• No results found

a. één lid aan te wijzen door de colleges van de deelnemende gemeenten die in geschil zijn;

b. één lid, aan te wijzen door het Algemeen bestuur;

21

c. één lid, aan te wijzen door de leden, bedoeld onder a. en b., met dien verstande, dat bij het ontbreken van overeenstemming tussen hen gedeputeerde staten dat lid aanwijzen.

3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

4. De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen.

Klachten

Artikel 49.

Voor de behandeling van klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt door het Algemeen bestuur een voorziening getroffen.

HOOFDSTUK XVIII (Overgangs- en slotbepalingen)

Inwerkingtreding

Artikel 50.

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking. De bekendmaking van deze regeling geschiedt door het college van de gemeente Deurne.

Toezending

Artikel 51.

De bij de wet voorgeschreven toezending van deze regeling aan Gedeputeerde Staten geschiedt door het college van de gemeente Deurne.

Aanhaling

Artikel 52.

Deze regeling kan worden aangehaald als "Gemeenschappelijke regeling Peelqemeenten"

22

Burgemeester en wethouders van Asten De burgemeester

Burgemeester en wethouders van Deurne Oe burgemeester

De secretaris De secretaris

Datum besluit college

Datum toestemming gemeenteraad

0 K "'Z/Dib

Datum besluit college

Datum toestemming gemeenteraad

Burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel Burgemeester en wethouders van Laarbeek Oe burgemeester De burgemeester

De secretans De secretans

Datum besluit college

Datum toestemming gemeenteraad

Datum besluit college

Datum toestemming gemeenteraad

Burgemeester en wethouders van Someren Oe burgemeester

De secretaris

Datum besluit college

Datum toestemming gemeenteraad

23

Toelichting Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten

Inleiding

Op 23 februari 2016 hebben de vijf Peelgemeenten, Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek en Someren een opdracht gegeven tot het uitwerken van een Businesscase over de doorstart van de gezamenlijke uitvoering van de Wmo, Jeugd en BMS taken (bestuursopdracht). Op 17 mei 2016 hebben alle colleges ingestemd met de Businesscase waaruit is gebleken dat de samenwerking tussen de vijf Peelgemeenten in financiële, organisatorische en inhoudelijke zin haalbaar en reëel is. De uitgangspunten uit de voormalige

"paddenstoelennota" zijn opnieuw onderschreven. Zo hebben de vijf Peelgemeenten opnieuw de intentie uitgesproken om ook op andere taakvelden samen te werken en dat zij solidair jegens elkaar zullen zijn bij het vormgeven en functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Op 19 juli 2016 hebben de vijf colleges ingestemd met het Bedrijfsplan waarin de contouren zijn geschetst voor een uitvoeringsorganisatie die ten dienste staat van (de lokale gebiedsteams van) de vijf Peelgemeenten.

Er is nader onderzocht in welke juridische vonn deze samenwerking het beste vormgegeven kon worden.

Vervolgens is uit opiniërende bespreking met de raden gebleken dat een gemeenschappelijke regeling in de vorm van een openbaar lichaam de meeste geschikte rechtsvorm is om de samenwerking tussen de vijf Peelgemeenten vorm te geven.

In 2015 was al besloten om de uitvoering van de Participatiewet (vooriopig) in een aparte

gemeenschappelijke regeling onder te brengen, de gemeenschappelijke regeling Werkbedrijf Atlant De Peel.

In 2018 wordt dit besluit geëvalueerd. Er moeten wel afspraken gemaakt worden tussen het openbaar lichaam Peelgemeenten en Werkbedrijf Atlant De Peel over de noodzakelijke afstemming van de taakuitvoering op het terrein van Wmo, Jeugd, BMS en de Participatiewet.

De gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten is een collegeregeling. Dat betekent dat geen

raadsbevoegdheden zijn ingebracht. In de regeling zijn wel enkele bepalingen opgenomen die voortvloeien uit de Wijzigingswet gemeenschappelijke regelingen die de raden van de deelnemende gemeenten een formele positie geven. Controle en beïnvloeding zijn daarmee mogelijk. De ervaring leert dat het bij collegeregelingen van belang is dat een goede communicatie op gang komt met de raden van de deelnemende gemeenten. Transparantie bij de taakuitvoering vergroot de onderiinge betrokkenheid.

Democratische legitimatie

De gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten is zoals aangegeven een collegeregeling. Aan het openbaar lichaam worden geen bevoegdheden overgedragen (delegatie) maar zijn bevoegdheden

opgedragen (extern mandaat). De colleges hebben bij Peelgemeenten taken neergelegd op het terrein van de Wmo, Jeugd en BMS.

