schaar? En hoe kun je ervoor zorgen dat je dikkere takken makkelijk kunt doorknippen?”
b. “Kun je andere voorwerpen noemen die op een takkenschaar lijken? En wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen die voorwerpen?”
c. “Wie van jullie heeft er wel eens met een takkenschaar takken doorgeknipt?
Vond je dat gemakkelijk of moeilijk? Hoe kwam dat?”
d. Na het uitleggen van een formule die het principe beschrijft, vraagt u: “Begrijpen jullie dat je op deze manier kunt beredeneren tot welke dikte je met deze
takkenschaar de takken kunt doorknippen?”
14. Een leerling komt uw klas (groep 7) binnen met het verhaal dat thuis een zekering is doorgeslagen. Vader deed, terwijl de wasmachine draaide, de droogtrommel aan.
Toen was het ineens donker in de keuken. De leerling vraagt aan u hoe de zekering kapot heeft kunnen gaan.
Welke van onderstaande activiteiten benut het beste deze aanleiding voor een techniekactiviteit met de hele groep?
a. U vraagt naar wat de betreffende leerling thuis al heeft gedaan (bijv. naar de stoppenkast gelopen). Vervolgens laat u alle leerlingen aan de hand van een simulatie van het stroomcircuit in huis, waarmee ze kunnen experimenteren, ervaren hoe de zekering doorgeslagen kan zijn.
b. U bekijkt met alle leerlingen de aanduidingen op enkele lampen en apparaten (bijv. koffiezetapparaat, stofzuiger, afwasmachine) en laat de leerlingen zelf uitleggen wanneer de zekering het begeeft.
c. U gaat met de betreffende leerling op zoek naar een elektromonteur en nodigt deze uit om bij de stoppenkast op school uitleg te komen geven. Alle leerlingen bereiden van te voren vragen voor.
d. U geeft klassikaal demonstraties van stroomkringen met motortjes, serie- en parallelschakelingen, lampjes en gloeidraadjes, waarmee u een zekering kunt simuleren.
15. In welke van de onderstaande activiteiten komen de aard en doelstellingen van techniekonderwijs het beste tot uitdrukking?
a. De leerlingen van groep 7 en 8 ontwerpen een nieuw speeltoestel voor de leerlingen van groep 1 en 2.
b. De leerlingen van groep 7 en 8 bouwen gezamenlijk een kabelbaan voor op het schoolplein.
c. De leerlingen van groep 7 en 8 bedenken maatregelen, die op school genomen moeten worden om energie (gas en elektriciteit) te besparen.
d. De leerlingen van groep 7 en 8 onderzoeken met behulp van een waterbak welke materialen drijven of zinken.
16. U wilt met groep 8 de constructie van verschillende typen, niet beweegbare, bruggen bespreken. U kunt daarbij kiezen uit verschillende werkvormen.
Welke van onderstaande werkvormen is in dit geval het meest geschikt?
33
a. U laat de leerlingen enkele maquettes van verschillende bruggen zien. Deleeringen verzinnen vervolgens oplossingen om de stevigheid van deze bruggen te vergroten.
b. U maakt een digitale quiz over bruggen en laat deze door de leerlingen in tweetallen achter de computer maken.
c. U organiseert een fietsexcursie. De leerlingen fietsen langs verschillende bruggen en tekenen deze nauwkeurig na.
d. U geeft uitleg over hoe de stevigheid van bruggen met behulp van trek- en drukkracht tot stand komt. De leerlingen beantwoorden vervolgens een lijst met vragen over de constructie van verschillende bruggen.
17. De leerlingen hebben op het schoolplein twee gelijke sneeuwpoppen gebouwd. Eén pop heeft een dikke jas aan, de andere niet. Tijdens de invallende dooi blijkt dat van de twee sneeuwpoppen degene met jas langzamer smelt dan de sneeuwpop zonder jas. In het kader van energieoverdracht wilt u de leerlingen iets laten ervaren op het gebied van isolatie.
Welke van onderstaande activiteiten is de beste vertaling van dit natuurkundige principe (isolatie) in een techniekactiviteit?
a. U laat de leerlingen twee gelijke flessen vullen met evenveel ijsklontjes en laat ze met behulp van verschillende soorten isolatiemateriaal onderzoeken in welk van de twee flessen het ijs het snelste ontdooit.
b. U laat de leerlingen een betere jas, muts en sjaal (of andere vormen van isolerende kleding) ontwerpen en maken.
c. U gebruikt de authentieke situatie met de sneeuwpoppen, omdat dit goed aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen en diept dit probleem samen met de leerlingen uit door ze een onderzoekje te laten verrichten.
d. U legt de leerlingen in een kringgesprek uit dat de jas de warmte van buiten tegenhoudt, waardoor de sneeuwpop langzamer smelt en illustreert dit met thermosflessen met hete thee en koude limonade.
18. Welke van onderstaande uitgangspunten is het meest geschikt om leerlingen te motiveren voor techniekonderwijs?
a. Leerlingen dienen een realistische en uitdagende probleemstelling, die hen motiveert de techniekopdracht zelfstandig uit te voeren, voorgelegd te krijgen.
b. Door technieklessen te integreren met bijvoorbeeld wereldoriëntatie, kun je stukken theorie concretiseren en verdiepen door middel van praktische techniekopdrachten.
c. Als een techniekopdracht voldoende technische uitdagingen bevat, zal de leerling gemotiveerd blijven om de opdracht in zijn geheel uit te voeren.
d. Een helder omschreven stappenplan (instructie) ondersteunt en motiveert de leerlingen bij het uitvoeren van de techniekopdracht.
