• No results found

A Flexibel peilbeheer

In document Fase 4 - toets waterveiligheid (pagina 78-82)

Inleiding

Het Deltaprogramma IJsselmeergebied (DPIJ) is voornemens om de komende jaren verschillende stappen te gaan zetten in de richting van flexibilisering van het peilbeheer in het IJsselmeer (DPIJ, 2013). Flexibilisering streeft een structureel grotere beschikbare voorraad aan zoetwater na, beoogt de natuur in de oeverzone te versterken en onnodige pompkosten te voorkomen.

De bedoeling met de eerste stap is om de komende decennia in de behoefte aan zoetwater te voldoen. Het aspect natuur zal meteen worden meegenomen in het ontwerp. Naar verwachting zal invoering van flexibilisering van peilbeheer passen binnen de bestaande natuurwetgeving.

Mocht verder in de tijd de situatie daarom vragen, dan kan de eerste stap gevolgd worden door een tweede stap. Ook de tweede stap dient te passen binnen de randvoorwaarde voor de waterveiligheid en te passen binnen de natuurwetgeving.

Deze bijlage is afkomstig van DPIJ en opgenomen als achtergrondinformatie.

Eerste stap in Flexibilisering peilbeheer

Flexibilisering leidt tot meer variatie in het streefpeil door het jaar heen en bovendien komen meer mogelijkheden beschikbaar om gericht af te wijken van het streefpeil als de actuele situatie daar om vraagt. Het peilverloop over de jaren levert dan ook meer verschillen in het peilverloop op. De volgende nuancering is wel op zijn plaats: ook bij flexibel peilbeheer kunnende weersomstandigheden ervoor zorgen dat de feitelijke waterstand sterk afwijkt van het meerpeil dat de beheerder nastreeft.

Figuur A.1 illustreert een indicatieve weergave van het begrip flexibilisering van het peilbeheer in het IJsselmeer. Voor het Markermeer en de Randmeren wijkt het voorstel iets af. Dit komt aan de orde na de toelichting over het peilbeheer in het IJsselmeer.

Figuur A.1 Verloop van het meerpeil volgens flexibel peilbeheer

Peilbeheer in het IJsselmeer

De blauwe lijn (Figuur A.1) geeft ‘het huidige streefpeil’ weer: NAP-0,20 m in de zomerperiode en NAP-0,40 m in de winterperiode. De gestippelde blauwe lijn geeft een indicatie van het gemiddelde winterpeil in de praktijk dat ongeveer NAP-0,30 m bedraagt. De groene lijn geeft ‘het nieuwe streefpeil’ weer en kent meer variatie door het jaar heen. De

pijlen A, B en C geven aan wanneer en hoe bewust afgeweken kan worden van ‘het nieuwe streefpeil’ indien de situatie daarom vraagt. De blauwe zone geeft de totale bandbreedte aan waarbinnen het meerpeil kan fluctueren. De groene lijn (‘het nieuwe streefpeil’) wijkt op meerdere punten af van het huidige streefpeil:

Aan het eind van de winter, in de maand maart, wordt het meerpeil opgezet tot NAP-0,10 m. Na verloop van tijd zakt het meerpeil vervolgens terug tot het niveau van ‘het huidige streefpeil’ in de zomerperiode. De opzet van het meerpeil is naar verwachting gunstig voor de natuur in de oeverzone.

Het meerpeil in de zomerperiode blijft gehandhaafd in de maanden april tot en met juli. Vervolgens daalt het meerpeil in de maand augustus naar het nieuwe streefpeil in de winterperiode. Dit vroege uitzakken, pakt wellicht gunstig uit voor rietontwikkeling, terwijl vogels kunnen foerageren op de droogvallende, ondiepe platen.

Het gemiddelde meerpeil in de winterperiode zal naar verwachting niet stijgen. Het precieze peilbeheer in de winterperiode zal nog nader worden uitgewerkt. Bij de uitwerking dient rekening te worden gehouden met de waterveiligheid, met de gevolgen voor de omliggende watersystemen en met de pompkosten (zowel voor de pompen bij de Afsluitdijk als voor de gemalen die water uit de regionale systemen afvoeren).

Verwacht wordt dat In de meeste jaren peilbeheer plaats kan vinden door te sturen op ‘het nieuwe streefpeil’. Bij specifieke omstandigheden, als de situatie daar om vraagt, wordt hier echter bewust van afgeweken. De afwijking dient gebaseerd te zijn op heldere te kwantificeren criteria. Vier afwijkingen staan aangegeven met pijlen (Figuur A.2). Onderstaand is een eerste kwalitatieve omschrijving gegeven van ieder criterium:

1. Veiligheid: Bij een voorspelde hoge rivierafvoer, en / of in combinatie met een verwachte noordwesterstorm, wordt het meerpeil niet vroegtijdig verhoogd maar blijft op het niveau van ‘het nieuwe streefpeil’ in de winterperiode: waterveiligheid is immers een harde randvoorwaarde. Momenteel is de verwachting dat opzet van het meerpeil aan het eind van de winter toch gedurende een, eventueel beperkte, periode mogelijk is omdat pompcapaciteit beschikbaar komt.

