In zijn recente Art of the actual spreekt kunsthistoricus Richard Thomson voor wat betreft de Franse beeldtaal van rond 1900, ondanks een enorme verscheidenheid in opvatting en uitwerking, van een figuratieve, naturalistische beeldende kunst, waartoe hij naast de Impressionisten, ook hun opvolgers Cézanne, Gauguin, Seurat, Signac en Toulouse-Lautrec, rekent: ‘motivated by the desire of the documentary, scientific, modern.’39 Een vergelijkbare beeldtaal bepaalde, ondanks verschillen in opvatting en uitwerking, tot in de
39 Thomson, Richard. Art of the Actual. Naturalism and Style in Early Third Republic France 1880-1900. New Haven en London : Yale University Press, 2012, 310.
vroege 20e eeuw de openbaring van Hollands heerlijkheid en zijn zoeken naar aansluiting bij een nationale traditie.
Deze openbaring van Hollands heerlijkheid, in die tijd vooral vertegenwoordigd door ‘Den Haag’, en het streven van kunstenaars van een jongere generatie als Toorop, Van Dongen, Sluijters en Mondriaan om aansluiting te vinden bij een internationale
moderniteit, vond in deze jaren echter weinig weerklank in Frankrijk, waar de moderne kunst een eigen traditie had gevonden in onder meer Delacroix, de schilders van Barbizon en de Impressionisten en hun opvolgers. Op zijn beurt vond deze moderne, Franse kunst, in tegenstelling tot het werk van de schilders van Barbizon die wel goed naar de Hollandse 17e eeuw zouden hebben gekeken, maar uiterst moeizaam een weg naar Nederland, ondanks enkele vroege initiatieven en aankopen door particulieren.40
Eind 1911 verhuisde Mondriaan, in Nederland als realistisch landschapschilder begonnen, naar Parijs. Verkerend in het ‘Royaume des Cubistes’ maakte hij er zijn Bloeiende bomen op basis van een motief uit het Zeeuwse Domburg [Afb. 25]. Op weg naar een verdere conceptualisering van de vorm, stelde hij in 1912 op de Salon des Indépendants − onder de voor die gelegenheid verfranste naam Pierre Mondrian − enkele kubistische werken tentoon, waarover een Franse criticus oordeelde dat hij het kubisme ‘blindelings’ beoefende, ‘zonder ook maar de minste notie te hebben van de wet der volumes.’41
40 Zie: Leeuw, Ronald de. De Collectie Europa. Het verzamelen van buitenlandse kunst in Nederland. Zwolle : Waanders, 1996 [Oratie Vrije Universiteit Amsterdam 20 november 1995], en met betrekking tot ontvangst van de moderne kunst in Nederland in de 20e eeuw: Adrichem, Jan van. De ontvangst van de moderne kunst in Nederland 1910-2000.
Picasso als pars pro toto. Amsterdam : Prometheus, 2001.
41 Joosten, Joop [met Angelica Zander Rudenstine], “Chronologie.” In: Piet Mondriaan 1872-1944, Bois, Yve-Alain, Joop Joosten, Angelica Zander Rudenstine en Hans Janssen. Washington: National Gallery of Art, Den Haag: Haags Gemeentemuseum en New York: The Museum of Modern Art, 1994-1995, 28.
Tentoonstellingscatalogus.
Afbeelding 25: Piet Mondriaan (1872-1944), Bloeiende bomen, 1912, olieverf op doek, 60 x 85 cm, The Judith Rothschild Foundation, New York City.
Afbeelding 25: Piet Mondriaan (1872-1944), Bloeiende bomen, 1912, olieverf op doek, 60 x 85 cm, The Judith Rothschild Foundation, New York City.