34
7.2 ObservatieschemaAangepast ICALT observatieschema voor wetenschap- en techniekonderwijs Niveau: Omcirkel het gewenste antwoord.
1=overwegend zwak 2=meer zwak dan sterk 3=meer sterk dan zwak 4=overwegend sterk Gezien: Omcirkel het gewenste antwoord.
0=nee, dat heb ik niet waargenomen 1=ja, dat heb ik waargenomen
Indicator: de leraar
Categorie: leerklimaat Niveau Leerkrachtgedrag Gezien
Toont in gedrag en taalgebruik
respect voor de leerlingen 1 2 3 4 Laat leerlingen uitspreken
Luistert naar wat leerlingen te zeggen hebben 0 1 0 1 Zorgt voor een ontspannen
sfeer 1 2 3 4 Spreekt de leerlingen op een positieve manier aan
Accepteert dat leerlingen fouten maken
0 1
0 1 Ondersteunt zelfvertrouwen van
de leerlingen 1 2 3 4 Koppelt op een positieve wijze terug op vragen/ opmerkingen van leerlingen
Geeft leerlingen complimenten over hun werk 0 1
0 1
35
Honoreert de bijdragen van leerlingen
0 1 Zorgt voor wederzijds respect 1 2 3 4 Stimuleert dat leerlingen naar elkaar luisteren
Bevordert dat leerlingen activiteiten als groepsgebeuren ervaren
0 1 0 1 Inspireert leerlingen 1 2 3 4 Toont zelf een onderzoekende instelling
Toont enthousiasme
Sluit aan bij de belevingswereld
Het materiaal past bij de belevingswereld Neemt de coachrol op zich
0 1 0 1 0 1 0 1 0 1
Categorie: instructie Niveau Leerkrachtgedrag Gezien
Geeft duidelijke uitleg van de
leerstof 1 2 3 4 Activeert de voorkennis van leerlingen Stelt vragen die door leerlingen worden begrepen
0 1 0 1 Geeft feedback aan de
leerlingen 1 2 3 4 Keurt oplossingen niet direct af
Geeft feedback op de wijze waarop leerlingen aan hun antwoord komen
0 1 0 1 Betrekt alle leerlingen bij de les 1 2 3 4 Geeft opdrachten die leerlingen aanzetten tot
actieve deelname
Stelt vragen die aanzetten tot nadenken Zorgt ervoor dat leerlingen goed luisteren en/of doorwerken
Geeft ook leerlingen de beurt die niet hun hand opsteken
0 1
0 1 0 1
0 1
Categorie: lesverloop Niveau Leerkrachtgedrag Gezien
Geeft gestructureerd les 1 2 3 4 De les is duidelijk opgebouwd uit de fases van de cyclus
De fases lopen vloeiend in elkaar over en sluiten op elkaar aan
De opdrachten hangen samen met wat in de instructie is besproken
Besteedt aandacht aan samenwerken van leerlingen
Stimuleert het zelf redeneren en kritisch denken
0 1 0 1 Laat leerlingen hardop denken 1 2 3 4 Geeft leerlingen de gelegenheid hardop
oplossingen te bedenken
Vraagt leerlingen oplossingen te verbaliseren 0 1
0 1 Categorie: afstemmen op
verschillen Niveau Leerkrachtgedrag Gezien
Stimuleert zwakke leerlingen 1 2 3 4 Geeft op positieve wijze feedback Honoreert de bijdrage van de leerling
0 1 0 1 Stemt de instructie af op
relevante verschillen tussen leerlingen
1 2 3 4 Geeft aanvullende instructie aan individu of
groep die het nodig heeft 0 1
Categorie: aanleren
strategieën Niveau Leerkrachtgedrag Gezien
Leert leerlingen oplossingen te
checken 1 2 3 4 Leert leerlingen uitkomsten te voorspellen 0 1 0 1
36
Leert leerlingen uitkomsten te relateren aan de praktische context
Moedigt kritisch denken leerling
aan 1 2 3 4 Vraagt leerlingen redenen te geven voor het
optreden van gebeurtenissen Vraagt leerlingen naar hun mening
Vraagt leerlingen na te denken over gegeven oplossingen of antwoorden
Vraagt leerlingen eigen voorbeelden te geven Geeft ruimte voor zelfsturing
0 1
0 1 0 1
0 1 0 1 Vraagt leerlingen na te denken
over strategieën bij de aanpak 1 2 3 4 Vraagt leerlingen de stappen van de gebruikte strategie/werkwijze uit te leggen
Vraagt leerlingen voor- en nadelen van strategie/werkwijze uit te leggen Laat leerlingen nadenken over mogelijke verbeteringen
0 1
0 1
0 1
7.3 Interviewleidraad
Interviewleidraad voor een semigestructureerd interview (Voor mondelinge, individuele afname)
ALGEMEEN
Hoe belangrijk vindt u wetenschap- en techniekonderwijs op de basisschool?
LEERKLIMAAT
Hoe ziet u het ideale leerklimaat tijdens een wetenschap- en techniekles?
INSTRUCTIE
Hoe geeft u vorm aan uw instructie tijdens een wetenschap- en techniekles?
LESVERLOOP
Hoe ziet u uw rol tijdens een wetenschap- en techniekles?
AFSTEMMEN OP VERSCHILLEN
Hoe gaat u om met verschillen tijdens een wetenschap- en techniekles?