• No results found

5. Conclusies discussie en aanbevelingen

5.4 Aanbevelingen van de onderzoeker

Een eerste aanbeveling is om als docenten godsdienst te kijken naar de (on)mogelijkheden van digitale technologie binnen het godsdienstonderwijs. Uit de conclusie naar aanleiding van deelvraag in paragraaf 5.1.1 en 5.1.2 blijkt dat de respondenten kritisch en terughoudend zijn. Toch is iedereen het er wel over eens dat totale distantie niet kan en onnodig is. Het kan wel een bijdrage leveren aan het onderwijs. Het zou daarom helpend kunnen zijn om met elkaar ‘good practices’ uit te wisselen. Zo kunnen docenten met en van elkaar leren ook op het gebied van ICT en technologische vaardigheden. Dit zou vooral helpend kunnen zijn voor de oudere docenten. Het blijkt uit de literatuurstudie dat met name de oudere docenten moeite hebben met de technologische vernieuwingen (Fluijt, 2015). Uit zowel het literatuuronderzoek, als ook op basis van de conclusies blijkt dat ICT en technologie een steeds grotere rol krijgt in het onderwijs. De respondenten erkennen dit gegeven, maar willen toch afstand bewaren. Anderzijds wordt ook door de respondenten de toenemende urgentie erkend voor meer onderwijs in digitale vaardigheden. Tegelijkertijd gaan ontwikkelingen op andere scholen door. Dit geldt zowel voor het basisonderwijs als ook het hoger onderwijs. Deze aanbeveling zou daarom helpend kunnen zijn om wel mee te bewegen en bij te blijven. Zo kan voorkomen worden dat er een steeds grotere kloof ontstaat. Tevens is deze aanbeveling gestoeld op basis van één van de voorbeelden, die een respondent geeft door bijvoorbeeld ICT in te zetten om een brief te sturen naar een zendeling (Bijlage 4 Topic 3). Daarop werd positief gereageerd als zijnde een goed idee. Daaruit maak ik op dat de respondenten goede ideeën hebben over de (on)mogelijkheden van ICT en technologie en dat men zo meer kan leren van elkaars goede ideeën.

De respondenten zijn het er over eens dat digitale vaardigheden noodzakelijk zijn (5.1.2). Daarom is de tweede aanbeveling om het curriculum te herzien en competenties (of leerdoelen) op te stellen en toe te voegen ten aanzien van digitale vaardigheden. Daaruit volgt dat deze uitgewerkt moeten worden in de huidige of nieuwe methodes. Er moet voor gezorgd worden dat deze vaardigheden getoetst worden op passende wijze.

Een derde aanbeveling is het creëren van mogelijkheden binnen de les om met behulp van bijvoorbeeld technologie, zoals smartphones of tablets, leerlingen opdrachten te laten uitvoeren. Dit sluit aan bij de nieuwe manier van leren leren. Dit naar aanleiding van de

31

conclusie ten aanzien van nieuwe manieren van leren leren (5.1.3). Daaruit blijkt dat de respondenten van mening zijn dat moderne technologie als hulpmiddel ingezet zou kunnen worden binnen de les.

De vierde aanbeveling is om als sectie godsdienst met elkaar na te denken over onopgeefbare kennis waarover leerlingen moeten beschikken. Dit is kennis die de sectie als essentieel acht. Het is daarom belangrijk om verdieping aan te brengen in deze kennis door er meer tijd en aandacht aan te besteden. Onderwerpen die door de sectie als minder belangrijk worden geacht dienen geschrapt te worden. Op deze wijze kan aan de visie ‘meer van minder’ gestalte worden gegeven. Want dit is volgens de respondenten belangrijk voor de leerlingen om als christen op een volwaardige wijze te kunnen participeren in de samenleving. Een vijfde aanbeveling is het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn waarin aandacht wordt besteed aan zelfstandig leren. De respondenten zijn van mening dat daar zo vroeg mogelijk mee moet worden gestart (5.1.5). Dit kan worden geconcretiseerd door dit uit te werken in competenties (of leerdoelen) die een plaats krijgen in het curriculum. Dit moet worden geborgd door middel van passende toetsing. Waarbij de toetsing zich ook richt op de attitude. Formatieve manier van toetsen is daarom aan te bevelen.

De zesde aanbeveling is om toetscriteria op te stellen voor bijvoorbeeld essays waarin een criterium wordt gesteld aan de minimaal te bestuderen literatuur. Daarbij moet een onderverdeling aangebracht worden. Deze onderverdeling moet duidelijk maken hoeveel procent literatuur bestudeerd moet worden uit digitale en niet digitale bronnen. Dit omdat de respondenten aangeven het belangrijk te vinden dat het papieren boek bestudeert blijft worden (5.1.1).

Uit de conclusie ten aanzien van de beschreven paradigmashift (5.1.6) blijkt dat er binnen de sectie verschillend gedacht wordt over de visie op onderwijs. Het is daarom aan te bevelen om de docenten die een andere visie op onderwijs voorstaan, deze vorm verder te laten ontwikkelen als een soort proeftuin. Op deze wijze kan geëxperimenteerd worden met een nieuwe vorm van onderwijs die nog meer aansluit bij de beschreven ontwikkelingen in de literatuurstudie. Als door verder wetenschappelijk onderzoek antwoord wordt gegeven op de verschillende vragen, zoals besproken in paragraaf 2.6, kan verder gewerkt worden aan de innovatie van het vak godsdienst. Hiermee wordt voorkomen dat het vak stilstaat of achterloopt als blijkt dat wetenschappelijke inzichten aantonen dat de oude vorm van onderwijs, zoals besproken niet meer voldoet, aan de eisen van de toekomstige samenleving. Daarnaast zou collegiale consultatie kunnen voorzien in goede voorbeelden en kan van elkaar geleerd worden.

