Op basis van de resultaten van dit vooronderzoek en de conclusies is het onderzoeksgebied gedeeltelijk verdacht verklaard op CE. Het advies met betrekking tot de aanwezigheid van CE en de uit te voeren werkzaamheden is als volgt.
Onverdachte gebieden
In deze gebieden kunnen de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden zonder dat hiervoor verdere stappen in de CE-opsporing noodzakelijk zijn. De werkzaamheden kunnen in deze gebieden derhalve regulier worden uitgevoerd.
Verdachte gebieden
In gebieden die verdacht zijn verklaard op CE wordt geadviseerd om voorafgaand aan de voorgenomen werkzaamheden vervolgstappen te ondernemen in de CE-opsporing. Hiervoor zijn meerdere mogelijkheden:
1. Het verplaatsen van de werkzaamheden buiten de verdachte gebieden, zowel in horizontale als in verticale zin;
2. Het laten uitvoeren van detectiewerkzaamheden. De detectietechniek is afhankelijk van de omgevingsfactoren, het soort te verachten munitie en de diepteligging ervan. Bij CE die maximaal op een diepte van 4,5 meter liggen kan oppervlaktedetectie worden toegepast, wanneer de CE dieper liggen dan 4,5 meter, kan dieptedetectie worden toegepast.
Door het ontbreken van sondeergegevens kan de maximale diepteligging van het gebied dat verdacht is op afwerpmunitie niet worden vastgesteld. Om de maximale diepteligging (10 MPa laag) van afwerpmunitie te kunnen bepalen dient sondeeronderzoek uitgevoerd te worden.
19050916 Historisch Vooronderzoek Conventionele Explosieven Snellerpoort Woerden 51
6 BIJLAGEN
BIJLAGE 1 OVERZICHT BEOORDELEN/EVALUEREN INVENTARISATIE (WSCS-OCE)
In het WSCS-OCE staat vermeld dat de indicaties en contra-indicaties uit de inventarisatie-resultaten dienen te worden beoordeeld en dat op basis hiervan de volgende punten gemotiveerd vastgesteld moeten worden:
• Of er sprake is van een CE verdacht gebied, en zo ja:
• De (sub)soort, hoeveelheid en verschijningsvorm van de vermoedelijke CE;
• De horizontale en verticale afbakening van het verdachte gebied.
Bij de beoordeling en evaluatie van de resultaten van de inventarisatie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
1. Indien sprake is van de vermoedelijke aanwezigheid van CE, wordt de conclusie VERDACHT gerapporteerd. Indien er geen sprake is van de vermoedelijke aanwezigheid van CE, wordt de conclusie ONVERDACHT gerapporteerd;
2. De conclusie wordt vastgesteld op basis van twee of meer onafhankelijke verifieerbare bronnen.
Indien een indicatie in slechts in bron is aangetroffen, wordt dit duidelijk aangegeven in de rapportage. Hierin wordt gerapporteerd hoe de betrouwbaarheid van de bronnen is ingeschat;
3. Indicaties en/of contra-indicaties dienen een locatieverwijzing te hebben, aangezien deze essentieel is om te bepalen of de informatie relevant is voor de aanwezigheid van CE op de projectlocatie en/of in het onderzoeksgebied. Voor de locatieverwijzing gelden de volgende uitgangspunten:
a. Indicaties en/of contra-indicaties moeten worden vertaald naar een locatie in de huidige topografie;
b. Waar sprake is van onduidelijkheid/onbetrouwbaarheid in de locatieverwijzing, wordt dit gedocumenteerd;
c. Bij gebruikmaking van indicaties en/of contra-indicaties uit geschreven bronnen, dient de locatieverwijzing uit het bronbestand in de rapportage ongewijzigd te worden overgenomen.
