnol.27: 57-73

Bruchem, A. van, J. Cools & L. Runia, 1996. De Chaamse beken. Aanpak inundatie- problemen als eerste stap naar beekherstel. Landinrichting

Cals, M.J.R. & J.G.M. Roelofs, 1990. Mechanismen van interne eutrofiering en alkanisering.

In Workshop interne eutrofiering. The Utrecht plant ecology news report, no. 10. Utrecht,

Rijksuniversiteit. p.39-46.

Carter, V., 1986. An overview of the hydrologic concerns related to wetlands in the United States. Canadian Journal of Botany 64: 364-374.

Commissie Waterbeheer 21e eeuw. 2000. Waterbeleid voor de 21ste eeuw' Advies van de

Commissie Waterbeheer 21ste eeuw. Den Haag.

De Graaf, M.C.C., H.M. van de Steeg, L.A.C.J. Voesenek & C.W.P.M. Blom, 1990.

Vegetatie in de uiterwaarden: de invloed van hydrologie, beheer en substraat. HER-publicatie 16

De Waal, R.W., 1995. Dynamiek van strooisellagen in bosecosystemen op de overgang van

kalkrijk naar kalkarm, 1995. Uit: R.H. Kemmers, De dynamiek van strooisellagen.

Wageningen, DLO-Staring Centrum. Rapp. 438

Dirksz, P.W., M.L. Otte & A.J. Palsma, 1990. Ruimtelijke verspreiding en gedrag van zware

metalen en Arseen in de Biesbosch. RWS, Dienst Binnenwateren/RIZA, Lelystad. Directie

Duel, H., 1991. Natuurontwikkeling in uiterwaarden. Perspectieven voor het vergroten van

rivierdynamiek en het ontwikkelen van ooibossen in de uiterwaarden van de Rijn. EHS-publicatie

no. 29.

Duel, H. & A.J. Hendriks. Natuurontwikkeling in uiterwaarden. SCMO-TNO, Delft. Conceptrapport.

During, R., 1987. Beek Begeleiden Broekbossen, Onderzoek naar de betekenis van het

elzenbroekbos en de genomen en gewenste (beleids-)maatregelen ten behoeve van behoud, beheer en ontwikkeling van dit bos in Nederland. Utrecht.

Gambrell, R.P. & W.H. Patrick Jr., 1978. Chemical and microbiological properties of

anaerobic soils and sediments. Uit: ‘Plant life in anaerobic environments’. D.D Hock &

Crawford (eds). Chapter 13: 375-423.

Gilliam, F.S., J.D. May, M.A. Fisher & D.K.Evans, 1999. Short-term changes in soil

nutriënts during wetland creation. Wetlands Ecology and Management 6: 203-208.

Gosselink, J.G. & R.E. Turner.1978. The role of hydrology in freshwater wetlands. In: Freshwater wetlands – ecological processes and management potential. Academic Press, New York. pp. 63-78.

Gries, C., L. Kappen & R. Lösch, 1990. Mechanism of flood tolerance in reed, Phragmites

australis (Cav.) Trin. Ex Steudel. New Phytology 114: 589-593.

Grontmij Advies & Techniek, 1998. Natuurontwikkelingsgebied Noordwaard - voorlopige

MER.

Grootjans, A.P., J.P. Bakker, A.J.M. Jansen & R.H. Kemmers, 2001. Restoration of

brook valleys (chapter 9). Groningen, Laboratory of Plant Ecology, University of

Groningen.

Grootjans, A.P., S.K. Verbeek, E.B. Atema, A.C.J. Boerwinkel, P. Vrielink, G.J. Baaijens, M. Bakker, B. Beltman, A.C. Zuidhoff & R.H. Kemmers. 2002. Bevloeiing als

beheersmaatregel. Rapport EC-LNV: 2001/052 OBN. Ede/Wageningen.

Grime, J.P. 1973. Control of species diversity in herbaceous vegetation. Journal of Environmental management 1: 51-67.

Henrichfreise, A., 1988. Hochwasserschutzmassnahmen am Oberrhein im Raum Breisach zür

Prüfung der Umweltverträglichkeit. Bundesforschungsanstalt für Naturschutz und

Landschaftsökologie. Bonn-Bad Godesberg.

Heyrman, H., 1985. Invloed van slibafzetting op de vegetatie. Verhandeling UIA, departement Biologie, Antwerpen.