32

Literatuurlijst

Akkerman, S. (2007). Nieuwe vormen van onderwijs voor een nieuwe generatie studenten. Universiteit Utrecht : Expertisecentrum ICT in het Onderwijs IVLOS.

Allen, J., & Van der Velden, R. (2012). Skills for the 21 st Century: Implications for education. Maastricht: Maastrich University.

Baarda, B., & Julsing, M. (2011). Onderzoekstools. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv.

Baarda, B., Bakker, E., Fischer, T., Julsing, M., Peters, V., Velden, T. v., & Goede, M. d. (2013). Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv.

Biesta, G. (2015). Het prachtige risico van onderwijs. Culemborg : Phronese. Boele, K., & Bormans, R. (2016, Januari 25). Retrieved from Han.nl:

http://www.han.nl/start/corporate/nieuws/nieuws/onderwijs2032-reactie-boe/ Brand-Gruwel, F. (2012). Leren in een digitale wereld: uitdagingen voor het onderwijs.

Inaugurale rede, Open Universiteit.

Carr, N. (2010). The Shallows: What the Internet Is Doing to Our Brains. New York: W.W. Norton.

Denktank, D. D. (2015). De Nationale Denktank. Retrieved from http://www.nationale- denktank.nl/wp-content/uploads/2015/12/DT-15-eindrapport_DEF.pdf

Diepstraten, I. (2006). De nieuwe leerder, Trendsettende leerbiografieën in een kennissamenleving. z.p.: Fred Zurel, F&N Boekservice/Eigen Beheer.

Elliott, J., Heesterbeek, S., Lukensmeyer, C. J., & Slocum, N. (2005). Participatory methods toolkit, A practitioner’s manual. This is a jointpublication of the King Baudouin Foundation and the Flemish Institute for Science and Technology Assessment (viWTA).

Fluijt, E. (2015). Op de grens van de wereld en het klaslokaal. (Masterscriptie) Radboud Universiteit Nijmegen, Kunst en Cultuur Wetenschappen, Creative Industries. Harinck, F. (2010). Basisprincipes praktijkonderzoek. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Jacobus Fruytier scholengemeenschap. (2014). Info over Jacobus Fruytier SG. Retrieved

33

Jacobus Fruytier scholengemeenschap. (z.d.). Jacobus Fruytier scholengemeenschap. Retrieved from Website van Jacobus Fruytier SG: http://www.jfsg.nl

Kieft, M. (2011). De Delphi methode nader bekeken. Nijmegen: Samenspraak spelsimulaties, Informatie over participatieve methoden.

Kong, S. C.-W. (2014). E-learning in School Education in the Coming 10 Years for

Developing 21 st Century Skills: Critical Research Issues and Policy Implications. . Educational Technology & Society, 17(1), 70-78.

Legierse, T. (2015, Juli 1). Is het voortgezet onderwijs klaar voor de toekomst. (Masterthesis) Universiteit Utrecht, Sociale Wetenschappen, Utrecht. Onderwijsraad. (2014, December 8). Retrieved from

https://www.onderwijsraad.nl/upload/documents/publicaties/volledig/Onderwijss telsel-met-veerkracht.pdf

Platform onsonderwijs2032. (2016). Onsonderwijs2032 Eindadvies. Den Haag: Platform onsonderwijs2032.

Rosefsky Saavedra, A. D. (2012, Oktober). Learning 21st-century skills requires 21st- century teaching. Retrieved from kappanmagazine.org

Rowe, G., & Wright, G. (1999). The Delphi technique as a forecasting tool: issues and analysis. International Journal of Forecasting, deel 15, nummer 4, oktober 1999. Rowe, G., & Wright, G. (2001). 'Expert Opinions in Forecasting. Role of the Delphi

Technique'. In J. Armstrong, Principles of Foreccasting: A Handbook for Researchers and Practitioners. Boston: Kluwer Acadamic Publishers.

Swanborn, P. G. (2010). Basisboek sociaal onderzoek. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Van der Perre, G. V. (2015). Hoger onderwijs voor de digitale eeuw. Brussel: KVAB Press. Voogt , J., & Pareja Roblin, N. (2012). A comparative analysis of international frameworks

for 21st century competences: Implications for national curriculum DOI: 10.1080/00220272.2012.668938. Retrieved Januari 15, 2016, from http://dx.doi.org/10.1080/00220272.2012.668938

VO-Raad. (2013). Retrieved Januari 16, 2016, from VO-Raad: http://www.vo- raad.nl/themas/havo-vwo/ondersteuning-bij-burgerschapsonderwijs

Yáñez, C. O. (2015). New learning scenarios for the 21st century related to Education, Culture and Technology. RUSC. Universities and Knowledge Society Journal, 12(2). pp.87-102. doi http://dx.doi.org/10.7238/rusc.v12i2.2454.

34