Enkele jaren eerder ontlokten de in Montmartre ontstane werken van Sluijters en Van Dongen aan Nederlandse critici het commentaar, dat daarin de sfeer van ‘heel een Fransche school van Montmartre- teekenaars en – schilders’ heerste, maar dat deze werken geenszins aansloten bij een Hollandse traditie [Afb. 26, 27]. Van Dongen, die in Parijs bleef, zou door zijn combinatie van ‘Hollandse kwaliteiten en Frans élan’, in de jaren 1920 en 1930 worden gewaardeerd als een van de voormannen van de eigentijdse Franse avant-garde, terwijl Sluijters ‘Franse’ werken weer als opmaat worden gezien voor de hem toegeschreven rol als ‘wegbereider van het modernisme in Nederland.’42
Een bredere weerklank voor Hollands heerlijkheid, maar weer niet voor het streven van genoemde kunstenaars van een jongere generatie,
42 Zie: Hopmans, Anita, “Kees van Dongen. Sociaal engagement en sensuele vrouwen in Montmartre.” In: Nederlanders in Parijs, 215.
Afbeelding 26: Jan Sluijters, Bal Tabarin, Paris, 1907, olieverf op doek, 200 x 140 cm, Stedelijk Museum, Amsterdam.
Afbeelding 27: Kees van Dongen, De draaimolen, Place Pigale, 1905, olieverf op doek, 45 x 53 cm, Fondation Bremberg, Toulouse.
was er rond 1900 wél in eigen land, Duitsland, Groot-Brittannië, Midden-Europa en in Canada en de Verenigde Staten. Hier was zij rond 1880 onthaald als Modern Dutch School: ‘The Netherlandish pictures of Mesdag (..) Blommers, the two Marisses, Mauve and others are offered with confidence’, stond in de New York Times te lezen.43 Deze moderne, Hollandse school zou zelfs hebben bijgedragen aan een ware Hollandgekte. Als erfgenaam van de grootste bloeiperiode van de cultuur van een van de founding fathers, werd die nu ook oprechte, democratische waarden toegedicht, te weten een combinatie van
43 Zie voor deze ontvangst: Collecting in the Gilded Age: Art Patronage in Pittsburgh, 1890 1910, Weisberg, Gabriel, red. Pittsburg: Frick Art Center, 1997.
Tentoonstellingscatalogus. Voor de verkoop van werk van de Haagse School in de Verenigde Staten: Dekkers, Dieuwertje. “”Where are the Dutchmen?” Promoting the Hague School in America, 1875-1900.” Simiolus 24(1996): 54-73.
Afbeelding 28: Jacob Maris (1837-1899), De brug, 1885, olieverf op doek, 112,7 x 138,1 cm, The Frick Collection, New York City.
godsvrucht en godsdienstvrijheid, een eenvoudige en eerlijke manier van leven en nuchtere koopmansgeest.44
Old Dutch Masters en de Modern Dutch School vonden, zoals ook de verkoopboeken van de kunsthandels Goupil en Knoedler in New York uitwijzen, in de zogenoemde Gilded Age met zijn enorme immigratie, verstedelijking en economische expansie en nieuwe rijkdom, in groten getale zijn weg naar de kabinetten van vermogende Amerikaanse verzamelaars. Hierin kreeg zij een plaats naast werk uit andere nationale scholen, zoals die van Barbizon, en van kunstenaars als de Parijse Hollander Kaemmerer. Zo vond Maris’ De brug in 1906, via
44 Stott, Annette. Hollandgekte. De onbekende Nederlandse periode in de Amerikaanse kunst en cultuur. Amsterdam : The Overlook Press, 1998. Zie ook: Goodfriend, Going Dutch.
Afbeelding 29: Salomon van Ruysdael (ca. 1602-1670), Riviergezicht, ca. 1667, olieverf op doek, 66,7 x 89,2 cm, The Frick Collection, New York City.
Knoedler, een bestemming in de vermaarde collectie van trofeeënjager Frick, als moderne pendant van zijn, eveneens bij Knoedler
aangekochte, Ruysdael [Afb. 28, 29].
Tot ver in de jaren 1920 stonden werken van Old Dutch Masters en de Modern Dutch School bovenaan de verlanglijstjes van Amerikaanse verzamelaars. In die jaren deden ook de werken van de in 1890 overleden Van Gogh, als een van de grondleggers van een als meer oprecht geachte moderne kunst, en ook van Mondriaan, als eigentijds representant daarvan, hun intrede in de Verenigde Staten.