4. Bij het vaststellen van de conclusie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
a. Bij de beoordeling of bepaalde oorlogshandelingen een indicatie vormen voor de aanwezigheid van CE in het onderzoeksgebied, wordt bijlage 3 van het WSCS-OCE als leidraad gehanteerd. Hiervan mag alleen gemotiveerd worden afgeweken;
b. Als er geen indicaties zijn die wijzen op de aanwezigheid van CE in het onderzoeksgebied, is de conclusie ONVERDACHT;
c. Als er indicaties zijn dat bij oorlogshandelingen binnen de grenzen van de projectlocatie en/of onderzoeksgebied bepaalde hoofdsoorten CE zijn gebruikt/betrokken geweest, dan is (een deel van) de projectlocatie en/of onderzoeksgebied VERDACHT op de aanwezigheid van deze hoofdsoorten CE, tenzij op basis van contra-indicaties het tegendeel kan worden bewezen.
5. Het verdachte gebied wordt horizontaal en verticaal afgebakend, gespecificeerd per (sub)soort CE, hoeveelheid en verschijningsvorm van vermoedelijke CE. Daarbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
a. Bij de horizontale afbakening van het verdachte gebied wordt bijlage 3 van het WSCS-OCE gehanteerd;
b. Uitgangspunten voor de verticale afbakening:
i. Bij het bepalen van de verticale afbakening dient specifiek rekening te worden gehouden met: bodemweerstand, verwachte indringingsnelheid en –hoek, gewicht, vorm en diameter CE;
ii. Voor het berekenen van de penetratiediepte wordt gebruik gemaakt van een rekenmethode waarin ten minste rekening gehouden wordt met de volgende parameters: de afwerphoogte, de afwerpsnelheid, het gewicht van de bom, de diameter van de bom en de weerstand van de bodem;
19050916 Historisch Vooronderzoek Conventionele Explosieven Snellerpoort Woerden 52
iii. Indien sprake is van grondverzet/grondroering in de periode 1945 tot heden, wordt op basis daarvan bepaald of, en zo ja, tot welke diepte minus maaiveld (gerelateerd aan NAP), de aanwezigheid van CE kan worden uitgesloten;
iv. De verticale afbakening wordt zodanig uitgedrukt dat deze is te herleiden tot de diepte ten opzichte van NAP;
c. Uitgangspunten horizontale afbakening:
i. Bij de horizontale afbakening van het verdachte gebied wordt de tolerantie gemotiveerd, gebaseerd op het beschikbare bronnenmateriaal;
ii. Het verdachte gebied wordt weergegeven in RD-coördinaten;
d. Onder de verschijningsvorm wordt verstaan de wijze waarop CE in het verleden in de (water)bodem zijn terechtgekomen, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in:
afgeworpen, verschoten, gegooid, gelegd, weggeslingerd, opgeslagen, gedumpt, begraven (inclusief redepositie), als restant uit springputten of explosie en als onderdeel van (vliegtuig)wrakken en/of gezonken vaartuigen.
19050916 Historisch Vooronderzoek Conventionele Explosieven Snellerpoort Woerden 53
BIJLAGE 2 VASTSTELLEN VERDACHT GEBIED EN AFBAKENING IN VOORONDERZOEK
In onderstaand overzicht is de horizontale afbakening van het verdachte gebied weergegeven zoals deze is opgenomen in het WSCS-OCE.
Indicatie Algemene omschrijving Uitgangspunt conclusie Uitgangspunten voor afbakening verdacht gebied
Verdacht Onverdacht Verdedigingswerk Groepering van wapenopstellingen en/of
geschutsopstellingen, rondom afgezet met een versperring (bijvoorbeeld weerstandskern of steunpunt)
✗
Het grondgebied binnen de grenzen van hetverdedigingswerk is verdacht. De grenzen worden bij voorkeur bepaald aan de hand van gegeorefereerde luchtfoto’s.
Wapenopstelling Opstelling van handvuurwapen, machinegeweer of andere (semi)automatisch wapen, niet zijnde
onderdeel van een verdedigingswerk
✗
Locatie van de wapenopstellingGeschutopstelling (statisch en mobiel)
Locatie van geschut, niet zijnde onderdeel van
een verdedigingswerk.
✗
25 meter rondom het hart van degeschutopstelling, maar niet verder dan een eventuele aangrenzende watergang.