De positie van de gemeenteraad bij het treffen van een collegeregeling is in de wet geregeld. De Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt in artikel 1 tweede lid dat de gemeenteraad voor het treffen van een dergelijke regeling toestemming moet geven. Dat geldt bij het aangaan, wijzigen, toetreden en uittreden. De door het college gevraagde toestemming kan alleen worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Dat impliceert een beperkte toetsing. Die toetsing is wel nodig omdat met het aangaan van een nieuwe gemeenschappelijke regeling de gemeente er een verbonden partij bij krijgt en de financiële gevolgen van de regeling opgenomen worden in de begroting van de gemeente. De hieruit voortvloeiende verplichtingen zijn zelfs verplichte uitgaven als bedoeld in artikel 194 Gemeentewet. Als zodanig heeft het aangaan en het functioneren van een gemeenschappelijke regeling gevolgen voor het budgetrecht van de gemeenteraad. Het is daarom ook juist dat de gemeenteraad in de gelegenheid is hierover een standpunt in te nemen binnen de geschetste wettelijke kaders (niet in strijd met het recht of het algemeen belang).

Het college van burgemeester en wethouders is individueel en gezamenlijk verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad voor het gevoerde bestuur (zie artikel 169 Gemeentewet). De gemeenteraad bestaat uit de gekozen volksvertegenwoordigers, die door hun verkiezing democratisch gelegitimeerd zijn. Die verantwoordingsplicht van het college en de individuele leden verandert niet als de colleges van burgemeester en wethouders besluiten een collegeregeling aan te gaan.

Voor de leden van het Algemeen bestuur blijft die verantwoordingsplicht voor elk lid naar de raad van de eigen gemeente bestaan (zie artikel 19 derde lid juncto artikel 16 tweede lid Wgr). Het vragenrecht en recht van interpellatie blijven bestaan ook jegens collegeleden die lid zijn van het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam. Ingevolge artikel 16 vierde lid Wgr kan de gemeenteraad een lid van het Algemeen bestuur dat afkomstig is uit de eigen gemeente ontslag verienen. Daarenboven geldt dat raadsleden gebruik kunnen maken van het enquêterecht ex artikel 155a Gemeentewet en voorts ook dat

rekenkamer(commissies) onderzoeken kunnen doen (zie artikel 26 van de regeling).

In financieel opzicht blijven de gemeenteraden in positie omdat zij jaariijks hun zienswijze kenbaar kunnen maken over de ontwerpbegroting en het daaraan ten grondslag liggend jaanverkplan. Dat jaanverkplan komt tot stand in overieg tussen het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten. Hierin worden de afspraken per gemeente vastgelegd. Elk college van burgemeester en wethouders en elk individueel collegelid is daarop in de eigen gemeente aanspreekbaar. Door toezending van de jaarrekening van het openbaar lichaam wordt achteraf verantwoording afgelegd. Eerder is dat intern gebeurd bij de aanbieding van de jaarrekening door het Dagelijks bestuur aan het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam. Bovendien wordt opgemerkt dat indien een tussentijdse begrotingswijziging nodig is, die leidt tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdrage, de raden van de deelnemende gemeenten wederom in de gelegenheid zijn zich daarover uit te spreken en hun zienswijze kenbaar te maken, tenzij er geen sprake is van aanpassing van de gemeentelijke bijdragen.

In het verieden is in de aanloop tot de inrichting van het openbaar lichaam een klankbordgroep geformeerd bestaande uit twee raadsleden per deelnemende gemeente. Deze klankbordgroep bestaat nog steeds en is als instituut van en voor de deelnemende gemeenteraden. De klankbordgroep is geen formeel orgaan van het openbaar lichaam maar wordt wel erkend als een aparte overiegvorm waarvan het wenselijk is om dit in stand te houden.

Rechtsverhouding colleges versus tiet openbaar lichaam

Het openbaar lichaam Peelgemeenten betreft een uitvoeringsorganisatie waaraan bevoegdheden worden opgedragen door de colleges. De te mandateren bevoegdheden worden per gemeente vastgelegd in een zogenaamd extern mandaatbesluit. De colleges behouden de bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen.

