• No results found

32 a. “Wat gebeurt er als je de takken wilt doorknippen met je handen halverwege de

schaar? En hoe kun je ervoor zorgen dat je dikkere takken makkelijk kunt doorknippen?”

b. “Kun je andere voorwerpen noemen die op een takkenschaar lijken? En wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen die voorwerpen?”

c. “Wie van jullie heeft er wel eens met een takkenschaar takken doorgeknipt?

Vond je dat gemakkelijk of moeilijk? Hoe kwam dat?”

d. Na het uitleggen van een formule die het principe beschrijft, vraagt u: “Begrijpen jullie dat je op deze manier kunt beredeneren tot welke dikte je met deze

takkenschaar de takken kunt doorknippen?”

14. Een leerling komt uw klas (groep 7) binnen met het verhaal dat thuis een zekering is doorgeslagen. Vader deed, terwijl de wasmachine draaide, de droogtrommel aan.

Toen was het ineens donker in de keuken. De leerling vraagt aan u hoe de zekering kapot heeft kunnen gaan.

Welke van onderstaande activiteiten benut het beste deze aanleiding voor een techniekactiviteit met de hele groep?

a. U vraagt naar wat de betreffende leerling thuis al heeft gedaan (bijv. naar de stoppenkast gelopen). Vervolgens laat u alle leerlingen aan de hand van een simulatie van het stroomcircuit in huis, waarmee ze kunnen experimenteren, ervaren hoe de zekering doorgeslagen kan zijn.

b. U bekijkt met alle leerlingen de aanduidingen op enkele lampen en apparaten (bijv. koffiezetapparaat, stofzuiger, afwasmachine) en laat de leerlingen zelf uitleggen wanneer de zekering het begeeft.

c. U gaat met de betreffende leerling op zoek naar een elektromonteur en nodigt deze uit om bij de stoppenkast op school uitleg te komen geven. Alle leerlingen bereiden van te voren vragen voor.

d. U geeft klassikaal demonstraties van stroomkringen met motortjes, serie- en parallelschakelingen, lampjes en gloeidraadjes, waarmee u een zekering kunt simuleren.

15. In welke van de onderstaande activiteiten komen de aard en doelstellingen van techniekonderwijs het beste tot uitdrukking?

a. De leerlingen van groep 7 en 8 ontwerpen een nieuw speeltoestel voor de leerlingen van groep 1 en 2.

b. De leerlingen van groep 7 en 8 bouwen gezamenlijk een kabelbaan voor op het schoolplein.

c. De leerlingen van groep 7 en 8 bedenken maatregelen, die op school genomen moeten worden om energie (gas en elektriciteit) te besparen.

d. De leerlingen van groep 7 en 8 onderzoeken met behulp van een waterbak welke materialen drijven of zinken.

16. U wilt met groep 8 de constructie van verschillende typen, niet beweegbare, bruggen bespreken. U kunt daarbij kiezen uit verschillende werkvormen.

Welke van onderstaande werkvormen is in dit geval het meest geschikt?

33

a. U laat de leerlingen enkele maquettes van verschillende bruggen zien. De

leeringen verzinnen vervolgens oplossingen om de stevigheid van deze bruggen te vergroten.

b. U maakt een digitale quiz over bruggen en laat deze door de leerlingen in tweetallen achter de computer maken.

c. U organiseert een fietsexcursie. De leerlingen fietsen langs verschillende bruggen en tekenen deze nauwkeurig na.

d. U geeft uitleg over hoe de stevigheid van bruggen met behulp van trek- en drukkracht tot stand komt. De leerlingen beantwoorden vervolgens een lijst met vragen over de constructie van verschillende bruggen.

17. De leerlingen hebben op het schoolplein twee gelijke sneeuwpoppen gebouwd. Eén pop heeft een dikke jas aan, de andere niet. Tijdens de invallende dooi blijkt dat van de twee sneeuwpoppen degene met jas langzamer smelt dan de sneeuwpop zonder jas. In het kader van energieoverdracht wilt u de leerlingen iets laten ervaren op het gebied van isolatie.

Welke van onderstaande activiteiten is de beste vertaling van dit natuurkundige principe (isolatie) in een techniekactiviteit?

a. U laat de leerlingen twee gelijke flessen vullen met evenveel ijsklontjes en laat ze met behulp van verschillende soorten isolatiemateriaal onderzoeken in welk van de twee flessen het ijs het snelste ontdooit.

b. U laat de leerlingen een betere jas, muts en sjaal (of andere vormen van isolerende kleding) ontwerpen en maken.

c. U gebruikt de authentieke situatie met de sneeuwpoppen, omdat dit goed aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen en diept dit probleem samen met de leerlingen uit door ze een onderzoekje te laten verrichten.

d. U legt de leerlingen in een kringgesprek uit dat de jas de warmte van buiten tegenhoudt, waardoor de sneeuwpop langzamer smelt en illustreert dit met thermosflessen met hete thee en koude limonade.

18. Welke van onderstaande uitgangspunten is het meest geschikt om leerlingen te motiveren voor techniekonderwijs?

a. Leerlingen dienen een realistische en uitdagende probleemstelling, die hen motiveert de techniekopdracht zelfstandig uit te voeren, voorgelegd te krijgen.

b. Door technieklessen te integreren met bijvoorbeeld wereldoriëntatie, kun je stukken theorie concretiseren en verdiepen door middel van praktische techniekopdrachten.

c. Als een techniekopdracht voldoende technische uitdagingen bevat, zal de leerling gemotiveerd blijven om de opdracht in zijn geheel uit te voeren.

d. Een helder omschreven stappenplan (instructie) ondersteunt en motiveert de leerlingen bij het uitvoeren van de techniekopdracht.