Hoek, W. van der & B. Higler, 1993. Deelprogramma Natuurontwikkeling.

Natuurontwikkeling in beken en beekdalen; verkennende studie naar de mogelijkheden van natuurontwikkeling in beek- en beekdalsystemen in Nederland. Rapport IBN-DLO,

Wageningen.

Hommel, P.W.F.M., A.H. Prins & H.P. Wolfert, 1996. Stroomdalgraslanden en

rivierdynamiek. Behoud en ontwikkeling van bloemrijke graslanden langs de Boven-Dinkel.

Landschap 13: 299-316.

Hooijer, A. 1996. Floodplain hydrology; an ecological orientated study of the Shannon Callows,

Ireland. Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam.

Hoogendoorn,J., T. Garritsen & J. van Bakel. 1996. Kwel uit oppervlaktewater? Landschap 13/3: 145-155.

Hügin, G., 1980. Die Auenwälder des südlichen Oberrheintales und ihre Veränderung durch die

Rheinausbau. Colloques phytosociologiques IX, Les forets alluviales, Strassbourg

1985: 677-706.

IKC-NBLF, 1993. Ontwerp-nota ecosysteemvisies EHS. Kwaliteitenen prioriteiten in de

ecologische hoofdstructuur van Nederland. Werkdocument IKC-NBLF nr. 48. Wageningen.

Jalink, M.H., 1991. Indicatorsoorten voor verdroging, verzuring en eutrofiering in

laagveenmoerassen. Nieuwegein, KIWA. Basisrapport + bijlagen.

Jalink, M.H., E.J. Schrama & W.H.G.J. Athmer 1997. Winplaatsonderzoek Oischot. Nieuwegein, KIWA. Basisrapport. KOA 97.074.

Jonkers, J. 1981. De samenstelling van het Beerzewater en haar invloed op de verschillende bodems

in het stroomdal van de Beerze ter hoogte van de Kampina. Docteraal verslag, UvA.

Jugsujinda, A. & W.H. Patrick Jr., 1977. Growth and nutriënt uptake by rice in a flooded soil

under controlled aerobis-anaerobic and pH-conditions. Agronomy Journal 69: 705-710.

Kemmers, R.H., 1996. Humusprofielen en bodemprocessen. Beoordeling van mogelijkheden voor

wateraanvoer. Landschap, 13/3: pag. 157-168.

Kemmers, R.H. & S.P.J. van Delft. 2001. Bodemkundige aspecten van de uitgangstoestand in

het Reestdal en de Westbroekse zodde bij bevloeiing als herstelmaatregel voor verzuurde beekdalgraslanden. Alterra-rapport 196. Wageningen.

King, D.C., 1985. Nutriënt cycling by wetlands and possible effects of waterlevels. In: ‘Coastal wetlands’. H.H. Prince & F.M. D’Itri (eds). Lewis Publishers, Chelsea Mi. Chapter 5: 69-86.

Klapp, E., 1965. Gruenlandvegetation und Standort: nach Beispielen aus West-, Mittel- und

Sueddeutschland. Berlin, Parey. 384 pp.

Klijn, J.A. & C. Kwakernaak (red.) 2000. Bekenland in beweging. Handreiking voor een kwaliteitsimpuls. Uitgave Alterra, Nieuwland Adveis, Ministerie van LNV en VROM, Wageningen.

Knaapen, J.P. & J.G.M. Rademakers, 1990. Rivierdynamiek en vegetatieontwikkeling. SCO- DLO rapport 82.

Koerselman, W. & J. Verhoeven, 1993. Eutrofiëring van laagvenen – interne of externe

oorzaken? Landschap, 10: 31-44.

Kooijman, A.M. & B. Beltman, 1990. Interne eutrofiering, een discussie waard. In Workshop interne eutrofiering. The Utrecht plant ecology news report, no. 10.

Utrecht , Rijksuniversiteit. p.39-46.

Kwakernaak, C., F. Klijn, J.L. Fiselier en H. Duel, 1991. Alternatieven voor wateraanvoer. Landschap 8/2: pag. 93-107.

Lamers, L.P.M., 2001. Tackling Biochemical Questions in Peatlands. Proefschrift, Katholieke Universiteit Nijmegen. 160 pp.