Zo blijft ook de bevoegdheid om een verordening vast te stellen bij de gemeenteraad berusten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 11nstelling en plaats van vestiging

Het openbaar lichaam Peelgemeenten heeft rechtspersoonlijkheid en kan uit dien hoofde zelfstandig aan het rechtsverkeer deelnemen. Artikel 10 lid 3 Wgr bepaalt dat in de regeling de vestigingsplaats benoemd moet worden. Het betreft de statutaire vestigingsplaats van het openbaar lichaam. Dit is onder meer van belang voor de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Gebruikte begrippen komen terug in de tekst van de regeling. Indien venvezen wordt naar wetten geldt de wettekst die van kracht is ten tijde van het raadplegen van de regeling.

Artikel 3 Belang en doel

In het eerste lid van dit artikel is expliciet het belang als bedoeld in artikel 10 eerste lid Wgr benoemd waarom de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten deze regeling treffen: dat gebeurt ter behartiging van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken van de deelnemende gemeenten.

Opgericht wordt een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie in de vorm van een openbaar lichaam voor in eerste instantie de uitvoering van gemeentelijke taken op het terrein van de Wmo, Jeugd, BMS. In de toekomst kan dit uitgebreid worden naar andere taakvelden.

Lid 4 maakt het mogelijk dat de uitvoeringsorganisatie opdrachten aanneemt van niet aan de regeling deelnemende gemeenten. Dit beperkt zich wel tot het aannemen van opdrachten die passen binnen de werkzaamheden en taken die de gemeenschappelijke regeling uitvoert.

Artikel 4 Bevoegdheden

Het openbaar lichaam is een uitvoeringsorganisatie ten dienste van de vijf Peelgemeenten. Het openbaar lichaam opereert op basis van de door de colleges verstrekte externe mandaten. Deze externe mandaten zijn niet opgenomen in de regeling doch in een apart besluit. Die handelswijze biedt de mogelijkheid voor de colleges om te allen tijde snel aanpassingen door te voeren. Uitgangspunt is dat er maximaal mandaat wordt verieend aan de algemeen directeur om de bedrijfsvoering van alle dag te organiseren (de WAT bij het Algemeen bestuur/Dagelijks bestuur, de HOE bij de algemeen directeur en zijn/haar ambtelijke organisatie).

Met betrekking tot de bevoegdheid om een gemeenschappelijke regeling te treffen is uitgezonderd de bevoegdheid om een openbaar lichaam in te stellen. Dit is niet wenselijk omdat daarmee de positie van de lokale gemeenten op nog grotere afstand worden geplaatst. Een lichte gemeenschappelijke regeling (DVO) kan daarentegen wel wenselijk zijn.

Expliciet is in de regeling opgenomen dat het Algemeen bestuur bevoegd is privaatrechtelijke

rechtspersonen op te richten of daarin deel te nemen. Artikel 31a tweede lid van de Wgr bevat na de laatste wetswijziging de bepaling dat het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam de raden van de

deelnemende gemeenten in de gelegenheid moet stellen vooraf hun wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Hierdoor is een aparte voorhangprocedure niet meer benodigd.

In lid 4 is opgenomen dat het Dagelijks bestuur bevoegd is met een of meer al dan niet deelnemende gemeenten samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met betrekking tot ondersteunende dienstveriening voor (aanverwante) taken waarmee het openbaar lichaam belast is. Besluiten hieromtrent zijn majeure dossiers die eerst aan het Algemeen bestuur voorgelegd moeten worden.

Artikel 5 Taken

In dit artikel zijn de taken van de uitvoeringsorganisatie Peelgemeenten beschreven. Een uitgebreidere omschrijving van de taken is terug te lezen in het Bedrijfsplan Peelgemeenten. Daarin is ook het onderscheid tussen de lokale en bovenlokale verantwoordelijkheid nader omschreven.

Met betrekking tot schuldhulpveriening lopen, op naam van de gemeente Helmond, nog diverse trajecten met inwoners van de vijf Peelgemeenten voor een periode van in totaal drie jaar. Ten aanzien van deze trajecten zijn er een aantal opties. De mogelijkheid bestaat dat de trajecten die nog lopen op 1 januari 2017 niet worden overgenomen door het openbaar lichaam Peelgemeenten maar dat de gemeente Helmond deze trajecten voor de vijf Peelgemeenten zal afronden. Een andere optie is dat de gemeenschappelijke regeling toch deze trajecten overneemt en afrond. Over dit onderdeel lopen nog onderhandelingen met de gemeente Helmond. Voor nieuwe trajecten voert het openbaar lichaam Peelgemeenten sowieso volledig de taken uit op het gebied van schuldhulpveriening.

