• No results found

Aanbevelingen rond de aansturing en de coördinatie van de ondersteuning

de versterking van de lokale en regio- regio-nale belangenbehartiging

5 De voortgang van de ondersteuning van de lokale en regionale

5.6 Aanbevelingen rond de aansturing en de coördinatie van de ondersteuning

Naast de overeenkomsten zijn er verschillen in de visies op een samenhangende ondersteuningsstructuur en op de positie van het programma VCP hierin. De rode draad is de vraag op welk niveau de aansturing van de ondersteuning van de lokale en regionale belangenbehartiging moet plaatsvinden.

Drie sturingsmodellen komen uit de verschillende visies naar voren:

1. Het top-down model: landelijk → provinciaal → regionaal → lokaal 2. Het bottom-up model: lokaal → regionaal en provinciaal → landelijk 3. Het interactieve model: lokaal ↔ regionaal en provinciaal ↔ landelijk.

Een eerste exploratie van deze modellen leidt tot een voorkeur voor het verder uitwerken van het interactieve model. De volgende overwegingen spelen daarbij een rol. Dit model biedt de meeste mogelijkheden om aan te sluiten bij de tot nu toe ontwikkelde praktijk van ondersteuningsorganisaties. Het biedt meer garanties

voor het signaleren en invullen van de witte vlekken in de belangenbehartiging;

deskundigheidsbevordering kan meer op maat worden aangeboden; en er zijn meer voorwaarden om een horizontale en verticale interactie en communicatie te realiseren tussen ondersteuningsorganisaties op verschillende niveaus.

Een landelijke aansturing, zoals in het top-down model, van de ondersteuning van de lokale en regionale belangenbehartiging lijkt in het licht van de huidige

beleidsontwikkelingen niet voor de hand te liggen. De huidige structuur van het programma VCP is als een top-down model te typeren, aangezien de aansturing en de coördinatie ligt bij een samenwerkingsverband van landelijke organisaties. In de organisatiestructuur van het programma VCP ligt het zwaartepunt op het landelijke niveau; er zijn geen organisatorische ankers die zich bevinden bij de lokale en regionale zelforganisaties voor collectieve belangenbehartiging.

Een aantal geïnterviewden zijn sterk gekant tegen dit model en tegen de huidige structuur van het programma VCP, aangezien volgens hen de kennis over het lokale en regionale niveau en de noodzaak om belangen gecoördineerd te

behartigen, bij de regionale en provinciale organisaties liggen. Aan de andere kant ziet men voldoende taken en verantwoordelijkheden voor een sterke positie van de landelijke ondersteuning van de collectieve belangenbehartiging, maar de

aansturing moet niet van boven komen. Niettemin liggen er wel een belangrijke taken voor het landelijke niveau, waaronder het coördineren en bewaken van de ondersteuning.

Het grote gevaar van dit model is dat relevante informatie die vanuit het landelijke niveau rond beleidsontwikkelingen worden doorgegeven niet opgepikt wordt door de uitvoerders op het provinciale, regionale en lokale niveau. Zoals een provinciale werker het uitdrukt: "Als regionale belangenbehartiger zie ik het nut niet in van het Europese niveau. Dat wordt pas interessant als een zorgverzekeraar zorg in Duitsland gaat inkopen." En: "Agenda 22 werkt niet op het lokale niveau."

In het bottum-up model is het programma VCP een belangrijk instrument om de lokale zelforganisaties toe te rusten voor de lokale belangenbehartiging. Het cliëntenperspectief is het leidende principe in deze visie. De belangen van

kwetsbare groepen moeten vertegenwoordigd kunnen worden via coalities, om de sterke partijen in de zorg, woningbouwcorporaties, vervoersmaatschappijen en welzijnsorganisaties te kunnen beïnvloeden (tegenspel te kunnen geven): "Het gaat er nu om concrete dingen in het veld neer te zetten."

Het nadeel van de aansturing van de ondersteuning door de lokale platforms en regionale belangengroepen, is dat voorbeelden uit het recente verleden laten zien dat decentralisatie altijd een tegenstrijdig proces is. In de eerste plaats blijft er altijd een gecentraliseerde component overeind, bijvoorbeeld in de (financiële) voor-waardensfeer. En het kan gebeuren dat (delen) van de decentralisatie weer omslaan in centralisatie. Een voorbeeld hiervan zijn de Regionale Indicatie

Organen. Deze zijn weer gecentraliseerd in de vorm van een landelijke organisatie die de indicatiestelling gaat aansturen, namelijk het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De decentralisatie op het regionale niveau bleek niet te voldoen.

In het interactieve model bevindt de aansturing voor de ondersteuning zich op het provinciale niveau bij de parapluorganisaties. Het programma VCP is aangesloten bij de parapluorganisaties en heeft in dit model een aanvullende coördinatiefunctie voor wat betreft de witte vlekken en voor de noodzakelijke schakeling met het landelijke niveau. Het model vertrekt vanuit de veronderstelling dat er in de toekomst veel projectmatiger en resultaatgericht gewerkt zal moeten worden. Het richt zich op het zodanig vorm geven van de samenwerking en de afstemming dat er zo weinig mogelijk tijd verspild raakt aan organisatorische randvoorwaarden.

De energie van de ondersteuners kan zich richten op effectieve ondersteuning van de belangenbehartigers. Via deze provinciale en regionale infrastructuur vindt de inkleuring van de ondersteuning van de belangenbehartiging op het regionale en lokale niveau plaats. De voeding voor de collectieve belangenbehartiging (op regionaal, provinciaal en landelijk niveau) komt uit de lokale en regionale belangenbehartiging aan de hand van knelpunten in de directe leefsituatie van mensen.

Het grote voordeel van het interactieve model is de mogelijkheid via de onder-steuning de informatie-uitwisseling tussen de verschillende niveaus te stroomlij-nen. Een betere communicatie over de speerpunten van de collectieve belangenbe-hartiging kan op alle niveau de effectiviteit van de belangenbebelangenbe-hartiging zelf ten goede komen. Het provinciale niveau kan als schakel functioneren. Rijkschroeff geeft dit soort parapluorganisaties de term schakelstations mee (Driessen en Rijkschroeff e.a., 1994). Het gaat bij deze schakelstations zowel om het horizontaal heen en weer schakelen tussen verschillende soorten belangenbehartiging, hetgeen de verbreding van de belangenbehartiging kan versterken. Tegelijkertijd kan er verticaal geschakeld worden tussen verschillende niveaus van belangenbeharti-ging. In het schakelen kan ook de input vanuit de individuele belangenbehartiging een rol spelen.