Lamers, L., F. Smolders, E. Brouwer en J. Roelofs, 1996. Sulfaatverrijkt water als

inlaatwater? De rol van de waterkwaliteit bij maatregelen tegen verdroging. Landschap 13/3:

169-180.

Lamers, P.M.L, H.B.M. Thomassen & J.G.M. Roelofs, 1998. Sulfate-Induced

Eutrophication an Phytotoxicity in Freshwater Wetlands. Environm. Sci. Technol., 32.: 199-

205

Leemans, J.A.A.M., 1985. Onderzoek naar de relatie tussen vegetatie, ontgrondingen en

rivierregime in de Gelderse uiterwaarden. Provincie Gelderland, Dienst Landinrichting en

Meuleman, A., B. Beltman en R. Scheffer, 1996. Aanvoer van gebiedsvreemd water.

Probleem of oplossing voor natte natuur in het veenweidegebied? Landschap 13/3: pag. 181-191.

Ministerie van Verkeer en Waterstaat. 1998. Waterkader, vierde Nota waterhuishouding,

regeringsbeslissing.

Ministerie van Verkeer en Waterstaat. 2000. Anders omgaan met water. Waterbeleid in de

21e eeuw. Min. V &W, Den Haag

Mitsch, W.J. & J.G. Gosselink (eds.), 1993. Wetlands. Van Nostrand Reinhold, New York, 2nd edition.

Molenaar, A., M.C. Bootsma, R. Schenkels & A. Barendregt. 1994. The upper Biebrza:

useful as reference for headwater catchments in the Netherlands? In: Conservation and

management of fens. Proceedings symposium international peat society 6-10 June 1994. Institute of land reclamation and grassland farming, Falenty, Poland. pp 76-91. Mulder, T.J.D. & J. Cortenraad, 1990. Beekdalplanten in Zuid-Limburg: stand van zaken en

perspectieven. Publicaties van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, reeks

XXXVIII afl. 1: p. 27-34.

Novitzki, R.P., 1978. Hydrologic characteristics of Wisconsin’s wetlands and their influence on

floods, stream flow and sediment. In: Wetland functions and values: the state of our

understanding (eds. Greeson; Clark; Clark). Am. Water Res. Assoc. 377-388.

Olde Venterink, H., N.Pieterse & R. van der Vliet. 1999. Eutrofiering van

beekdalhooilanden en de bijdrage van vervuild grondwater. Landschap 3: 191-206.

Olde Venterink, H. 2000. Nitrogen, phosphorus and potassium flows controlling plant

productivity and species richness. Proefschrift Universiteit Utrecht.

Olff, H. &D.M. Pegtel. 1994. Characterization of the type and extent nutrietn limitation in

grassland vegetation using a bioassy with intact sods. Plant en Soil 163: 217-224.

Olff, H. ?? 1997. Vegetation succession on a herbivory in a salt marsh: changes induced by sea

level rise and silt depostion. Journal of Ecology 85: 799-814.

Patrick Jr., W.H. & K.R. Reddy, 1972. Nitrification-denitrification reactions in flooded soila

and water bottoms: dependence on oxygen supply and ammonium diffusion. Journal of

environmental Quality 5(4): 469-472.

Platteeuw, M. en W. Iedema (red.), 2000. Kan natuur profiteren van hget waterbeheer?

Mogelijkheden voor natte natuur via ruimte voor water. Conceptversie. Lelystad, RIZA.

Projectgroep Bosecosystemen, 1997. Ooibossen van Nederland. IBN-rapport 343. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO) and Staring Centrum, Instituut voor Onderzoek van het Landelijk Gebied (SC-DLO).

Querner, E.P., W.C. Knol en J. Kalkhoven, in prep. Project Water en Natuur, Document voor rapportage RIZA, versie 2. Wageningen Alterra.

Raad voor het Landelijk Gebied (RLG). 2001. Bergen met beleid. Publicatie 01/4, RLG, Amersfoort.

Richert, M., O. Dietrich, D. Koppisch & S. Roth. 2000. The influence of rewetting on

vegetation development and decomposition in a degraded fen. Restoration Ecology 8: 168-195.

Reddy, K.R. & W.H. Patrick Jr., 1984. Nitrogen transformations and loss in flooded soils and

sediments –review. CRC Critical Review in Environmental Control 13(4): 273-309.