34

7.2 Observatieschema

Aangepast ICALT observatieschema voor wetenschap- en techniekonderwijs Niveau: Omcirkel het gewenste antwoord.

1=overwegend zwak 2=meer zwak dan sterk 3=meer sterk dan zwak 4=overwegend sterk Gezien: Omcirkel het gewenste antwoord.

0=nee, dat heb ik niet waargenomen 1=ja, dat heb ik waargenomen

Indicator: de leraar

Categorie: leerklimaat Niveau Leerkrachtgedrag Gezien

Toont in gedrag en taalgebruik

respect voor de leerlingen 1 2 3 4 Laat leerlingen uitspreken

Luistert naar wat leerlingen te zeggen hebben 0 1 0 1 Zorgt voor een ontspannen

sfeer 1 2 3 4 Spreekt de leerlingen op een positieve manier aan

Accepteert dat leerlingen fouten maken

0 1

0 1 Ondersteunt zelfvertrouwen van

de leerlingen 1 2 3 4 Koppelt op een positieve wijze terug op vragen/ opmerkingen van leerlingen

Geeft leerlingen complimenten over hun werk 0 1

0 1

35

Honoreert de bijdragen van leerlingen

0 1 Zorgt voor wederzijds respect 1 2 3 4 Stimuleert dat leerlingen naar elkaar luisteren

Bevordert dat leerlingen activiteiten als groepsgebeuren ervaren

0 1 0 1 Inspireert leerlingen 1 2 3 4 Toont zelf een onderzoekende instelling

Toont enthousiasme

Sluit aan bij de belevingswereld

Het materiaal past bij de belevingswereld Neemt de coachrol op zich

0 1 0 1 0 1 0 1 0 1

Categorie: instructie Niveau Leerkrachtgedrag Gezien

Geeft duidelijke uitleg van de

leerstof 1 2 3 4 Activeert de voorkennis van leerlingen Stelt vragen die door leerlingen worden begrepen

0 1 0 1 Geeft feedback aan de

leerlingen 1 2 3 4 Keurt oplossingen niet direct af

Geeft feedback op de wijze waarop leerlingen aan hun antwoord komen

0 1 0 1 Betrekt alle leerlingen bij de les 1 2 3 4 Geeft opdrachten die leerlingen aanzetten tot

actieve deelname

Stelt vragen die aanzetten tot nadenken Zorgt ervoor dat leerlingen goed luisteren en/of doorwerken

Geeft ook leerlingen de beurt die niet hun hand opsteken

0 1

0 1 0 1

0 1

Categorie: lesverloop Niveau Leerkrachtgedrag Gezien

Geeft gestructureerd les 1 2 3 4 De les is duidelijk opgebouwd uit de fases van de cyclus

De fases lopen vloeiend in elkaar over en sluiten op elkaar aan

De opdrachten hangen samen met wat in de instructie is besproken

Besteedt aandacht aan samenwerken van leerlingen

Stimuleert het zelf redeneren en kritisch denken

0 1 0 1 Laat leerlingen hardop denken 1 2 3 4 Geeft leerlingen de gelegenheid hardop

oplossingen te bedenken

Vraagt leerlingen oplossingen te verbaliseren 0 1

0 1 Categorie: afstemmen op

verschillen Niveau Leerkrachtgedrag Gezien

Stimuleert zwakke leerlingen 1 2 3 4 Geeft op positieve wijze feedback Honoreert de bijdrage van de leerling

0 1 0 1 Stemt de instructie af op

relevante verschillen tussen leerlingen

1 2 3 4 Geeft aanvullende instructie aan individu of

groep die het nodig heeft 0 1

Categorie: aanleren

strategieën Niveau Leerkrachtgedrag Gezien

Leert leerlingen oplossingen te

checken 1 2 3 4 Leert leerlingen uitkomsten te voorspellen 0 1 0 1

36

Leert leerlingen uitkomsten te relateren aan de praktische context

Moedigt kritisch denken leerling

aan 1 2 3 4 Vraagt leerlingen redenen te geven voor het

optreden van gebeurtenissen Vraagt leerlingen naar hun mening

Vraagt leerlingen na te denken over gegeven oplossingen of antwoorden

Vraagt leerlingen eigen voorbeelden te geven Geeft ruimte voor zelfsturing

0 1

0 1 0 1

0 1 0 1 Vraagt leerlingen na te denken

over strategieën bij de aanpak 1 2 3 4 Vraagt leerlingen de stappen van de gebruikte strategie/werkwijze uit te leggen

Vraagt leerlingen voor- en nadelen van strategie/werkwijze uit te leggen Laat leerlingen nadenken over mogelijke verbeteringen

0 1

0 1

0 1

7.3 Interviewleidraad

Interviewleidraad voor een semigestructureerd interview (Voor mondelinge, individuele afname)

ALGEMEEN

Hoe belangrijk vindt u wetenschap- en techniekonderwijs op de basisschool?

LEERKLIMAAT

Hoe ziet u het ideale leerklimaat tijdens een wetenschap- en techniekles?

INSTRUCTIE

Hoe geeft u vorm aan uw instructie tijdens een wetenschap- en techniekles?

LESVERLOOP

Hoe ziet u uw rol tijdens een wetenschap- en techniekles?

AFSTEMMEN OP VERSCHILLEN

Hoe gaat u om met verschillen tijdens een wetenschap- en techniekles?

37