2. Zoetwatervoorziening. Bij droogte of bij een voorspelde, zeer lage aanvoer van rivierwater wordt het meerpeil langer vastgehouden op het niveau van NAP-0,10 m (of daarop weer teruggebracht) om de buffervoorraad aan zoetwater zo groot mogelijk te maken. Bij droogte tegen het eind van de zomer kan besloten worden om niet uit te zakken in de maand augustus.

3. Waterverbruik. Als het verbruik van zoetwater groter is dan de aanvoer van water kan het meerpeil uitzakken tot NAP-0,30 m. Als het meerpeil verder dreigt uit te zakken, wordt de aanvoer van water vanuit de meren naar de omgeving beperkt. Het uitzakken tot NAP-0,30 m, zal de komende decennia naar verwachting slechts in extreem droge jaren voorkomen.

4. Waterafvoer en pompkosten. In de winterperiode kan het energiegebruik van pompen worden verminderd door, wanneer mogelijk, te spuien tot NAP-0,40 m en gericht te kijken naar een efficiënt aanslagpeil van de pompen. De waterveiligheid mag hierbij wederom niet in het gedrang komen. Bij een voorspelde hoge rivierafvoer, of een noordwester storm, kunnen de pompen eventueel worden ingezet om het meerpeil tot NAP-0,40 m te laten dalen. Op deze wijze komt meer buffercapaciteit beschikbaar om de rivierafvoer op te vangen. Dit is een nadere invulling van het principe “spuien als het kan, pompen als het moet”.

Peilbeheer in het Markermeer en de Veluwerandmeren

Verhoging van het meerpeil tot boven het huidige streefpeil in de zomerperiode kan lokaal tot wateroverlast leiden. Het huidige streefpeil in de zomerperiode blijft daarom gehandhaafd: Markermeer NAP-0,20 m en in de Veluwerandmeren NAP-0,05 m.

Daling van het meerpeil onder het huidige streefpeil in de zomerperiode levert forse beperkingen op voor de recreatievaart. Het meerpeil wordt daarom pas rond 1 oktober verlaagd naar het huidige streefpeil in de winterperiode, net zoals dat nu ook al gebeurt. In de Veluwerandmeren zal ook gedurende droge periodes het meerpeil op het huidige niveau gehouden worden (NAP-0,05 m). De bijdrage van deze meren aan de zoetwatervoorziening is zo klein, dat het geen zin heeft ze hiervoor in te zetten.

In het Markermeer kan het meerpeil in een extreem droge zomer wel dalen tot NAP-0,30 m. In een dergelijke extreme situatie, die maar incidenteel voor zal komen, worden de beperkingen voor de recreatievaart geaccepteerd.

Figuur A.2 Verloop van het meerpeil volgens flexibel peilbeheer in Markermeer en Veluwerandmeren

Tweede stap flexibilisering peilbeheer IJsselmeer

De eerste stap in flexibilisering van het peilbeheer in het IJsselmeer bestaat uit 10 cm peilopzet in de maand maart en 10 cm uitzakken in de maand augustus. In de toekomst wordt rekening gehouden met het uitvoeren van een eventuele tweede stap. De tweede stap bestaat uit 10 cm extra peilopzet in de maand maart en in de maanden april tot en met juli en vervolgens 20 cm uitzakken in de maand augustus en september (Variant 1). Bij Variant 2 is de extra peilopzet in de maand maart tot NAP+0,00 NAP achterwege gebleven (Figuur A.3).

J F M A M J J A S O N D -50 -40 -30 -20 -10 0 A 10 Niet uitzakken in zomerseizoen i.v.m. vaardieptes

Voorstel eerste stap flexibel peil Veluwerandmeren

Vervroegde opzet i.v.m. waterafvoer naar IJsselmeer/ Markermeer J F M A M J J A S O N D -50 -40 -30 -20 -10 0 C B B D A Niet standaard vroeg uitzakken i.v.m. vaardieptes Gooi-Eemmeer

Figuur A.3 Verloop van het meerpeil volgens de tweede stap uit flexibel peilbeheer voor IJsselmeer en Markermeer. Onderscheid is gemaakt in twee varianten

Bij de tweede stap wordt voor de Veluwerandmeren rekening gehouden met een verhoging van het streefpeil in de zomerperiode met 0,05 m tot NAP+0,00 m (Figuur A.4). Bij de tweede stap is voor de Randmeren dus slechts één variant in beeld.

Figuur A.4 Verloop van het meerpeil volgens de tweede stap uit flexibel peilbeheer voor de Veluwerandmeren

J F M A M J J A S O N D -50 -40 -30 -20 -10 0 C B B

Voorstel tweede stap flexibel peil IJsselmeer en Markermeer (variant 1) D A B J F M A M J J A S O N D -50 -40 -30 -20 -10 0 C B

Voorstel tweede stap flexibel peil IJsselmeer en Markermeer (variant 2) D A B J F M A M J J A S O N D -50 -40 -30 -20 -10 0 A 10

In document Fase 4 - toets waterveiligheid (pagina 78-82)