Munitieopslag in open veld
Locatie van munitievoorraad in het open veld,
niet zijnde binnen een verdedigingswerk
✗
Locatie van de veldopslaglocatieLoopgraaf Militaire loopgraaf
✗
Het gebied binnen de contouren van deloopgraaf is verdacht, bij voorkeur bepaald aan de hand van gegeorefereerde luchtfoto’s.
Tankgracht of –geul Een diepe (al dan niet droge) gracht of geul met steile wanden, aangebracht om
pantservoertuigen tegen te houden
✗
Niet verdacht, tenzij er aanwijzingen zijn dat er mogelijk munitie in gedumpt is.Landmijnen verdacht gebied
Middels een aanwijzing, niet zijnde een mijnenlegrapport, op landmijnen verdacht verklaard gebied. In het verdachte gebied zijn bij de controle door de MMOD géén landmijnen aangetroffen
✗
n.v.t.Landmijnen verdacht gebied
Middels een aanwijzing, niet zijnde een mijnenlegrapport, op landmijnen verdacht verklaard gebied. In het verdachte gebied zijn bij de controle door de MMOD, of bij naoorlogse activiteiten landmijnen aangetroffen.
✗
De grenzen zoals aangegeven in hetruimrapport
Mijnenveld Geregistreerd mijnenveld, waarvan mijnenlegrapport aanwezig is. Alle volgens het
legrapport gelegde landmijnen zijn geruimd.
✗
n.v.t.Mijnenveld Geregistreerd mijnenveld waarvan mijnenlegrapport aanwezig is. Niet alle volgens het mijnenlegrapport gelegde landmijnen zijn geruimd. Geen feitelijke onderbouwing bekend waarom er landmijnen worden vermist.
✗
De grenzen zoals aangegeven in hetmijnenlegrapport en/of ruimrapport.
Mijnenveld Mijnenlegrapport aanwezig. Niet alle volgens het legrapport gelegde landmijnen zijn geruimd.
Feitelijke onderbouwing bekend waarom er landmijnen worden vermist.
✗
n.v.t.Versperringen Versperringen, zoals strandversperringen en
drakentanden
✗
Tenzij er indicaties zijn dat CE onderdeeluitmaken van de versperring.
Infrastructuur zonder
geschutsopstelling of munitievoorraad
Militaire werken zoals woononderkomen of
werken met een burgerdoel zoals schuilbunker
✗
Tenzij er indicaties zijn op CE vanwege de aanwezigheid van nabij verdediging in de vorm van bijvoorbeeld wapenopstellingen Schuilloopgraaf Loopgraaf voor burgerbevolking om in te schuilen✗
n.v.t.Kampementen Grondgebied met onderkomens zoals tenten
✗
Tenzij er indicaties zijn op CE vanwege de aanwezigheid van munitieopslag of nabij verdediging in de vorm van bijvoorbeeld wapenopstellingen.Mangat Gat in grond met schuilfunctie, niet in gebruik
genomen als schuttersput
✗
n.v.t.Vernielingslading Locatie van aangebrachte vernielingslading
✗
Locatie van vernielingsladingArtillerie-, mortier- of raketbeschieting
Gebied dat is beschoten door mobiel of vast geschut, mortieren of grondgebonden
(meervoudige) raketwerpersysteem
✗
Situationeel te bepalenRaketbeschieting inslagenpatroon bekend
Gebied dat is getroffen door een raketbeschieting
met jachtbommenwerpers
✗
Op basis van een analyse van hetinslagenpatroon wordt de maximale afstand tussen twee opeenvolgende inslagen binnen een inslagpatroon bepaald. Het verdachte gebied wordt afgebakend door deze afstand te projecteren op de buitenste inslagen van het inslagenpatroon. Dat is exclusief de eventuele horizontale verplaatsing van de buitenste blindganger binnen het inslagenpatroon Inslagpunt
blindganger, zijnde een vliegtuigbom
Vliegtuig die niet in werking is getreden
✗
Te bepalen volgens rekenmethode waarin tenminste rekening wordt gehouden met de volgende parameters: de afwerphoogte, de afwerpsnelheid, het gewicht van de bom, de diameter van de bom en de weerstand van de bodem. Op basis van in ieder geval deze vijf parameters wordt berekend tot welke diepte CE theoretisch kunnen indringen en hoever de maximale horizontale verplaatsing is.