Runhaar, J., 1991. Beschrijving en voorspelling van de vegetatie in het rivierengebied. Opzet voor een Geografisch informatiesysteem en een voorspellingsmodel voor de vegetatie in het gebied van de Grote Rivieren. CML report 72, Leiden.

Runhaar, J., C. Maas, A.F.M. Meuleman & L.M.L. Zonneveld, 2000. Herstel van natte

en vochtige ecosystemen. Handboek. Lelystad, RIZA. NOV-rapport 9-2. 124p.

Savant, N.K. & R. Ellis Jr., 1964. Change sin redoxpotential and phosphorus availability in

submerged soil. Soil Science 98: 388-394.

Schaminée, J.H.J., E.J. Weeda & V. Westhoff, 1995. De vegetatie van Nederland. Deel 2.

Plantengemeenschappen van wateren, moerassen en natte heiden.

Scheffer, M., 1998. Ecology of shallow lakes. Chapman and Hall.

Scheper, E. & F. Van der Zee, 1986. De invloed van overstromingen en andere milieufactoren

op de vegetatie van rivierdijken. Landbouwhogeschool Wageningen.

Schipper, P.C, J.G. Streefkerk. 1993. Van stroomdal naar droomdal: integratie van

hydrologisch en oecologisch onderzoek ten behoeve van het beheer in de Drentse A.

Staatsbosbeheer, Driebergen. Schothorst C.J. & J. Broekhuizen, 1990. Zakking van grond. In: Bodemkunde van

Nederland. Deel 1, Algemene bodemkunde. Red. W.P. Locher en H. de Bakker. Den

Van de Steeg, H.M., C.W.C.J. van de Rijt, M.J. Reijnen & C.W.P.M. Blom, 1989.

Zonering van vegetatietypen en Rumex-soorten in overstromingsgradienten in het rivierengebeid van Rijn, Waal en IJssel. Rapport vakgroep Experimentele Plantenoecologie Katholieke

Universiteit Nijmegen.

Van de Steeg, H.M., 1987. Plan Ooievaar (2): is de hydrologie onderschat? Natuur en Milieu 11 (12).

Van den Berg, G.A. & J.P.G. Loch, 1995. Bodemchemisch onderzoek naar het gedrag van

metalen en ontkalking bij inundatie van gronden en polders in de Biesbosch. Flevobericht Nr.

375.

Van den Brink, F., A. Klink & G. Van der Velde, 1993. Natuurontwikkeling in

uiterwaarden door verhoging rivierdynamiek? De Levende natuur, 94: 59-64.

Van den Brink, F.W.B., M.M.J. Maenen, G. van der Velde & A. bij de Vaate, 19??.

The (semi-)aquatic vegetation of still waters within the floodplains of the rivers Rhine and Meuse in The Netherlands; historical changes and the role of inundation. Verh. Internat. Verein

Lomnologie.

Van Bruggen, H.T., P.B.M. Stortelder, C. van de Guchte & W.F. van Hooft, 1995.

Floods of January and February 1995: quality and risks of Rhine and Meuse suspended matter.

RIVM report no. 609021006, Bilthoven; RIZA report no. 95.019, Lelystad (in Dutch).

Van Deursen, J. & J. Wisse, 1985. De invloed van fluviatiele dynamiek op de groei en

structuur van een natuurlijk Fraxino-Ulmetum in de Elzas. Scriptie Rijksinstituut voor

Natuurbeheer, Leersum.

Van Duren, I.C. & D.M. Pegtel, 2000. Nutriënt limitations in wet, drained end rewetted fen

meadows: evaluation of methodss and results. Plant and Soil 220: 35-47.

Van Leeuwen , E. & W. Bosman, 1988. Rivierbegeleidende bossen langs de Waal; typologie,

successie en dynamiek. Intern rapport 88/48 Rijksinstituut voor Natuurbeheer.

Van Oorschot, M., 1996. Effects of the vegetation on carbon, nitrogen and phosphorus dynamics

in English and French riverrine grasslands. Proefschrift Universiteit Utrecht.

Van Oorschot, M., N. van Gaalen, E. Maltby, N. Mockler. A. Spink & J.T.A. Verhoeven, 2000. Experimental manipulation of water levels in two French riverine grassland

soils. Acta Oecologica 21 (1) (2000) 49-62.

Van Wijnen, H.J. & J.P. Bakker. 1997. Nitrogen accumulation and plant species replacement

in three salt-marsh systems in the Wadden Sea. Journal of Coastal Conservation 3: 19-26.