Zoals eerder is besloten, kan de gemeenschappelijke regeling in de toekomst worden uitgebreid met andere taakvelden wanneer de colleges daartoe besluiten. In dat geval moet de gemeenschappelijke regeling daarvoor worden gewijzigd.

Artikel 6 Organen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 7 Samenstelling Algemeen bestuur

Ondenverp van deze gemeenschappelijke regeling is de uitoefening van collegebevoegdheden. Op grond van artikel 13 zesde lid Wgr kunnen alleen leden van het college van burgemeester en wethouders lid zijn van het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam Peelgemeenten.

Gelet op artikel 14 lid 3 Wgr mogen de leden van het Dagelijks bestuur nimmer de meerderheid van het Algemeen bestuur uitmaken. In lid 1 van dit artikel is bepaald dat het Dagelijks bestuur minimaal dient te bestaan uit de voorzitter en twee andere leden. Bij een minimaal Dagelijks bestuur van drie leden dient het Algemeen bestuur dus uit minimaal zes leden te bestaan. Het uitgangspunt is om een zo efficiënt

mogelijke organisatie in te richten en daarom is er gekozen voor een Dagelijks bestuur van drie en een Algemeen bestuur van zes leden, waarvan een de voorzitter is. De gemeente die de voorzitter levert vaardigt ook een tweede lid af in het Algemeen bestuur. Qua stemverhouding wordt dit gelijk getrokken, zoals te lezen is in de toelichting bij artikel 9 van de gemeenschappelijke regeling. Zodoende heeft in ieder geval elke gemeente een lid afgevaardigd in het Algemeen bestuur.

Artikel 8 Werkwijze Algemeen bestuur

In artikel 22, eerste lid van de Wgr is geregeld dat het Algemeen bestuur een reglement van orde vaststelt.

In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:

vaststellen vergaderschema;

opstellen agenda, uitnodiging c.q. kennisgeving vergadering en verslaglegging;

wijze van behandeling van voorstellen en besluitvorming;

handhaving van de orde tijdens de vergadering;

besloten- c.q. openheid van vergadering. In beginsel zijn de vergaderingen openbaar. Onder

voonvaarden kan besloten worden tot een besloten vergadering. De onderwerpen waarover niet in een besloten vergadering kan worden beraadslaagd of besloten, zijn limitatief opgesomd in het derde lid.

De verwijzing naar de artikelen uit de Gemeentewet hebben betrekking op het functioneren van de gemeenteraad (bijv. ordehandhaving, onthouden van deelname aan stemmingen). In de Wgr wordt de gemeenteraad gelijk gesteld aan het Algemeen bestuur.

De vergaderingen van het Algemeen bestuur zijn openbaar. Derden kunnen als adviseur worden uitgenodigd bij de vergadering.

Artikel 9 Besluitvorming

Gelijke stemverhouding tussen de deelnemende gemeenten is het uitgangspunt In dit artikel wordt bepaald dat iedere gemeente twee stemmen kan uitbrengen. Indien een gemeente één lid in het Algemeen bestuur heeft aangewezen dan mag diegene twee stemmen uitbrengen. De gemeente die de voorzitter levert en daardoor ook een tweede lid in het Algemeen bestuur afvaardigt brengt ook twee stemmen uit maar in dat geval één stem per persoon. De voorzitter brengt één stem uit en het tweede lid brengt één stem uit.

Besloten wordt in beginsel met een meerderheid van stemmen. Besluiten betreffende vaststelling van de begroting, begrotingswijzigingen, jaarstukken en majeure dossiers behoeven een gekwalificeerde

meerderheid van minimaal acht stemmen. De ratio hiervoor is gelegen in de overtuiging dat dergelijke voor de samenwerking wezenlijke besluiten moeten steunen op een gekwalificeerde meerderheid.

Artikel 10 Bevoegdheden

In artikel 33 Wgr is bepaald dat de bevoegdheden die bij de regeling worden overgedragen bij het Algemeen bestuur berusten tenzij bij de wet of in de regeling anders is bepaald. In artikel 33b van de Wgr zijn

bevoegdheden opgesomd die in elk geval behoren bij het Dagelijks bestuur.

Artikel 11 Geheimhouding

Bepaling is gelijk aan bepalingen uit de Gemeentewet die gelden voor raadsvergaderingen.