Crashlocatie vliegtuig
Aanwezigheid van CE vanwege de crash
✗
Situationeel te bepalenKrater van gedetoneerde
Gebied waarin zich de krater van de detonatie
van een incidentele luchtafweergranaat bevindt.
✗
Tenzij er indicaties zijn dat het geen incidentele luchtafweergranaat betreft.19050916 Historisch Vooronderzoek Conventionele Explosieven Snellerpoort Woerden 54 incidentele
luchtafweergranaat Inslagpunt van een V.1 wapen
Gebied dat is getroffen door de inslag van een
V.1 wapen
✗
15 meter rondom een inslagpunt vanwege demogelijke horizontale verplaatsing onder de grond.
Krater van een (gedeeltelijk) gedetoneerde V.1 wapen
Gebied waarin zich de krater van de detonatie
van een V.1 wapen bevindt.
✗
Situationeel te bepalenKrater van een (gedeeltelijk) gedetoneerde V.2 wapen
Gebied waarin zich de krater van de detonatie
van een V.2 wapen bevindt.
✗
Situationeel te bepalenDumplocatie van munitie en/of toebehoren
Dumplocatie van CE en/of toebehoren in
landbodem of op waterbodem
✗
Locatie van de dump en afbakening verdersituationeel te bepalen, bijvoorbeeld dumping in stilstaand of stromend water
Ongecontroleerde (massa)explosie
(Sympathische) detonatie van explosieven voorraad zoals ontploffing munitieopslag of
munitietrein
✗
Situationeel te bepalenVernietigingslocatie voor CE
Eén of meerdere springputten
✗
De contour(en) van de springput(ten) enafbakening verder situationeel te bepalen, bijvoorbeeld gelet op de afstand van eventuele uitgeworpen CE buiten deze contour(en).
Vernielingslading (in werking gesteld)
Locatie van in werking gestelde vernielingslading, waarbij de mogelijkheid bestaat op het aantreffen
van niet (geheel) gedetoneerde springlading(en)
✗
Locatie waar de vernielingslading in werking is gesteld en afbakening verder situationeel te bepalen.Tapijtbombardement Gebied dat is getroffen door een bombardement met middelzware en/of zware bommenwerpers, met als doel om schade aan te richten over een groot gebied.
✗
Op basis van een analyse van hetinslagenpatroon84 wordt de maximale afstand tussen twee opeenvolgende inslagen binnen een inslagpatroon bepaald. Het verdachte gebied wordt afgebakend door deze afstand te projecteren op de buitenste inslagen van het inslagenpatroon. Dat is exclusief de eventuele horizontale verplaatsing van de buitenste blindganger binnen het inslagenpatroon.
Gebied dat is getroffen door een bombardement met jachtbommenwerpers, met als doel om een
vooraf bepaald specifiek object te treffen
✗
Het verdachte gebied wordt bepaald door een afstand van 181 meter gemeten vanuit het hart van het doel85.Lineair gebied, nabij een spoorlijn, dat is getroffen door bombardement met jachtbommenwerpers, met als doel om de spoorlijn te treffen
✗
Het verdachte gebied wordt bepaald door eenafstand van 91 meter gemeten vanuit het hart van de spoorlijn86.
Gebied dat is getroffen door een raketbeschieting met jachtbommenwerpers, met als doel om een
vooraf bepaald specifiek object te treffen.