Verlinden, A., 1985. De dynamiek van kruidachtige vegetaties in functie van waterhuishouding

Verlinden, A., M. Dumortier & M. van den Brande, 1990. Overstroming in graslanden en

natuurbeheer. Levende Natuur nr4, 1990: 100-105.

Vyzamal, J., 1999. Types of constructed wetlands for wastewater treatment: their potential for

nutriënt removal. Workshop, september 1999.

Wassen, M.J. 1996. Nat, eutroof en helder. Hydro-ecologie van een nagenoeg natuurlijke overstromingsvlakte. Landschap 13:193-206.

Westhoff, V., P.A. Bakker & C.G. van Leeuwen, 1970-1973. Wilde planten: flora en

vegetatie in onze natuurgebieden. Vereniging tot behoud van natuurmonumenten in

Nederland.

Wienk, L.D., J.T.A. Verhoeven, H. Coops & R. Portielje, 2000. Peilbeheer en nutriënten.

Literatuurstudie naar de effecten van peildynamiek op de nutriëntenhuishouding van watersystemen.

RIZA rapport 2000.012

Williams, B.L., 1974. Effect of water-table level on nitrogen mineralization in peat. Forestry 47(2): 195-202.

Zuurdeeg, B.W., 1980. De natuurlijke chemische samenstelling van Maaswater. H20 13(1): 2- 7.

Zwolsman, J.J.G. 1996. Chemische kwaliteit van de Rijkswateren. Landschap 13/3: 133- 144.

Zwolsman, J.J.G., R.M. Kouer & A.J. Hendriks. 2000. Environmental impacts of river

floods in the Netherlands. Presentatie tijdens het congres ‘Gewässerlandschaften’ in

Bijlage 1 Rivierkleigebieden

Millingerwaard (Berg & Ferwerda 1999)

De Millingerwaard is gelegen binnen de Gelderse Poort tussen Nijmegen, Arnhem en Emmerich, net na de splitsing van de Rijn in Waal en Pannerdens kanaal. Het gebied is 700 ha. Sinds 1991 begrazen Konikpaarden en sinds 1992 Gallowayrunderen het gebied. In het onderzoek is de relatie iundatie, bodem en vegetatie beschreven. Bij de relatie tussen overstroming, bodemsamenstelling en vegetatie blijken drie verschillende groepen te kunnen worden onderscheiden: vegetaties met een voorkeur voor geen of weinig overstroming (10 dagen), vegetaties met een voorkeur voor langere overstromingstijden (33 dagen) en vegetatie die intermediar zijn De overstromingsduur is de belangrijkste gemeten factor die de spreiding van de vegetatie verklaard. Na de overstromingsduur zijn zandfractie en de hoeveelheid stikstof de belangrijke factoren voor de ruimtelijke variatie van de vegetatie.

Koelbroek en Kaldenbroek (Boxman & Stortelder 2000)

Koelbroek en Kaldenbroek zijn van nature beekbegeleidende broekbossen die periodiek overstroomde (During 1987). Het Koelbroek ligt ten zuiden van Venlo en Kaldenbroek ligt ten noorden van Venlo in Limburg. De bossen zijn ontstaan in een oude meanderende Maasmeander. In Koelbroek en Kaldenbroek bestaat het bos uit een elzenzegge-elzenbroek. In een elzenbroekbos de Koelbroek en Kaldenbroek is vernat met oppervlaktewater. De standen staan nu gedurende het jaar boven het maaiveld en de afvoer van water is gestopt. Door de hoge sulfide- en fosfaatconcentraties is de vitaliteit van het elzenbroekbos sterk afgenomen. Dit heeft een sterke toename van eendekroos, mannagras en liesgras tot gevolg ten koste van de zwarte els, die omvallen en afsterven en nemen dotterbloem, zeggen en slangewortel sterk af.

Chemische parameters (µM) van het verkrooste gedeelte van het Koelbroek en Kaldenbroek en het nog fraaie Dubbroek .