Artikel 12 Samenstelling Dagelijks bestuur

Zoals toegelicht bij artikel 7 van de gemeenschappelijke regeling dient het Dagelijks bestuur minimaal te bestaan uit de voorzitter en twee andere leden. Het uitgangspunt bij de inrichting van de

gemeenschappelijke regeling is dat het bestuur vooral slagvaardig moet kunnen optreden. Een groot Dagelijks bestuur is daarom niet gewenst, zeker niet omdat dit direct iets betekent voor de omvang van het Algemeen bestuur. Immers de leden van het Dagelijks bestuur mogen nimmer de meerderheid uit maken van het Algemeen bestuur. Een Dagelijks bestuur bestaande uit drie leden past bij het uitgangspunt om slagvaardig te kunnen optreden. Bovendien zal er maximaal mandaat worden verieend aan de algemeen directeur waardoor het aantal besluiten in het Dagelijks bestuur beperkt kan worden.

De zittingsperiode parallel aan de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders is opgenomen om wijzigingen in de samenstelling van het Dagelijks bestuur mogelijk te maken.

Artikel 13 Taak Dagelijks bestuur Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 14 Bevoegdheden Dagelijks bestuur

Dit artikel behoeft geen toelichting. Venvezen wordt naar het gestelde bij artikel 10.

Artikel 15 Besluitvorming Dagelijks bestuur

De bepalingen in de Gemeentewet betrekking hebbende op stemmingen en het functioneren van het college van burgemeester en wethouders zijn van overeenkomstige toepassing, leder lid heeft één stem, meervoudig stemrecht is in het Dagelijks bestuur niet noodzakelijk. De vergadering van het Dagelijks bestuur vinden plaats achter gesloten deuren. Het Dagelijks bestuur stelt een regelement van orde op dat aan het Algemeen bestuur wordt toegezonden.

Artikel 16 Geheimhouding

Identiek aan het gestelde onder artikel 11.

Artikel 17 Voorzitter en de vice-voorzitter

De voorzitter wordt door en uit het Algemeen bestuur aangewezen op grond van het bepaalde in artikel 13 negende lid Wgr. Een externe voorzitter is niet mogelijk. De voorzitter van het Algemeen bestuur is tevens voorzitter van het Dagelijks bestuur (artikel 13 lid 9 juncto artikel 14 lid 1 Wgr). Bij afwezigheid van de voorzitter fungeert een ander lid van het Dagelijks bestuur als vice-voorzitter.

Artikel 18 Secretaris

Uitgegaan wordt van de situatie dat het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur worden bijgestaan door een ambtelijk secretaris met als aandachtsgebied de bewaking van de bestuuriijke, juridische en financiële kaders waarbinnen het openbaar lichaam moet functioneren. De secretarisfunctie wordt belegd bij de algemeen directeur. Het Algemeen bestuur wijst de secretaris aan en wijst op voordracht van het Dagelijks bestuur ook een medewerker van het openbaar lichaam aan als plaatsven/anger.

Artikel 19 Bestuurscommissies

Omwille van korte heldere bestuurlijke lijnen dient terughoudend omgegaan te worden met het instellen van het zware instrument van bestuurscommissies. Voor de volledigheid is deze optie toch in de regeling opgenomen.

Het Algemeen bestuur dient ingevolge artikel 25 tweede lid Wgr het voornemen om een functionele bestuurscommissie in het leven te roepen te melden bij de raden van de deelnemende gemeenten en hen in de gelegenheid stellen hun wensen en bedenkingen ter kennis te brengen van het Algemeen bestuur.

Artikel 20 Adviescommissies

De instelling van vaste adviescommissies aan het Dagelijks bestuur en aan de voorzitter geschiedt door het Algemeen bestuur. Andere adviescommissies aan het Dagelijks bestuur of de voorzitter worden ingesteld door het Dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter.

Binnen het openbaar lichaam Peelgemeenten zal het overieg tussen de portefeuillehouders Wmo, Jeugd en BMS als een formele adviescommissie van het Dagelijks bestuur worden ingesteld. Hierdoor worden de portefeuillehouders formeel in positie gebracht om advies uit te brengen over inhoudelijke ondenverpen.

Het instellen van deze adviescommissie geschiedt bij besluit van het Dagelijks bestuur zodra de gemeenschappelijke regeling in werking is getreden. Bij instellingsbesluit worden de concrete bevoegdheden en wijze van vergaderen van de adviescommissie vastgesteld.

In de toekomst kunnen ook overige adviescommissies worden ingesteld wanneer hiertoe de behoefte bestaat.

Artikel 21 Werkgroepen, overlegvormen

Het gaat hier om informele overiegvormen, die als zodanig niet zijn benoemd in de Gemeentewet.

Het gaat hier om informele overiegvormen, die als zodanig niet zijn benoemd in de Gemeentewet.