✗
Het verdachte gebied wordt bepaald door een afstand van 108 meter gemeten vanuit het hart van het doel87Raketbeschieting op zgn. ‘Line Target’, inslagenpatroon onbekend
Lineair gebied, nabij een spoorlijn, dat is getroffen door een raketbeschieting met jachtbommenwerpers, met als doel om de spoorlijn of treinstel op deze spoorlijn te treffen
✗
Het verdachte gebied wordt bepaald door eenafstand van 80 meter gemeten vanuit het hart van de spoorlijn88
84 Verzameling van de locaties van inslagen van één bepaald toestel of één bepaald bombardement.
85 Afstanden zijn afkomstig van een Britse studie (empirisch onderzoek) naar de accuratesse bij aanvallen door eenmotorige duikbommenwerpers gedurende de periode oktober 1944 – april 1945 (AIR 55/322). Eventueel effect van vijandelijk luchtafweer tijdens deze duikbombardementen is niet in de studie meegenomen. De genoemde afstand is de gemiddelde afstand t.o.v. het doel waarbij opgemerkt moet worden dat 50% van de vliegtuigbommen binnen 119 meter neer is gekomen en de maximaal gemeten afstand t.o.v. het doel 181 meter was.
86 Afstanden zijn afkomstig van een Britse studie (empirisch onderzoek) naar de accuratesse bij aanvallen door eenmotorige duikbommenwerpers gedurende de periode oktober 1944 – april 1945 (AIR 55/322). Eventueel effect van vijandelijk luchtafweer tijdens deze duikbombardementen is niet in de studie meegenomen. De genoemde afstand is de gemiddelde afstand t.o.v. het doel waarbij opgemerkt moet worden dat 50 % van de vliegtuigbommen binnen 46 meter neer is gekomen en de maximaal afstand t.o.v. het doel 91 meter was.
87 Afstanden zijn afkomstig van een Britse studie (empirisch onderzoek) naar de accuratesse bij aanvallen door eenmotorige duikbommenwerpers gedurende de periode oktober 1944 – april 1945 (AIR 55/322). Eventueel effect van vijandelijk luchtafweer tijdens deze duikbombardementen is niet in de studie meegenomen. De genoemde afstand is de gemiddelde afstand t.o.v. het doel (gebouwen) waarbij opgemerkt moet worden dat de gemiddelde spreiding van de raketten t.o.v. het middelpunt van een salvo 69 meter was, en dat de gemiddelde afstand van het middelpunt van een salvo t.o.v. het doel 39 meter was.
88 Afstanden zijn afkomstig van een Britse studie (empirisch onderzoek) naar de accuratesse bij aanvallen door eenmotorige duikbommenwerpers gedurende de periode oktober 1944 – april 1945 (AIR 55/322). Eventueel effect van vijandelijk luchtafweer tijdens deze duikbombardementen is niet in de studie meegenomen. De genoemde afstand is de maximale afstand gemeten n.a.v. luchtfoto-interpretatie.
19050916 Historisch Vooronderzoek Conventionele Explosieven Snellerpoort Woerden 55
BIJLAGE 3 DEKKING GERAADPLEEGDE LUCHTFOTO’S
19050916 Historisch Vooronderzoek Conventionele Explosieven Snellerpoort Woerden 56
19050916 Historisch Vooronderzoek Conventionele Explosieven Snellerpoort Woerden 57
19050916 Historisch Vooronderzoek Conventionele Explosieven Snellerpoort Woerden 58
19050916 Historisch Vooronderzoek Conventionele Explosieven Snellerpoort Woerden 59
BIJLAGE 4 A1CEINVENTARISATIEKAART
(Losbladig)
RAP_450331A
19050916 Historisch Vooronderzoek Conventionele Explosieven Snellerpoort Woerden 60
BIJLAGE 5 A1CE-BODEMBELASTINGKAART
(Losbladig)
Esri Nederland, Community Map Contributors 122000
122000
456000 456000
±
0 20 40 80
meter
CE-Bodembelastingkaart - VO Snellerpoort Woerden
Projectnaam:
Thierry van den Berg Elsa Buijs
Controleur:
Tekenaar:
IDDS Explosieven 071 - 402 85 86 's-Gravendijckseweg 37 info@idds.nl 2200 AC Noordwijk www.idds.nl Datum:
Onderwerp:Kenmerk: VO Snellerpoort Woerden 19050916
CE-Bodembelastingkaart
4-11-2019
Autorisatie: Christian Kuijpers
Legenda
Verdacht op afwerpmunitie Verdacht op raketten Onderzoeksgebied