Koelbroek Kaldenbroek Dubbroek

Oppervlaktewater PO4 3 4 0 S 12 23 1 Fe 66 15 40 Bodemwater PO4 9 7 0 S 18 35 0.2 Fe 623 275 250

uiterwaarden. De plantengroei lijkt niet te worden gelimiteerd door de nutriënten aanvoer. De chemische samenstelling van het rivierwater en de kwaliteit van het sediment zijn factoren die de vegetatiesamenstelling rechtstreeks beïnvloeden. N mineralisatie en P beschikbaarheid zijn sterk gecorreleerd met de samenstelling van het rivierwater.

Ohio river (USA) Gilliam e.a. 1999)

In de Ohio River in Cabell County, West Virginia is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen voor de vegetatie en bodemkenmerken na het onderwater zetten gedurende 8 maanden. Daarnaast is ook een oorspronkelijk overstromingsvlakte bemonsterd. De bodems zijn zowel voor als na de overstroming bemonsterd. De bodem redoxpotentiaal nam af van +210 mV voor de overstroming tot -290 mV na 8 maanden overstroming, een duidelijke verandering van geoxideerde naar gereduceerde omstandigheden. Tevens werd een significante afname van NO3

gekoppeld aan een toename in NH4 gevonden. Ca vertoonde een significante afname

en Fe een significante toename. Verscheidene andere gemeten variabelen vertoonden niet verwachte responses. De oplosbare hoeveelheid fosfaat nam bijvoorbeeld af in plaats van toe. Een verklaring kunnen de auteurs hiervoor niet geven.

Demervallei tussen Diest en Werchter (Aubroeck e.a. 1998)

In het kader van Integraal Waterbeheerproject (IWP) de kwetsbaarheid, afhankelijkheid of de tolerantie van de bestaande waardevolle ecotopen ten aanzien van waterbeheersscenario’s te evalueren om te komen tot ecologische randvoorwaarden voor het IWP voor de vallei. Het onderzoek bestond uit een ecohydrologische systeembeschrijving en een literatuurstudie. In 1995 overstroomde 35-50 % van de Demervallei. Frequente overstromingen met nutriëntenrijk water en langdurige overstromingen hebben een daling van de soortenrijkdom tot gevolg, terwijl regelmatige overstromingen van een week korte duur met niet of weinig vervuild water de verruiging kunnen tegengaan.

Rivier in België (Heyrman 1985)

Experimenteel is bepaald welke impact riviersedimentafzettingen hebben op de soortensamenstelling en -distributie, de biomassaproductie en de groei van een vegetatie in een bemest hooiland, binnen de periode van een jaar. Binnen de termijn van slechts een vegetatieseizoen kwam hij tot de conclusie dat de soortensamenstelling niet in die mate gewijzigd was dat er kon worden gesproken van een andere vegetatie. Wel waren de veranderingen in vegetatiesamenstelling sterker naarmate het aantal beslibbingen toenam.

Allier en Loire (Frankrijk) Van Oorschot e.a. (2000)

Een potexperimenten is uitgevoerd naar het effect van verschillende overstromingssituaties (waterstand 0 cm, –20cm en -120 cm onder maaiveld) op de beschikbaarheid van nutriënten in bodems van twee riviergebonden graslanden. Er werden verschillende effecten geconstateerd voor de verschillende behandelingen, echter geen enkele was significant. P beschikbaarheid nam toe bij nattere condities. De mineralisatie was ook positief gerelateerd aan de vochttoestand. Vernatting heeft

waarschijnlijk niet het verwachte productieverhogende effect door de aanzienlijke hoeveelheid gemineraliseerd N die verloren gaat door denitrificatie.

Lopend onderzoek

Lek, Waal, IJssel (B. Makaske en G. Maas, Alterra afd. Landschap & Ruimtegebruik; team Landschap)

In uiterwaarden van de riviersystemen IJssel, Waal en Lek. wordt sinds 2001 een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van sedimentatie op het humusprofiel en soortensamenstelling van graslanden

Rijn en Waal (Drs. G.W. Geerling & Drs. B. Peters, Prof. Dr. A.J.M. Smits. Leerstoel natuurbeheer stroomgebieden, afdeling milieukunde, Faculteit NWI, KUN)

In het kader van IRMA-SPONGE worct een onderzoek uitgevoerd naar rivier- verruiming gecombineerd met natuurontwikkeling: Cyclische verjonging in het rivierengebied door. Hun stelling is dat cyclisch beheer van uiterwaarden kan leiden tot een grotere ecologische rijkdom en een grotere flexibiliteit in het handhaven van

GERELATEERDE DOCUMENTEN